Hoogopgeleid kijkt neer op laagopgeleid en volks. Het is gewoon waar. Ik spreek uit ervaring, want ook ik deed eraan mee. Jaren later zie ik dit dedain terug in het beleid van mijn stad Utrecht en andere steden.
We hadden de grootste lol, mijn huisgenoten en ik, als onze volkse buren naar elkaar stonden te schreeuwen vanaf hun balkons. Die simpele zielen. We lachten ze uit. Niet in hun gezicht natuurlijk, want zoveel lef hadden we niet.
Wereldburgers vs rasutrechters
Wij behoorden (en behoren nog altijd) tot de kosmopolitische klasse. We stemden GroenLinks en hadden progressieve ideeën over van alles en nog wat. Dat we ons saaie geboortedorp waren ontvlucht, zei eigenlijk alles. Wij waren en zijn niet voor het leven gebonden aan een plaats of wijk. Mijn soort mensen hopte van wijk naar wijk naar weer een nieuw studentenhuis met dezelfde soort mensen, afgewisseld met een halfjaartje stage in het buitenland. Zo rolden wij, de wereldburgers.
Er waren in mijn stad ook echte Utrechters, zoals de buren die ik net omschreef. Hun wereld verschilde nogal van de onze. Zij waren honkvast. Zij leefden hun leven lang al in wijken die zij als de hunne zagen. Hun ouders leefden er ook en ook hun kinderen waren voorbestemd daar te leven. Zij luisterden naar de destijds rising star Frans Bauer, terwijl wij het clubcircuit afstruinden om naar inwisselbare alternatieve bandjes te kijken. Zij kochten kiloknallers, al heetten die waarschijnlijk toen nog niet zo. Biologisch vlees en vegetarische alternatieven – in de jaren ’90 sowieso nogal beperkt verkrijgbaar – waren aan hen niet besteed.
De arrogante snowflake
Wij ontmoetten hen niet tot nauwelijks. Soms, tijdens mijn bijbaantjes als postbode of in fabrieken, had ik daadwerkelijk met hen te maken. Ik kreeg meewarige blikken toegeworpen, ik was ‘zo’n studentje’. Eenmaal kwam ik ontdaan thuis nadat ik de opmerking had gekregen dat ik te traag werkte. De aso’s! Ik was al een snowflake toen het woord alleen nog maar de Engelse vertaling van ‘sneeuwvlok’ was.
Had je me destijds gevraagd of ik op deze mensen neerkeek, dan had ik natuurlijk nee gezegd. De mens is immers geneigd tot sociaal wenselijke antwoorden. Maar natuurlijk keken ik en met mij mijn hele milieu, diep op hen neer. Wij waren tenminste ruimdenkend. Zij waren dom en conservatief. Ze hadden een opfriscursus nodig, die Utrechters, een opfriscursus leven in de moderne tijd.
Thuis bij de rasutrechters
De verandering kwam in 2006. Na een jaar werkloosheid ging ik aan de slag in de thuiszorg. Het werk was ver beneden mijn opleidingsniveau, maar alles is beter dan thuiszitten. Ik werkte voornamelijk in volkswijken als Ondiep en Zuilen. Ik kwam bij de rasutrechters thuis en maakte voor het eerst echt kennis met hun wereld.
Ik ging dertig jaar terug in de tijd. Alles in de huiskamers van de volkswijken deed denken aan de jaren ’70: de meubelen, het behang, de gordijnen die vergeeld waren van het roken. Aan de wand hingen foto’s van dode huisdieren en familieleden. Eenmaal zag ik een foto op posterformaat. Een afgedekt lichaam werd een ambulance in gedragen. Het opschrift: Noodlottig ongeval, 24-03-1996.
Blues, woede en troost
Hier hing de blues. Hij was voelbaar in alles. De blues van mensen die het in alles slechter getroffen hadden dan ik. Ze waren niet hoogopgeleid en misschien ook gewoon daadwerkelijk minder intelligent. Hun banen zagen ze langzaam verdwijnen door automatisering en lagelonenlanden. Steeds hoger werden de lasten, steeds lastiger werd het om rond te komen. Tegelijk waren er de chronische ziektes, verslavingen en schulden die als spoken in deze wijken leken rond te waren.
En er was woede, veel woede. Uit de gesprekken die wij voerden, sprak wantrouwen naar alles wat met autoriteiten en instanties te maken had. De mensen voelden zich vergeten en in de steek gelaten. Ze voelden dat ze niet meer meetelden in de stad waarvoor ze zoveel gedaan hadden, vroeger in de fabriek, als loodgieter of als stratenmaker.
Tegenover de blues en de woede stond de troost. De troost die ze vonden bij hun buren die ze allemaal kenden en bij wie ze zo naar binnen konden wandelen. De troost van Nederlandstalige muziek, volkszangers in wier teksten ze hun dagelijkse sores konden herkennen.
Begrip
Vertrouwen is een groot woord voor de relatie die wij opbouwden. Wil je dat krijgen dat moet je van goeden huize komen en langer met deze mensen werken dan ik uiteindelijk deed. Toch is onze wederzijdse afstand in die tijd een stukje kleiner geworden. Ik leerde het andere Utrecht beter begrijpen. Nee, ze hebben me nooit overtuigd om ook PVV te stemmen of Frans Bauer te beluisteren. Maar sinds die tijd begrijp ik wel wat hen hierin drijft.
Het verdwijnen van de volkswijken
We zijn meer dan een decennium verder. En er verandert veel. Woningen in volkswijken worden verkocht, of volledige wijken gaan plat om als koopwijken te herrijzen. Het moet allemaal anders. Volkswijken mogen niet meer bestaan, alles moet gemengd zijn. Het laatste wat de rasutrechters nog hadden, wordt hen nu afgenomen: de hechte gemeenschap die hun wijk was.
Architecten achter het beleid zijn kosmopolieten als ik. Zij zitten in het stadsbestuur en werken bij woningcorporaties. Zij hebben progressieve idealen, van gemengde wijken waar mensen elkaar ontmoeten, waarna de verschillen als vanzelf verdwijnen.
Tekentafelidealen
Naar deze progressieve idealen hebben de volkse Utrechters zich maar te schikken. Naar hun mening is niet gevraagd. Op de tekentafel zijn idealistische plannen gesmeed, zonder dat er rekening wordt gehouden met de mensen die ermee te maken krijgen, mensen met totaal andere prioriteiten, mensen die gehecht zijn aan hun manier van leven en dat niet kwijt willen.
Met lede ogen zien de Utrechters dat in hun wijk hoogopgeleide mensen komen wonen die een volledig andere taal spreken. Mensen die hen niet begrijpen, die sociaal gedrag als samen buiten zitten of bij elkaar naar binnenwandelen als ‘asociaal’ bestempelen. Mensen die op hen neerkijken.
Weg is de zekerheid van weer een nieuwe generatie in de wijk. Noodgedwongen wijken woningzoekende rasutrechters uit naar nieuwbouw in andere wijken of andere plaatsen. Stadsbestuur en woningcorporaties zien het probleem niet. Een huis is toch een huis? De kosmopolitische bestuurders kunnen zoiets als verknochtheid aan een wijk niet begrijpen. En ondertussen bloeden de harten van Utrechters die de grond van hun voorvaderen moeten verlaten.
Respecteer de ‘Tokkies’
De kosmopoliet heeft het voor het zeggen in deze tijd. De progressieve hoogopgeleide regeert. En hij kijkt neer op de lageropgeleiden met hun andere waarden en prioriteiten. Hij gebruikt de term ‘Tokkies’ om iedereen aan te duiden die lager dan HBO is opgeleid, maar wil wel hun levenskwaliteit verbeteren. Op zijn manier uiteraard, want zelf snappen en kunnen ze het niet.
Ik doe een appel op al mijn medekosmopolieten: houd rekening met deze mensen. Neem ze serieus. In een land met democratische grondwaarden telt ieders stem even zwaar. Er zijn mensen die deze gemengde wijken niet willen, omdat zij hele andere belangen hebben dan jullie. Er zijn mensen die zich beledigd voelen door de boodschap ‘we willen meer hoogopgeleiden, want dat haalt het niveau van de stad omhoog’. Omdat er een andere verborgen boodschap in zit: jullie halen dat niveau omlaag.
Ik heb een inkijkje gehad in hun wereld en voelde het: er hangt iets explosiefs. Er komt een moment dat ze het niet meer pikken. Erken ze, voordat de vlam in de pan vliegt.
Leestip over dit fenomeen: Het artikel ‘Slaapwandelend naar een klassenguerilla’ van Ewald Engelen in de Groene Amsterdammer, waarvoor hij de Amerikaanse hoogleraar Joan Williams sprak.
Foto door Christopher Burns