In Vrij Nederland schreef Maxim Februari over kunst in onze huidige, roerige Nederlandse politiek. “Nu de politiek rigoureus is opgeschud, is het zoeken naar oplossingen voor het bestuurlijk leed dat ons omgeeft. Maxim Februari kijkt naar de politieke mogelijkheden van kunst. Biedt het een uitweg?” leidde VN het essay in.
Beeldend kunstenares Harma Heikens is het fel oneens met het betoog van Februari. “Als de kunstwereld een sturende rol wil gaan spelen in een ‘morele oriëntatie op de toekomst’, is dat een rechtstreekse aanval op de autonomie van de kunst en de vrijheid van expressie.”
Maxim Februari herhaalt in zijn essay over de politieke mogelijkheden van kunst het verhaal dat al jaren hartstochtelijk wordt gepromoot vanuit de kunstwereld: dat kunst helend zou zijn, het Grote Verhaal kan vertellen, ons zal verbinden, reinigen, vergevingsgezind zal maken en de rest van de semi-religieuze kitsch die de toonaangevende tijdschriften vult. Het is intussen goed gelukt dat tussen de oren te krijgen, en logisch ook, want wie kan er nou tegen ‘meer ruimte voor idealen, verlangens, verbeelding en empathie’ zijn? Het klinkt fantastisch. Hij benadrukt wel dat enige openheid vereist blijft en dat het misschien niet handig is om politieke doelen van bovenaf op te leggen. Een kwestie van een beetje opletten dus, maar verder een goed idee.
Maar in mijn ogen is het een fundamentele vergissing om kunst en politiek te vermengen en kunstenaars in te zetten om allerlei maatschappelijke processen ten positieve te beïnvloeden.
In de eerste plaats is kunst helemaal niet per se helend, genezend, reinigend of verbindend. Kunst kan ook verwarren en verdelen, woede oproepen of deprimeren. Het wezen van de kunst is ambivalentie. Om met Reve te spreken: “Een esthetische gewaarwording ontstaat wanneer een mens de indruk krijgt dat iets zo is, en tegelijk de indruk krijgt dat het niét zo is.” Dat vind ik ook. Idealiter weet je nooit zeker wat een kunstwerk betekent of wat de kunstenaar beoogt. Dat is het mooie ervan, en het maakt kunst ongeschikt om een eenduidige boodschap over te brengen of in dienst te treden van Het Goede.
In de tweede plaats is er geen aanwijzing dat kunstenaars speciale eigenschappen bezitten die ze geschikt maakt om een voortrekkersrol te vervullen bij allerlei democratische processen of om toekomstvisioenen te ontwikkelen, anders dan in Fantasyland. We zijn er niet voor opgeleid, zijn geen sjamanen of zieners, en goddank ook niet geselecteerd op politieke visie of morele hoogstaandheid. Zelfs creativiteit is niet exclusief voorbehouden aan kunstenaars; het verhoudt zich tot kunst als bakmeel tot appeltaart. Het enige dat ons onderscheidt van de rest van de mensheid is het feit dat we kunst maken.
Kunstenaars zijn niet de Messias en de kans dat reële problemen zoals armoede, ongelijkheid en klimaatverandering opgelost gaan worden door verbeelding, dromen of zang en dans is niet erg groot. Wat je waarschijnlijk wel zult zien is dat het almaar uitdijend circuit van duurbetaalde coaches, adviseurs en consultants topzwaar wordt van de instroom van goed benetwerkte artistiekelingen uit de juiste sociaal-economische laag die hun kans schoon zien.
Maar het belangrijkste is dat, als je middels het kunstenaarschap bewust invloed op de samenleving wilt gaan uitoefenen, je daarmee een vorm van macht ambieert. Of je die nou ten goede wilt aanwenden of niet. Als je macht wilt, laat je het terrein van het artistieke achter je. Het hele concept van kunst als vrijplaats, met ruimte voor experiment, subversieve uitingen en dissidente visies, is gebaseerd op het idee dat een kunstenaar kritische distantie in acht neemt, en juist geen vooraf geplande invloed ambieert in de echte wereld. Zoals de hofnar ongeveer. Als de kunstwereld een sturende rol wil gaan spelen in een ‘morele oriëntatie op de toekomst’, is dat een rechtstreekse aanval op de autonomie van de kunst, op de vrijheid van expressie, en op de persoon van de kunstenaar die in dat scenario immers een onkreukbaar mens moet zijn.
Dat kun je niet een beetje bijsturen zoals Februari lijkt te suggereren. Kunst en macht zijn principieel onverenigbaar – you can’t have your cake and eat it, too. Want in het kielzog van het idee dat kunst de wereld kan genezen komt onvermijdelijk het idee dat kunst de wereld ook kan verzieken. En dat ‘vraagt om maatregelen’.
Wie oprecht gelooft de samenleving te kunnen helen, levert zijn artistieke autonomie daar waarschijnlijk met plezier voor in. Maar het brede draagvlak voor de politisering van de kunsten zorgt ervoor dat álle kunstenaars de poten onder hun stoel vandaan gezaagd zien. Het is in mijn ogen één van de belangrijkste oorzaken van het afkalven van de vrijheid van expressie – en dat probleem zouden we niet moeten verstoppen onder een deken van goede intenties.
Beeld: Bashta