De laatste maanden is er veel gedoe geweest over komieken die verkeerde grappen zouden hebben gemaakt; grappen die volgens sommigen helemaal geen grappen zijn. Dave Chappelle werd beticht van transfobie, Jimmy Carr van het verheerlijken van genocide. Telkens laait de discussie over de verantwoordelijkheid en de vrijheid van de komiek weer op.
Maar hoe zit het met de verantwoordelijkheid van het publiek om de grap te onderscheiden van de werkelijkheid?
Satire is van oudsher een belangrijke vorm van het vrijmoedige woord. Het wordt gekenmerkt door risico, maar ook door de poging een waarheid aan het licht te brengen. Dat is waar het risico uit voortkomt: het gaat om een waarheid waarvoor iemand in het uiterste geval bereid is zijn bestaanszekerheid op het spel te zetten. Bij uitstek is het kritiek op degenen die macht over ons hebben. Hoe komt de satiricus hier mee weg?
In tijden waarin koningen nagenoeg absolute macht hadden was er al de hofnar, de zot die de meest machtige en prominente heerser zonder straf kon bespotten. Hoeveel historische waarheid hierin zit is de vraag, maar dat het al eeuwen een rol speelt in onze verbeelding over satire staat vast. Waarom mag de zot de waarheid vertellen waar anderen voor worden gestraft? Hij is niet machtig. Sterker nog: hij is niemand, een nobody. Hij telt niet mee en daarom is wat hij zegt niet écht gezegd. Maar dat betekent niet dat het geen effect heeft.
Satire bevindt zich daarmee op een snijvlak tussen de waarheid en het buitenspel zetten van die waarheid. Daarmee bevindt het zich ook op een snijvlak tussen het ‘alles mogen zeggen omdat het toch niet telt’, en het verantwoordelijk zijn voor het spreken van de waarheid.
De vraag rijst dan al snel of de satiricus, of het nu de klassieke zot of de hedendaagse komiek is, verantwoordelijk gehouden kan worden voor de waarheid die hij aan het licht probeert te brengen. Wie zou dat kunnen doen? Niet degene aan wie de harde waarheid wordt gesproken, want dat doet het hele idee van satire teniet. Uiteindelijk ligt deze verantwoordelijkheid bij de satiricus zelf. Maar dit heeft een tegenhanger: de verantwoordelijkheid van zijn publiek. Deze moet niet alleen de vrijheid van de satiricus respecteren, maar ook de juiste omgang vinden met zijn spel tussen grap en waarheid.
Aan de vrijheid van satire worden vandaag de dag al genoeg woorden gewijd. Cancel culture is een veel bediscussieerd onderwerp. Maar hoe zit het met onze verantwoordelijkheid als publiek om op de juiste manier om te gaan met het mogelijke waarheidspreken van de satiricus? Dat is immers waar de vrijheid van satire uiteindelijk om draait. Die vrijheid maakt het mogelijk om waarheden te uiten die anders niet makkelijk geuit zouden worden.
De reuring rondom Dave Chappelle en Jimmy Carr spreekt boekdelen. Beiden hadden onlangs shows op Netflix, beiden staan bekend om hun expliciete en shockerende grappen en voor beiden kwam de roep om gecanceld te worden. Ze gaan echter heel verschillend om met het podium dat ze krijgen en verhouden zich compleet anders tot de inhoud van hun shows. Het is dan ook verwonderlijk dat de reactie op hun shows nagenoeg gelijk was.
In His Dark Material vuurt Jimmy Carr in een vlot tempo grappen af. Zijn shows bevatten geen groter verhaal, maar zijn afhankelijk van een hoge grapdichtheid om je lachspieren aan het werk te houden. Soms is het gevat, soms alleen bot. Maar zelfs als niet elke grap even goed is, draagt de schok de show tot aan de volgende, betere grap.
Aan het begin van His Dark Material zegt Carr dat hij grappen gaat maken over verschrikkelijke dingen. Door zijn show heen noemt hij het career-ending en tegen het eind zegt hij dat hij een tandje bij gaat zetten voor de écht shockerende grappen. Dat is een trucje dat hij vaker gebruikt. Wat daarop volgt is niet per se erger dan wat ervoor kwam. Het is dus vooral framing.
Het is op dit punt dat we de inmiddels beruchte Holocaustgrap in zijn show kunnen vinden. Hij grapt dat wanneer mensen het over de Holocaust hebben, ze het over de tragedie van zes miljoen Joodse slachtoffers hebben, maar nooit over de duizenden ‘zigeuners’ (Roma en Sinti) die vermoord zijn. “Want niemand wil het ooit over de positieve kanten hebben.”
Los van hoe goed of slecht de grap was, staat het ver van het verheerlijken van genocide. Carrs humor is juist dat het over de top bot is om daar een grap over te maken en het werkt (in zoverre het dat doet) omdat het over iets verschrikkelijks gaat dat hij niet daadwerkelijk zo meent.
Dat ziet niet iedereen zo. De antifascistische groep Hope Not Hate laat in een tweet weten dat Carr de moord op Roma en Sinti “niet alleen minimaliseert, maar viert”. Minister Nadine Dorries liet aan de BBC weten dat de Britse overheid al kijkt naar toekomstige wetgeving waarin opmerkingen zoals die van Carr aan banden gelegd kunnen worden. Merk op dat ze het over “opmerkingen” (comments) heeft, niet over grappen. In het verleden zei Dorries (zelf van de conservatieve partij) nog dat “left-wing snowflakes” komedie dood aan het maken waren. Maar wat Carr deed? “Well, that’s not comedy.” Het magische ‘niet meetellen’ dat alle satire moet dragen, verdwijnt als sneeuw voor de zon voor een onwelwillend publiek.
Carrs show is in niets erger dan zijn vorige werk. Bovendien tel ik zo tien, twintig grappen in de rest van His Dark Material die dan evengoed niet zouden kunnen: over verkrachting, kinderporno, zelfmoord, incest, pedofilie en meer. Maar daar is geen gedoe over. Zoals hij zelf aan het begin van zijn show zegt: grappen zijn niet de werkelijkheid en lachen om een grap is niet lachen om de werkelijkheid waar de grap over gaat. Carr neemt het ‘niet laten meetellen’ van wat hij zegt tot een uiterste. De relatie tot de waarheid? Die is er niet. Dat is niet het soort komiek dat Carr is en dat blijkt uit alles wat hij zegt en doet. Hij is shockerend om shockerend te zijn.
The Closer van Dave Chappelle is een compleet ander soort show. Net als Carr is Chappelle vaak bot om ons via het schokeffect aan het lachen te krijgen. Maar Chappelle maakt zijn andere insteek duidelijk wanneer hij zegt dat hij die avond een doel heeft. Hij wil een licht laten schijnen rondom racisme en LHBT-activisme en wat hij ziet als hypocrisie daaromtrent.
Chappelle ziet zijn show niet slechts als een compleet op zichzelf staande serie grappen, losgekoppeld van enige waarheid. Dat hij thema’s die maatschappelijk gevoelig liggen aankaart is iets dat hij, in tegenstelling tot Carr, welbewust met een maatschappelijke visie doet. Chappelle biedt dus iets waar je het mee eens of oneens kan zijn; Carr kan je als je redelijk bent hooguit onsmakelijk vinden.
En toch worden beide komieken gelijk behandeld. Beiden vullen hun show met expliciete context die uitlegt wat ze aan het doen zijn. Maar die context lijkt niet gehoord te worden door onwelwillende toehoorders; als zij hun shows al echt bekeken hebben en niet oordelen op basis van soundbites of contextloze parafraseringen. Los van of je het eens bent met wat ze zeggen, lijkt het er weinig meer toe te doen of een komiek überhaupt iets wil zeggen met een bepaalde grap of show. De vraag of ze om hun denkbeelden gecanceld zouden moeten worden, als je dat al zou willen, wordt zo bij voorbaat volstrekt zinloos.
Het is de taak van een goede zot om grap en werkelijkheid door elkaar heen te laten lopen en elkaar uit te laten vergroten. Maar het is de verantwoordelijkheid van het publiek om de grap van de werkelijkheid te onderscheiden, om te weten waar en wanneer er echt iets op het spel staat en waar en wanneer niet. Als we dat niet meer kunnen is satire inderdaad dood.
Foto: still uit de trailer van His Dark Material op Netflix