De klimaattransitie is een van de grootste maatschappelijke opgaven van de komende decennia. Over de noodzaak zijn de meesten het eens, maar de bereidheid tot verandering ligt bij velen lager ligt dan dit besef van de noodzaak.[1] Het gaat immers vooral over wat we moeten opgeven. Voorstanders van verregaande maatregelen vinden we relatief meer bij degenen die zich meer kunnen veroorloven. Dat is een probleem, want welke vorm het ook aanneemt, het slagen van de klimaattransitie hangt af van een breed draagvlak onder de bevolking en de betrokkenheid van burgers. De transitie is daarmee niet alleen een klimatologische maar ook een democratische opgave.
Dat stelt ook de Belgische politicoloog en filosoof Chantal Mouffe. Ze houdt al decennia een pleidooi voor radicale democratie en een links populisme, voor politiek die mensen weer aanspreekt en tot een politiek collectief maakt. In haar nieuwste werk, Towards a Green Democratic Revolution, koppelt ze dit aan de groene zaak.[2]
Groene post-politiek
Mouffe beschrijft de hedendaagse politieke besluitvorming als ‘post-politiek’. Het ideologische en democratisch gehalte ervan is uitgehold tot een punt waar er weinig echt te kiezen valt. De centrumpartijen die de politiek domineren leggen weliswaar hun eigen accenten, maar kleuren binnen de lijnen van een als onvermijdelijk gepresenteerde neoliberale globalisering. Er is geen plaats voor legitieme politieke verschillen over hoe onze maatschappij op een fundamenteel niveau ingericht zou moeten worden. Al dan niet bewust wordt de oude slogan van Margaret Thatcher gevolgd: There is no alternative.
In de praktijk leidt dit ertoe dat politieke besluitvorming en democratische legitimatie al te vaak vermeden worden. Echte politiek maakt plaats voor zogenaamd objectieve besluitvorming door experts. Oplossingen worden daarbij steeds vaker gezocht in technologische maatregelen die als ideologisch neutraal gepresenteerd worden.
Dit was bijvoorbeeld duidelijk tijdens de pandemie. Ingrijpende maatschappelijke maatregelen zoals de avondklok werden niet behandeld als politieke besluiten, maar werden zonder gedegen wettelijke basis via noodbevoegdheden doorgedrukt met verwijzing naar experts en de besmettingscijfers. Er werd voorbijgegaan aan het feit dat die, overigens niet onfeilbare, cijfers zelf in een degelijke politieke weging moeten worden opgenomen. De politiek en alleen de politiek is daar uiteindelijk verantwoordelijk voor, hoe anders ze het soms ook deden voorkomen.
Iets soortgelijks zien we bij de klimaattransitie. Deze wordt gepresenteerd als in ieders belang, maar ook als een ingewikkelde zaak die het best aan experts overgelaten wordt. Veel politici nemen hierbij de houding aan dat redelijke burgers er in mee zullen gaan, omdat het objectief in ieders belang is. Wie dat niet doet kan afgeschreven worden als onredelijk en naar onredelijke burgers hoef je sowieso niet te luisteren.
Dit aan de kant schuiven van de burger gebeurt op verschillende fronten. Techno-optimisten zien de opwarming van de aarde als een technisch probleem met een puur technische oplossing. Ook voor klimaatfatalisten is politieke en democratische deliberatie niet bijzonder relevant. Het is belangrijker om de crisis aan te pakken dan dat de burger daarin meegenomen wordt.
Dat de klimaattransitie verre van vanzelfsprekend samengaat met democratische waarden, blijkt ook uit de stappen die autoritaire landen als China zetten om klimaatverandering tegen te gaan. Deze kennen soms een besluitvaardigheid waar activisten in het Westen jaloers op zijn. (Hoewel ook China te weinig doet om de klimaatdoelen te halen.)
Een kwestie van gevoel
Dat de genoemde houdingen in de klimaattransitie democratisch gebrekkig zijn, wil natuurlijk nog niet zeggen dat technologische oplossingen geen uitkomst kunnen bieden, of dat een zeker fatalisme niet geoorloofd is. Maar dergelijke houdingen dragen niet bij aan een maatschappelijk draagvlak.
Wat volgens Mouffe nodig is om democratische politiek nieuw leven in te blazen, is het weer erkennen dat er zoiets als legitieme politieke strijd bestaat. Niet alle problemen en tegenstrijdige verlangens in de samenleving kunnen naar ieders tevredenheid opgelost worden. Voor weinig maatregelen geldt dat iedereen erop vooruit gaat. Maar dat betekent juist dat er iets te kiezen valt. Alleen door dit te erkennen en een plaats te geven kunnen effectieve democratische praktijken vorm krijgen – ook voor een groene politiek. En dat is niet alleen een kwestie van rationeel beleid.
Er wordt vaak vanuit gegaan dat rationele overwegingen genoeg zijn om mensen te overtuigen. Maar we handelen niet puur op basis van abstracte, rationele eigenbelangen. Het zijn juist vormen van affectieve identificatie, emoties, waardoor mensen zich vertegenwoordigd voelen in politieke besluitvorming. Zonder die emotionele kant kun je nooit de politieke collectieven creëren die nodig zijn om een democratische vuist te maken.
Het ‘oude’ sociaaldemocratische links wist dit heel goed en kon daardoor brede groepen op de been brengen om maatschappelijke verandering te realiseren. Zelfs het neoliberalisme was aanvankelijk succesvol omdat het op affecten inspeelde. Thatcher wist grote delen van het ‘gewone’ volk voor zich te winnen door op het bureaucratische gehalte van de publieke sociale diensten te hameren. Dat is iets waar iedereen concrete ervaringen mee had en waarmee een weerstand tegen overheidsingrijpen in de maatschappij kon worden gevoed.
Het huidige progressieve links, waar veel van de klimaatpolitiek vandaan komt, heeft zeker ook mobilisatiekracht. Aan activisme en protesten geen gebrek. Maar ze is hierin veel beperkter in omvang. De ‘gewone man’ komt er nauwelijks in voor en wordt juist eerder weggezet als emotioneel en irrationeel gepeupel dat niet in ziet dat het beleid van experts in hún belang is. Dat wegzetten zelf is natuurlijk ook een onderdeel van de affectieve groepsvorming die onder sommige progressieven plaats vindt. ‘Wat een idioten, gelukkig snappen wij het wel.’
Ook al kom je met nog zo goed rationeel, misschien zelfs objectief noodzakelijk, beleid, je hebt er niks aan als je mensen er niet voor weet te winnen. En daarvoor is meer nodig. Politiek moet mensen aanspreken op basis van hun concrete ervaringen, zorgen en wensen. Het moet hun daadwerkelijke omstandigheden aanspreken en ‘vijanden’ aanwijzen die ze herkennen. Geen abstracte toekomstige rampen, maar de kou of hoge energierekening waar mensen mee zitten, omdat hun huis een eeuw geleden zonder enige vorm van isolatie gebouwd is en ze simpelweg de middelen niet hebben om te verbouwen of te verhuizen.
Ergens is het begrijpelijk dat de politiek emotie is gaan schuwen en er nu totaal niet meer mee om kan gaan. Er bestaat altijd het gevaar dat inspelen op emoties omslaat in demagogie, volksmennerrij. We denken erbij aan kleine mannetjes met snorren die voor een groot publiek staan te razen. Maar Mouffe wil redelijkheid niet vervangen door pure emotiepolitiek. Ze is het überhaupt niet met die tegenstelling eens. Ideeën, hoe goed ze ook zijn, kunnen pas effectief worden wanneer ze een affectieve kracht bezitten. Daarbij helpt het niet als mensen behandeld worden als passieve ontvangers van door experts ontworpen beleid. En het volledig achterwege laten van de emotionele kant van politiek leidt er alleen maar toe dat de echte demagogen wél in de ruimte die daardoor ontstaat springen.
Groen én democratisch
De verstrengeling van democratische en klimaatdoelen heeft wat dat betreft een tweezijdig belang. Het maakt de klimaattransitie haalbaarder door draagvlak te creëren en het stut de tanende democratie. Gezien het belang en de schaal van de klimaatcrisis kunnen deze zaken niet meer los van elkaar gezien worden. Verschillende politieke eisen moeten samenkomen om een effectief en breed front te kunnen vormen: de groene, democratische revolutie uit de titel van Mouffes boek.
Als voorbeeld van beleid dat dit beoogt haalt Mouffe de Amerikaanse Green New Deal van onder andere de democraat Alexandria Ocasio-Cortez aan. Dit is een voorstel voor een omvattend plan aan maatregelen waarin de reductie van broeikasgassen rechtstreeks wordt gekoppeld aan het oplossen van sociaaleconomische problemen. Amerikaanse mijnwerkers die bang zijn hun baan te verliezen door de klimaattransitie kunnen bijvoorbeeld gegarandeerd aan de slag in de bouw van de nieuwe energie-infrastructuur. Net als iedereen die dat wil. En bij het aanpakken van industrie ligt de nadruk evenzeer op de kwaliteit van de directe leefomgeving als op het tegengaan van klimaatverandering. De kwaliteit van lucht en water is op sommige plekken in de VS ver onder de maat of zelfs levensbedreigend (denk aan Flint, Michigan). Nederland kent soortgelijke problemen rondom bijvoorbeeld Tata Steel Ijmuiden.
De meeste mensen vinden het klimaat belangrijk, maar ondanks de heel concrete gevolgen die klimaatverandering met zich mee brengt, blijft het een relatief abstracte kwestie. Maar betere banen, warmere huizen en schonere lucht? Voor iedereen, niet alleen de welgestelden? Je hoeft geen expert te zijn om te weten dat je daar succesvolle politiek mee kan bedrijven.
[1] Zie bijvoorbeeld de onderzoeken van MARE en het CBS.
[2] Dit boekje zelf, min of meer bestaande uit vier relatief korte essays, is grotendeels een herhaling van haar eerdere werk met aan het eind wat opmerkingen die het aan de klimaattransitie linken. Mouffes ideeën zijn interessant, maar dit is wellicht niet de beste inleiding tot haar denken. Haar For a Left Populism of sommige essays in The Democratic Paradox zijn daarvoor voor veel lezers waarschijnlijk geschikter.
Geïnteresseerd in het klimaatdebat?
De klimaattransitie is een van de grote thema’s van onze tijd. En terecht. De vraag is niet of er een klimaatprobleem is, maar hoe we het gaan oplossen: versoberen of innoveren? Daarover gaan we woensdagavond 22 februari in debat met Maarten Boudry en Peer de Rijk tijdens onze e-salon Klimaat & welvaart. Schrijf je vandaag nog gratis in!