Het onderwerp kleur is terug. Niet helemaal terug van weggeweest – uiteraard was het altijd al aanwezig, ook in de politiek en het publieke debat – maar vandaag de dag staat het meer dan ooit nadrukkelijk op ons netvlies. Letterlijk. Want door de grotere aandacht voor het thema kleur gaan we ook meer kleur zien, iets waar ik later nog op terug zal komen. En wanneer we het over kleur hebben, spreken we hier uiteraard over huidskleur.
Dat kleur nadrukkelijk als onderwerp aanwezig is in het publieke debat, en op de agenda staat van politiek en beleidsmakers, is op zich niet heel gek. De samenleving wordt als gevolg van migratie steeds diverser, nieuwe groepen laten van zich horen, en blinde vlekken – zoals verschillende vormen van racisme en uitsluiting waar vroeger minder of geen aandacht voor was – worden voor het voetlicht gebracht.
De antiracismebeweging in Nederland doet belangrijk werk. Antiracisten laten zien dat we in Nederland zeker niet algeheel kleurenblind zijn en dat er hier nog veel racisme en raciale ongelijkheid bestaat. Het is zaak dat we als samenleving gezamenlijk onze schouders eronder zetten om deze uitdagingen aan te gaan. Thema’s als kleur, racisme en verhoudingen tussen bevolkingsgroepen op de radar zetten, kan ertoe leiden dat er op deze onderwerpen de komende jaren progressieve stappen worden genomen, en dat we als samenleving beter in staat zijn om racisme en ongelijkheid te bestrijden.
Tegelijkertijd is dit alles ook niet zonder risico. Het kan ook het omgekeerde in de hand werken; dit hangt in hoge mate samen met hoe radicaal antiracisten zelf hierin te werk zullen gaan.
In zijn boek Whiteshift: Populism, Immigration and the Future of White Majorities betoogt Eric Kaufmann, hoogleraar politicologie aan het Birkbeck College van de University of Londen en een wereldwijd vooraanstaand expert op het gebied van migratie, dat hoe radicaler antiracisme-activisten en hun kosmopolitische bondgenoten worden op het gebied van het thema ras, hoe groter het risico wordt dat mensen zich op dit thema aangetrokken zullen gaan voelen tot extreem-rechts.
Hij illustreert dit aan de hand van een paar zoektermen op Google. Sinds 2012 is het aantal Google-zoekopdrachten naar de term ‘White Privilege’ substantieel toegenomen, aangezien activisten dit onderwerp vanaf die periode ook actief onder de aandacht hebben weten te brengen in het publieke debat. Tegelijkertijd is ook het aantal zoekopdrachten naar de term ‘White Genocide’ flink toegenomen, een begrip dat een sleutelrol speelt in extreem-rechtse complottheorieën over het middels migratie geweldloos ‘uitroeien’ van ‘witten’.
Kaufmann wijst uiteraard dergelijke ideeën ten sterkste af, maar constateert wel een beweging op links, met name onder hoogopgeleide kosmopolieten, die voorstander is van meer migratie, toenemende culturele diversiteit en multiculturalisme, omdat zij ervan uitgaan dat een afname van de witte bevolking een goede zaak zal zijn voor progressieve idealen. Nog even los van de misvatting dat meer kleur automatisch ook meer progressieve opvattingen in zou houden, is dit denken volgens Kaufmann gevaarlijk, omdat het juist het idee dat leeft in extreem-rechtse kringen in de hand werkt: een veelomvattender complot jegens de witte bevolking.
De centrale stelling van Kaufmann’s boek is overigens dat het Westen vanwege migratie wel diverser zal worden, maar dat verschillende groepen zich met elkaar zullen mengen, waarbij het zeker niet onwaarschijnlijk is dat ook veel ‘personen van kleur’ zich in de toekomst als ‘wit’ zullen identificeren – een praktijk die we nu al in groeiende mate onder Latijns-Amerikanen waar kunnen nemen. Deze ‘whiteshift’ gaat dus zowel in tegen de overtuigingen van etnocentristen, die het enge idee van een zuiver witte samenleving toejuichen, als tegen die van kosmopolieten en multiculturalisten die graag zien hoe culturele minderheidsgroepen hun eigen cultuur behouden en hierin gesteund dienen te worden.
Vermenging is volgens Kaufmann onvermijdelijk. Maar tot de tijd dat die grote vermenging plaats zal vinden, zullen we volgens hem in westerse samenlevingen permanent geconfronteerd worden met spanningen rondom het thema kleur. En deze spanningen kunnen hoog gaan oplopen. Zoals we nu al in diverse landen terug zien, is de kans is groot dat met name extreem-rechts hiervan zal profiteren.
Betekent dit dan dat we het thema kleur maar moeten doodzwijgen en net moeten doen alsof we allemaal kleurenblind zijn, zoals in de goede oude jaren ’90? Geenszins. Maar het betekent wel dat we kritische vraagtekens dienen te stellen bij het handelen van activisten die soms niet in staat lijken te zijn om iets anders dan kleur te zien, bij voorkeur de samenleving exclusief op basis van kleur opdelen in groepen, en aan deze groepen vervolgens bepaalde rechten en plichten toe wensen te kennen. Dergelijk groepsdenken, met name wanneer het gebeurt op thema’s als ras, kleur en etniciteit – oftewel: identiteit – kan al snel explosief worden; daarmee kunnen pogingen om een betere samenleving na te streven, in veel gevallen goedbedoeld, al snel ontploffen in het gezicht van degenen die zich hier hard voor maken.
Deze ideeënstrijd zal met name in progressieve hoek woeden; vandaar ook dat radicalen binnen de antiracismebeweging vaak zo fel zijn jegens stemmen op links die ook maar enigszins van hun denken afwijken. Juist de progressievelingen die op basis van rede, wetenschap en logica hun dogma’s ter discussie stellen, vormen de grootste bedreiging voor dit radicalisme – in tegenstelling tot het rechtse kamp, dat veel verder van ze verwijderd staat.
Progressieven die identiteitspolitiek afwijzen, moeten zich hier niet door uit het veld laten slaan. De risico’s van identiteitspolitiek zijn duidelijk. Het universalisme van de Verlichtingswaarden en de mensenrechten dient leidend te zijn en te blijven voor de progressieven die zich in deze traditie plaatsen. Ook binnen het debat over het thema kleur. Hoe fel dit, nu en in de toekomst, ook gevoerd moge worden.