Internationaal vermaarde politicologen als Yascha Mounk en Jan-Werner Müller schrijven al enige tijd bezorgd over de zogenaamde dreigende ontmanteling van de liberale wereldorde. Zij richten hun pennenvruchten op de vele excessen van leiders zoals Trump, Modi, Erdogan, Bolsonaro en Orbán. Vanuit hun afkeer voor deze bonte verzameling populisten, verheerlijken zij de liberale orde. Daarbij negeren zij echter de schaduwkanten ervan, waar het succes van populisten juist een gevolg van is.
Die intellectuele luiheid zal zich wreken. Helemaal nu de mondiale coronacrisis op pijnlijke wijze blootlegt wat de tekortkomingen van de liberale orde zijn.
Het beklag over de ondermijning van de liberale wereldorde volgt een vast stramien. In de jaren negentig, zo gaat het verhaal, leek de liberale democratie op mondiaal niveau te zegevieren. In dit verband wordt steevast verwezen naar het werk van filosoof Francis Fukuyama, die na afloop van de Koude Oorlog het permanente einde van ideologische strijd voorspelde. Alternatieven voor de liberale democratie, zoals het communisme en fascisme, leken voorgoed tot het verleden te behoren. Fukuyama dankt zijn faam vooral aan deze eindeloos herhaalde anekdote. Hij blijkt zich echter te hebben vergist.
Vandaag de dag worden liberale principes, zoals de bescherming van minderheden en de onafhankelijkheid van de rechtspraak, door populistische leiders zoals Trump ondermijnd. De populisten worden gepresenteerd als volksmenners die door handig gebruik te maken van social media een meerderheid bij verkiezingen weten veilig te stellen. Schaamteloos etaleren zij hun minachting voor liberale instituties terwijl zij zich tegelijkertijd presenteren als ware democraten. Door democratie los te koppelen van liberalisme ontstaat er een systeem waarbij simpelweg de meerderheid bepaalt.
Dit beeld dat de politicologen schetsen is inderdaad dramatisch – maar ook eenzijdig. De populisten zijn niet een bedreiging voor de liberale orde die van buitenaf komt. Integendeel, zij komen eruit voort. De liberale orde stelt het individu boven het collectief. Zij die succesvol weten te navigeren in de huidige complexe wereld, ontstijgen wederzijdse afhankelijkheid. Dat ondermijnt het hele idee van een een samenleving, in de meest letterlijke betekenis van het woord.
De coronacrisis heeft meer dan ooit duidelijk gemaakt wie er niet in geslaagd zijn zich van de afhankelijkheid van anderen los te worstelen. Zij hebben het nakijken. Zoals degenen die zijn aangewezen op de voedselbank, de kinderen voor wie school een plek is om een instabiel gezin te ontvluchten, en werknemers die gedwongen van het ene naar het andere flexcontract gaan.
Zij bevinden zich allen in een uiterst precaire situatie en vingen daardoor bij de uitbraak van de coronacrisis de eerste en zwaarste klappen op.
Het ontstaan van zo’n precariaat – de groeiende groep van mensen die in onzekerheid leven op sociaal, economisch, cultureel en politiek gebied – is inherent aan de liberale orde. In wezen is het immers een Amerikaanse neoliberale orde. Wereldwijd hebben staten toegang tot afzetmarkten gekregen op voorwaarde dat westerse en met name Amerikaanse bedrijven daarvan kunnen profiteren. De eigen bevolking had het nakijken. Het nationalisme van de huidige Poolse regering is daar een reactie op. Door het agressieve economische beleid van de VS zijn hele culturen weggevaagd.
Dat klinkt dramatisch, en dat is het ook. De opkomst en het succes van populisten is daar het gevolg van, ook in de VS. Zij die niet mee kunnen gaan in de neoliberale economie hebben niets meer te verliezen en klampen zich vast aan politici die tegen de status quo in gaan.
De neoliberale orde blijkt ook buitengewoon hardnekkig te zijn. Na de kredietcrisis van 2008 zijn op grote schaal levens overhoop gehaald van mensen die part noch deel hadden aan de oorzaken ervan. Structurele hervormingen van de economie zijn daarna echter uitgebleven.
Dit werkt door in de huidige coronacrisis. Wereldwijd zijn samenlevingen gedwongen gezondheid tijdelijk boven economische bedrijvigheid te stellen. De neoliberale economie is daar niet tegen bestand en stort als een kaartenhuis in elkaar. Net zoals ten tijde van de kredietcrisis, spelen zich daardoor opnieuw grote drama’s achter vele voordeuren af.
Het verheerlijken van de liberale orde zoals Mounk en Müller doen, draagt er niet aan bij om de grove manco’s ervan te verhelpen. Daarnaast verdedigen zij bovenal hun eigen privileges. Als winnaars van het neoliberalisme zijn zij zelfredzaam.
Degenen die in een afhankelijkheidspositie verkeren, het precariaat, hebben veel minder te verliezen. Populisten zijn voor hen een aantrekkelijk alternatief. Nu de coronacrisis de ernstige beperkingen van de liberale orde weer duidelijk maakt, is de nood voor nieuwe ideeën hoger dan ooit. Intellectuelen, journalisten en politici zijn bij uitstek geschikt om hierin te voorzien, mits zij niet naïef zijn over de liberale orde.
Het begint bij het niet langer toeschrijven van individueel succes of falen aan de eigen inzet. Succes, op alle fronten van het leven, is niet een keuze maar het gevolg van een samenloop van omstandigheden waar geen enkel individu echt grip op heeft. Vanuit dat besef kan het precariaat weer een volwaardige plek in de samenleving bemachtigen.
Tegelijkertijd is het ook hoogst noodzakelijk dat de winnaars van het neoliberalisme weer in de samenleving indalen. Als we het doorgeschoten individualisme van de liberale orde een halt toe toeroepen, kunnen we wijdverbreid onnodig leed verminderen.