SP-leider Lilian Marijnissen (1985) constateerde tijdens de Algemene Beschouwingen wrang dat haar generatie alleen maar afbraak van sociale zekerheden heeft meegemaakt. Daar was nog begrip voor op te brengen toen het economisch zware tijden waren, maar nu de economie al enige tijd weer aantrekt en de extraatjes uitgedeeld worden aan de sterkste schouders, is het ook voor mij eens te meer duidelijk waarom een sterk links blok nodig is.

De mazen in onze sociale vangnetten zijn te ver opgerekt. En rechts gaat ze niet repareren.

Het zal niemand ontgaan zijn dat er de afgelopen decennia, met name sinds de kredietcrisis, ingrijpende wijzigingen zijn doorgevoerd in het socialezekerheidsstelsel. Ingedekt in termen als ‘maatwerk’, ‘participatie’ en ‘mantelzorg’, is vooral bezuinigd op die gebieden waar mensen op hun kwetsbaarst zijn. Verschillen tekenen zich af tussen mensen die mondig zijn, welvarend, of terug kunnen vallen op hun familie en netwerk, en mensen die dat niet kunnen.

Ook zitten er grote verschillen tussen de aanpak van verschillende gemeentes. Het gedecentraliseerde beleid heeft ertoe geleid dat gelijke gevallen in gelijke situaties niet meer kunnen rekenen op gelijke behandeling. Dit zit in grote zaken, zoals in het al dan niet toekennen van een persoonsgebonden budget (PGB), maar ook in kleine, zoals minima die al dan niet een eigen bijdrage hoeven te betalen voor zorg uit PGB en Wmo. Voor lang niet alle problematiek is bij iedere gemeente de juiste kennis in huis. Wanneer je niet precies in een hokje past, is de ene gemeente een stuk beter in staat om naar oplossingen te zoeken dan de ander. En de mate waarin je als burger bij dat proces betrokken wordt, verschilt ook sterk per gemeente.

Ik ben een van de vele Nederlanders die dit aan den lijve heeft moeten ondervinden.

Water bij de wijn

In de jaren negentig had ik groot vertrouwen in de vangnetten die de overheid in tijden van tegenslag biedt. Als het er echt op aan komt, was mijn overtuiging, laat onze overheid niemand die buiten de boot dreigt te vallen aan zijn lot over. Maar ik zag ook hoe prestatiebeurzen en het latere leenstelsel, liberalisering van de woningmarkt, immer hoger eigen risico, eigen bijdragen en het schaarser worden van vaste contracten, steeds weer het zwaarst drukten op de mensen die dat het slechtst konden dragen; zij die al met tegenslag geconfronteerd werden waar ze niet om gevraagd hadden.

Ik merkte hoe ‘mijn’ linkse partijen te veel water bij de wijn deden, te veel meegingen in neoliberalisme en te laat op de bres sprongen voor hen die het hardst geraakt werden door crisismaatregelen. Nota bene hun eigen achterban. Van vrijwel iedere stem die ik uitbracht bij verkiezingen kreeg ik achteraf spijt, omdat mijn stem in de praktijk veel minder links uitpakte dan deze bedoeld was.

In 2015 belandde ik na een serie ingrijpende gebeurtenissen in een situatie waar ik met geen mogelijkheid meer op eigen kracht uit kon komen. Terwijl mij voor de buitenwereld altijd alles maar aan kwam waaien en ik van ieder project schijnbaar moeiteloos een succes wist te maken, was ik nu een depressieve, mentaal en fysiek uitgeputte man met een kersverse diagnose autismespectrumstoornis op zak. Ik lag het grootste gedeelte van de dag aan bed gekluisterd, zonder nog enige vorm van sociaal leven. Ik was niet meer in staat in eigen inkomen te voorzien.

Toch stapte ik vol vertrouwen naar de sociale dienst. Mijn situatie had immers duidelijke oorzaken; ik had concrete plannen gemaakt met een opdrachtgever om er weer uit te komen; dat ik zo min mogelijk van ‘gratis geld’ gebruik wilde maken, sprak al uit alles wat ik tot dusver in mijn leven ondernomen had, net als het feit dat ik tot het aller-, allerlaatste moment gewacht had om hulp te vragen.

Ik had informatie gevonden over het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz), een bijstandsregeling voor zelfstandig ondernemers die in zwaar weer terecht zijn gekomen. Mijn gemeente was volop aan het experimenteren met (parttime) ondernemen vanuit de bijstand. De website van de gemeente pronkte met termen als ‘vertrouwen’, ‘keuzevrijheid’ en ‘maatwerk’.

Wat goed dat dit in Nederland zo geregeld is, dacht ik nog, toen ik voor mijn afspraak met iemand van het team Zelfstandigen de moderne hal binnenstapte. De beslissing om überhaupt bij de overheid aan te kloppen om hulp was voor mij een torenhoge drempel, maar de informatie over de Bbz en de website van de gemeente hadden me moed gegeven. Ik had al mijn krachten opgespaard om hier te kunnen zijn; dat deze activiteit het enige was wat ik die dag zou kunnen doen, stond al van tevoren vast.

Dit was geen tijd voor trots. Ik had hulp nodig. Ik stapte over de drempel en liet mijzelf vallen in de armen van de sociale dienst.

Zonder alternatief

Tien seconden. Zo lang zal het ongeveer geduurd hebben dat de norsige ambtenaar mijn cijfers en plannen bestudeerde. Toen begonnen de armen die mij op hadden moeten vangen, op mij in te slaan. Weerloos onderging ik de tirade van een man die geen idee had van mijn situatie, mijn diagnose volledig negeerde, geen oog had voor mijn verleden, voor mijn herstelplan of de redenen waarom ik ‘nu pas’ om hulp vroeg. Dat ik juist zo lang mogelijk geprobeerd had mijn eigen boontjes te doppen, keerde zich nu volledig tegen mij.
De oprechtheid van mijn hulpvraag werd betwijfeld. Mijn bedrijf was niet levensvatbaar. ‘Kansloos’, ‘hou er maar mee op’ en ‘wij gaan jouw hobby niet betalen’ waren enkele kwalificaties die voorbijkwamen. In goeden doen had ik de beste man verbaal alle hoeken van de kamer laten zien, maar ik was leeg, op en te verbijsterd over wat zich zojuist voorgedaan had. Ik voelde me kleiner en kleiner worden. Zonder ook maar enig alternatief, uitzicht op hulp of een oplossing keerde ik huiswaarts.

Wat volgde kan ik gerust de donkerste periode in mijn leven noemen. Ik stak mezelf in de schulden om de huur te kunnen blijven betalen, verkocht enkele bezittingen die me dierbaar waren om het hoofd boven water te kunnen houden en maakte een enorme terugval in mijn herstel. Slechts een sterk verhoogde dosering antidepressiva, gepaard met de nodige bijwerkingen, en een ingebouwde overlevingsdrang voorkwamen dat ik op de dagen dat ik wederom een klap in mijn gezicht had gekregen, tot de ultieme keuze zou komen die een mens in zijn leven kan maken.

Maar een uitweg zag ik niet meer. Voor het eerst in mijn leven had ik geen enkel vertrouwen meer in een goede afloop.

‘Schroefjes sorteren’

Op eigen initiatief liet ik mijn arbeidsvermogen keuren door het UWV, waar werd geconcludeerd dat ik op dat moment geen arbeidsvermogen had, en dat het plan dat ik zelf had uitgestippeld had om als zzp’er aan de slag te gaan, voor mijn specifieke situatie de meeste kans van slagen had om weer zelfredzaam te worden.
Maar het team Zelfstandigen van de sociale dienst had daar geen enkele boodschap aan. In een gesprek tussen een sympathieke medewerker van het wijkteam en de sociale dienst ving ik op hoe over mij gedacht werd. Voorafgegaan door een ‘je weet zelf ook wel hoe ondernemers zijn’, werd haar poging om voor mij te bemiddelen genadeloos neergesabeld. ‘Welke zichzelf respecterende ondernemer is er in hemelsnaam tevreden met een inkomen rond bijstandsniveau?’ Het zijn woorden die ik nooit zal vergeten.
Ook vooroordelen over mijn ‘nieuwe identiteit’ – autisme – bleven me niet bespaard. Een Wmo-consulente sprak me aan alsof ik een klein kind was en vroeg of ik wel zelf het PGB-budget kon beheren, terwijl ik eerder verteld had over mijn boekhoudkundige ervaring. In andere gesprekken ging het van de IT-projecten die ik in goede banen had geleid, na het noemen van mijn diagnose moeiteloos over naar ‘afwasmachines inruimen’ en ‘schroefjes sorteren’.

Toen de keuringsarts met een glimlachje zei dat ik nog niet zo lang geleden met dezelfde diagnose zó een Wajong-uitkering had gekregen, brak ik. Ik heb altijd al autisme gehad. Ondanks het florissante beeld dat de buitenwereld van mij had, stond mijn medische dossier al vanaf jonge leeftijd vol met vage klachten die, achteraf bezien, toen al tot een diagnose hadden moeten leiden.
Natúúrlijk had ik mijn studie wel af kunnen maken als ik destijds had geweten dat ik iets anders in elkaar stak dan anderen. Natúúrlijk had ik mij op de werkvloer beter kunnen handhaven als ik geweten had wat mijn zwakke plekken waren. En natúúrlijk had ik toen ik, bewust of onbewust, de burn-out aan voelde komen, niet met opgeheven hoofd ontslag genomen om weer voor mezelf te beginnen, maar was ik ‘gewoon’ de ziektewet in gegaan. Ik had er op z’n minst al die tijd begeleiding bij gehad. Met de Wajong als vangnet.
Al die gevolgen had ik tot dusver zonder gemopper gedragen – ze waren ook de gevolgen van mijn eigen keuzes – maar feit blijft dat er geen oog was voor alle stappen terug die ik al genomen had; voor alle consequenties die ik al zelf gedragen had; voor alle klappen die ik al zelf op had gevangen.

Onmogelijke opgave

Het is uiteindelijk óndanks, en niet dankzij mijn gemeente, dat ik er weer grotendeels bovenop gekomen ben. Door toeval en mijn netwerk kwam ik in contact met een kleine zorgverlener, die goed inschatte hoe hoog de nood was en die zich belangeloos over mij ontfermde. De Bbz-uitkering kreeg ik dankzij hun inzet vier maanden na mijn eerste aanvraag alsnog, met terugwerkende kracht, voor de periode van één jaar. Dit gaf mij nog acht maanden de tijd om mijn bedrijf weer levensvatbaar te maken.

Een onmogelijke opgave, niet alleen gezien mijn terugval, maar ook omdat de gemeente tien maanden de tijd nam om de voor mij noodzakelijke PGB-/Wmo-ondersteuning mogelijk te maken. De echte begeleiding zou eigenlijk pas net beginnen toen de sociale dienst vond dat ik het allemaal wel weer alleen zou moeten kunnen doen. Ik was dat moment nog niet eens terug op het punt waar ik stond toen ik voor het eerst aanklopte om hulp bij de sociale dienst.

Met pijn en moeite heb ik alsnog een verlenging van mijn uitkering gekregen, waarbij wederom niet gekeken werd naar de oorzaken van het uitblijven van mijn herstel, of de rol van de gemeente daarin – laat staan naar wat voor mij op dat moment de beste oplossing was. De bijzondere bijstand die ik ontving was bedoeld om mijn bedrijf te beëindigen, niet om een doorstart te maken, ondanks dat alle gesprekken met de gemeente in het teken hadden gestaan van een doorstart. Het ‘ondernemen uit de bijstand’ van mijn gemeente was inmiddels uitgegroeid van een pilot naar een volwaardig programma waar ik prima in had gepast. De mogelijkheid werd niet eens met mij besproken. Wederom werd datgene waar ik altijd mijn brood mee had verdiend, gereduceerd tot een ‘hobby’tje’. Niets vertrouwen, niets keuzevrijheid, niets maatwerk. De keuzes werden voor mij gemaakt. Althans, ik kon kiezen uit ‘dit’ of ‘niets’. Dus koos ik ‘dit’.

Met meer geluk dan wijsheid, een erg strak aangetrokken broekriem en een véél te lieve moeder was ‘dit’ net genoeg.

Maar zoiets zou niet afhankelijk moeten zijn van toeval, geluk, netwerk of lieve moeders. Iedere Nederlander die tussen wal en schip terechtkomt, zou op bescherming van de overheid moeten kunnen rekenen; zou zich in vertrouwen moeten kunnen laten vallen in onze sociale vangnetten zodra het staan op eigen kracht niet meer lukt. Zorgverleners zouden zich niet onbetaald in moeten zetten voor mensen als ik. Participatie is geen eenrichtingsverkeer. Maatwerk zou moeten gaan om wat voor de hulpbehoevende de beste weg omhoog is, niet voor de overheid. Uiteindelijk is dat voor de overheid namelijk ook de beste aanpak.

Vertrouwen

Mijn verhaal is er een van velen. Tegen de stroom in ben ik grotendeels hersteld, maar ik heb grote zorgen over de manier waarop we als land omgaan met mensen die, al dan niet tijdelijk, hulp nodig hebben; mensen waarvoor we alle sociale vangnetten juist ooit hebben opgetuigd. Een kleine rondgang langs het nieuws, op sociale media of in mijn kennissenkring, is genoeg om te realiseren dat ik het nog goed getroffen heb. Inmiddels heb ik zo veel schrijnende verhalen gehoord, zelfs over mensen die huis en haard hebben verloren, dat ik me bijna schaam voor de naïviteit waarmee ik zelf nog niet zo lang geleden de ‘trust fall’ in de armen van de sociale dienst maakte; voor het rooskleurige beeld dat ik tot dan toe over ons sociale stelsel in stand had gehouden.

Natuurlijk zijn er mensen die misbruik maken van het systeem. Er ís fraude. Maar dat is geen vrijbrief om iedereen die met de ziel onder de arm aanklopt bij de overheid, als profiteur of potentiële fraudeur te behandelen, of om mensen volledig de regie uit handen te nemen. Je moet ze juist betrekken bij het proces, en vertrouwen geven tot het tegendeel bewezen is; tot die tijd zijn ze namelijk onschuldig.

Linkse idealen

Daarom is voor mij het ‘links’ in Vrij Links belangrijk. Sinds de moord op Pim Fortuyn lukt het linkse partijen niet om een voldoende sociaal stempel op het beleid te drukken. Niet vanuit de oppositie, maar ook niet vanuit de coalitie. Het kán en moet echt socialer in Nederland. En daar is een stevig vertegenwoordigd links voor nodig, op landelijk én op lokaal niveau. Links moet weer met rechte rug gaan staan voor haar eigen idealen en de daaruit voortvloeiende ideeën.
Daarom moet links geen kritiek schuwen op slechte ideeën, of op ideeën die niet rijmen met de eigen idealen – ongeacht de afzender. En links moet allianties aangaan met progressieve, linkse stemmen binnen minderheden in plaats van uit electoraal opportunisme met de stemmen die conservatief en allesbehalve links zijn.

Daar heeft de kiezer genadeloos mee afgerekend. En terecht.

Als we sociale antwoorden willen op de vraagstukken van deze tijd, dan zullen we ook geen enkel vraagstuk uit de weg moeten gaan en overal een antwoord op moeten formuleren. Doen we dat niet, dan zoeken kiezers onvermijdelijk hun heil bij partijen die deze pijnpunten wel adresseren. Ook al zijn dit de minder sociale partijen.

Terwijl het juist de sociale partijen zijn die ervoor moeten zorgen dat jongere generaties, zoals die van Lilian Marijnissen en die daarna, zich vol vertrouwen in het sociale vangnet kunnen laten vallen als dat nodig is. En het zijn de sociale partijen die ervoor moeten zorgen dat hun vertrouwen dan níet wordt beschaamd.

Afbeelding: Elianne van Turennout

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.

Vorig artikel‘Echt feminisme is nog hard nodig’
Volgend artikelMarieke’s Rant van het Moment: Dapper feminisme
Sander Zuidema is penningmeester van stichting Vrij Links en senior software developer.