‘Can Google Scholar provide information on the race of an author? I’ve tried analyzing my syllabus this way to see what shares of the authors I assign are women and people of color and I find myself just Googling each name to see if I can find a picture. Is there a better way?’
De bovenstaande tweet is geen satire. Deze vraag werd afgelopen week op Twitter gesteld door een bezorgde assistant professor van de Harvard-universiteit, die de huidskleur van collega-academici googelde in een poging om haar onderwijs diverser te maken. Sinds de aanhoudende protesten, rellen en demonstraties naar aanleiding van het politiegeweld tegen zwarte mensen in de Verenigde Staten is de roep om het onderwijs diverser te maken en te ‘dekoloniseren’ in een stroomversnelling geraakt. Op universiteiten is er een hernieuwde roep om etnische registratie: het registreren van de etniciteit van zowel werknemers als studenten om een divers onderwijs te realiseren.
Etnische registratie is onwenselijk en is geen oplossing voor racisme, betoog ik in dit artikel. Het kan de intentie zijn om racisme tegen te gaan, maar het effect hebben dat mensen nog meer op hun huidskleur beoordeeld en veroordeeld gaan worden. Het bevordert groepsdenken en een wereldbeeld waarin huidskleur dé indicator wordt om de wereld te begrijpen en in te delen.
Dit artikel is gebaseerd op voorbeelden van het tellen van ‘mensen van kleur’ en de hernieuwde oproep tot etnische registratie in het kader van antiracisme en dekolonisatie op de Universiteit van Amsterdam (UvA), mijn universiteit. Zowel mijn bachelor als master heb ik er gevolgd (politicologie) en momenteel ben ik er werkzaam als promovenda. De afgelopen jaren heb ik actief geparticipeerd in de diversiteitsdiscussies door, naast vele informele gesprekken met collega’s, deel te nemen aan vergaderingen, workshops, en evenementen. Wat mij opvalt is dat er een toenemend binair zwart-wit denken ontstaat. In navolging van de huidige protesten, vrees ik dat de simplistische nadruk op ras en huidskleur en de neiging om diversiteit af te dwingen via quota of percentages van ‘mensen van kleur’, een vlucht zal nemen.
Deze bijdrage is een poging om de gevaren hiervan te onderstrepen. Het bestaat uit drie delen: de context van de diversiteitsdiscussies op de UvA, recente ontwikkelingen omtrent het tellen van ‘mensen van kleur’, en een oproep aan mijn collega’s en studenten zich uit te spreken tegen etnische registratie.
Diversiteit op de UvA
De discussie omtrent etnische registratie op de UvA gaat terug tot de protesten in 2015 tegen bezuinigingen en de bezetting van het Maagdenhuis. Dit protest stond voornamelijk in het teken van het gevecht tegen de neoliberale universiteit. Gedurende het protest verschenen er spandoeken met teksten als ‘geen democratisering zonder dekolonisering’. In het spoor van deze protesten is – naast het verzet tegen rendementsdenken – het debat omtrent diversiteit steeds belangrijker geworden op de UvA.
De roep om diversiteit resulteerde in het veelbesproken rapport Let’s do diversity van de Commissie Diversiteit onder leiding van prof. dr. Gloria Wekker uit 2016, waarin etnische registratie expliciet aanbevolen wordt. Zo staat er in dit rapport:
‘Etnische achtergronden moeten geregistreerd worden, maar uitsluitend om een eerlijke afspiegeling van de maatschappelijke samenstelling te evalueren en bevorderen (deze gegevens worden alleen op een geaggregeerd niveau bewaard en gebruikt).‘
– Nederlandse samenvatting, 2016, p. 3
Het rapport is opgesteld vanuit de gedachte dat actieve inzet en betrokkenheid met diversiteit (‘diversiteit van mensen’ en ‘diversiteit in kennis’) voorwaarden zijn voor sociale rechtvaardigheid. Het rapport kaart terecht aan dat het een illusie is om er vanuit te gaan dat we in een perfecte meritocratie leven en dat mensen enkel op basis van hun talent en inzet beoordeeld worden. Het is evident dat er nog stappen gemaakt moeten worden ten behoeve van gelijke kansen in het onderwijs. Sommige mensen hebben te maken met impliciete en expliciete vormen van discriminatie, seksisme of uitsluiting en moeten harder werken dan anderen om hetzelfde te bereiken – áls ze dat al bereiken.
Om hierin stappen te maken wordt er door het rapport een ‘dekoloniaal’ en een ‘intersectioneel’ raamwerk aanbevolen. Dekolonialiteit refereert naar ‘hoe de universiteit als een modern/ koloniaal instituut een rol speelt in de sterke verankering van westerse perspectieven, ten koste van de rijke schakering van soorten kennis die in de wereld voorkomt’ (idem: p. 10). Inderdaad, het is van belang om kennis te situeren en om in het curriculum voldoende aandacht te besteden aan het koloniale heden en verleden. Zoals Zawdie Sandvliet, docent op de UvA, onlangs bepleitte in het tijdschrift OneWorld, om met ‘historische feiten en literatuur het verleden tastbaar te maken’.
Intersectionaliteit zou daarnaast volgens het rapport van belang zijn omdat het ons doet inzien hoe verschillende soorten van discriminatie met elkaar verbonden zijn en invloed op elkaar hebben. Het rapport noemt als voorbeeld: ‘Witheid wordt anders ervaren door iemand die een vrouw is, en een lhbt’er die uit een lagere sociaal-economische klasse komt, zal in andere situaties terecht komen dan een blanke man die homo is en uit een middenklassenomgeving komt’ (pagina 8). Wat deze quote laat zien – naast het feit dat de term blank een paar jaar geleden ook in academische kringen nog gangbaar was – is dat elke student en medewerker ‘verschillende ervaringen, trajecten en perspectieven’ heeft (ibid.).
De mate waarin dekolonisatie onderdeel is van de discussie over diversiteit is van meet af aan een discussiepunt geweest. Sommige studenten vonden het rapport en de oproep voor een diversiteitsquotum ‘idioot en racistisch‘, terwijl anderen het wilden invoeren want anders zou het geen recht doen aan de ‘racistische ervaringen op de universiteit‘. Er was onenigheid bij de oprichting van de Commissie Diversiteit die ‘Diversiteit en Dekolonisatie’ wilde heten, maar daarvoor geen toestemming kreeg van de UvA. Het woord ‘dekolonisatie’ zou volgens de medezeggenschapsraad te veel weerstand oproepen, terwijl de term voor de actiegroep University of Colour juist cruciaal was.
Sindsdien is er eind 2017 een Chief Diversity Officer, met team, aangesteld, dr. Anne de Graaf. Ze is meermaals onder vuur komen te liggen door een aantal studentenorganisaties, zoals bijvoorbeeld in 2018 na een interview met Trouw. Daarin had zij gezegd dat de UvA geen safe space zou worden waarin studenten niet geconfronteerd hoeven te worden met afwijkende meningen en sprak zij zich uit tegen de politieke correctheid op sommige Amerikaanse universiteiten. In september 2018 bezetten studenten het P.C. Hoofthuis om zich hard te maken voor democratisering en dekolonisatie.
In 2019 heeft het College van Bestuur (CvB) medewerkers en studenten gevraagd mee te denken over een Concept Kader Diversiteitsbeleid UvA. Dit plan werd door sommigen enthousiast ontvangen en door anderen als een gevaar gezien voor de seculiere identiteit van de UvA. De nota is uiteindelijk definitief gemaakt in september 2019 en vormt de huidige leidraad voor plannen omtrent diversiteit en inclusie aan de UvA. Uiteindelijk zijn een aantal voorstellen van de Commissie Diversiteit overgenomen in de Nota Diversiteit, maar niet allemaal. De aanbeveling om etnische achtergrond op geaggregeerd niveau te registreren was tot op heden – gelukkig – nog niet opgenomen.
Hernieuwde oproepen om ‘mensen van kleur’ te tellen
Op vrijdag 14 februari 2020 was het de eerste keer dat ik iemand expliciet hoorde pleiten voor het tellen van ‘mensen van kleur,’ op het evenement Barriers to Diversity in our Academic Institutions: The Case of Institutional Racism aan de UvA. Het evenement was drukbezocht en er was weinig plek in de zaal voor de honderden studenten en medewerkers die erop af waren gekomen. Het doel van het evenement was volgens de organisatie het adresseren van de ‘deeply entrenched historical patterns of exclusion and processes of racialisation’ in academische instituties, specifiek ten behoeve van ‘women of color’ en ‘students and faculty of color’.
De persoonlijke verhalen van de panelleden en sommige participanten waren aangrijpend, en het evenement diende zijn doel door ervaringen van discriminatie en uitsluiting publiekelijk te delen en agenderen. De panelleden maakten zich hard voor concrete initiatieven omtrent inclusie op de UvA.
Echter, deze verhalen en initiatieven werden overschaduwd door een onbehaaglijk gevoel dat mij bekroop door de frequentie waarmee er naar huidskleuren werd verwezen en het gemak waarmee vocabulaire omtrent ras gebezigd werd. Op automatische en vaak ook simplistische wijze werden referenties naar huidskleuren gebruikt om mensen te classificeren als zwart, wit of ‘van kleur’. Eén van de panelleden had zelf statistieken geproduceerd om problemen aan te kaarten (zie hieronder), waaronder de lage diversiteit onder de UvA-medewerkers (hoogleraren) en dat dit veelal ‘white people researching brown people‘ zijn.
In de tabellen – vertaald naar het Nederlands – betekent ‘P.O.C’ het uit de VS overgewaaide People of Color, of Person of Color. De eerste tabel toont de ‘etno-raciale’ diversiteit van de Nederlandse bevolking aan op basis van CBS-statistieken. De tweede tabel toont ter vergelijking de etno-raciale diversiteit van de Nederlandse wetenschap op basis van enkele statistieken. Wat de tabel duidelijk laat zien is dat ‘mensen van kleur’ zijn ondervertegenwoordigd in ‘de Nederlandse wetenschap’ en dat er nog stappen te maken zijn op het gebied van diversiteit.
Tijdens het evenement werd het arbitraire karakter van de tabellen enigszins onderstreept. De statistieken werden niet gepresenteerd als ‘serieus’ wetenschappelijk onderzoek en zijn ook geen officiële statistieken van de UvA.
Etno-raciale diversiteit van de Nederlandse bevolking in 2019 (bron: statline CBS) | |
Bevolking met een migratie-achtergrond (Nederland) (1996: 16%) | 23% |
Bevolking met een migratie-achtergrond (Amsterdam) | 35% |
*Ongeveer 60-65% van de totale bevolking met een migratieachtergrond is niet-westers |
Etno-raciale diversiteit van de Nederlandse wetenschap (bron: website analyse van profielpagina’s) | |
KNAW Jonge academie (3/50 P.O.C) | 6% |
KNAW leden (sociale wetenschappen & recht) (0/130 P.O.C) | 0% |
UvA College van Bestuur (0/3 P.O.C.) | 0% |
AISSR hoogleraren (Amsterdam Institute for Social Science Research) (4/103 P.O.C) | 3.8% |
*24% van de hoogleraren van de AISSR onderzoeken migratie, ras en etniciteit |
*Tabel gepresenteerd op het evenement Barriers to Diversity in our Academic Institutions: The Case of Institutional Racism, UvA, 14 februari 2020 (vertaald naar het Nederlands)
Verschillende aspecten van deze tabellen lijken mij problematisch. Op eenzelfde manier als de assistant professor van de openingsquote van dit artikel actief online op zoek gaat naar academici met bepaalde huidskleuren, is deze analyse gebaseerd op een ‘website analyse van profielpagina’s’ van UvA medewerkers – een zekere manier van raciaal profileren. Daarnaast is het gebruik van het begrip ‘etno-raciale diversiteit’ (vertaald van ‘ethnoracial diversity’) in deze context zeer problematisch, want ras en etniciteit zijn simpelweg niet aan een profielfoto te ontlenen. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is etniciteit, dat betrekking heeft ‘op een sociaal-culturele identiteit van een bepaalde groep, die gebaseerd is op en gezamenlijke taal, religie, cultuur of stamverwantschap’, ‘een notoir lastig begrip’ (De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland, 2018, pagina 15-16). De WRR legt uit dat in de Amerikaanse literatuur etniciteit ook betrekking kan hebben op ras – hoewel dit onderhevig is aan kritiek – maar dat in Nederland het woord ‘etnisch’ een sterke connotatie heeft met ‘niet-westers’. Er is hier dus sprake van een moeizame vergelijking van begrippen waarvan de betekenis op zichzelf al fluïde is.
Zoals prof. dr. Amade M’Charek aantoont in haar onderzoek en uitlegde in een interview met Vrij Nederland, zijn ras en etniciteit veel complexere begrippen dan vaak wordt aangenomen en niet één op één te linken aan biologische kenmerken en huidskleur. Het is onmogelijk en feitelijk onjuist om huidskleur te vergelijken met de CBS-definitie van ‘persoon met een migratieachtergrond’ of de achterhaalde definitie van ‘westers’ en ‘niet-westers’ of hieraan ‘etno-raciale diversiteit’ te ontlenen. Volgens de WRR is het begrip ‘niet-westers’ überhaupt een achterhaald begrip met koloniale ondertoon, want het ‘valt moeilijk uit te leggen waarom migranten uit Japan, Oezbekistan en Indonesië wel als westers worden gezien, maar migranten uit Argentinië, Chili en Zuid-Korea niet’ (pagina 16). Ras en etniciteit zijn zeer complexe begrippen die in ieder geval niet te onderscheiden zijn door de profielpagina’s van UvA-medewerkers te scannen en tellen op kleur. Het is onwenselijk – zeker op de universiteit – om lichtzinnig met statistieken, classificaties en inferenties om te springen en deze te mobiliseren (zie ook het artikel van Josse de Voogd over stedelijke bias).
Niet alleen deze statistieken, maar de algemene terminologie die gebruikt werd tijdens het evenement getuigden van een zeker racisme. De term ‘mensen van kleur’ werd vooral toegepast om aan te tonen dat ‘staff of color’ op de UvA te maken heeft met discriminatie en uitsluiting. De discussies werden gesimplificeerd waarin wit de connotatie van ‘slecht’ en ‘dader’ heeft, zoals bijvoorbeeld de UvA als ‘white institution’, bevolkt door ‘white men’ en ‘white feminists’. Zwart, daarentegen, refereerde naar slachtoffers waarvoor het op de universiteit ‘survival’ is.
Tot mijn afkeer werden de moderator en degene die een introductie gaf, door iemand uit het publiek tijdens de Q&A ter verantwoording geroepen door te vragen waarom het geaccepteerd was dat zij als witte mensen sprekers waren op dit evenement. Deze vorm van racisme op de universiteit is schokkend, alsook om te zien dat het door een deel van het publiek met applaus werd ondersteund. Gelukkig nam één van de panelleden het voor hen op door te stellen dat hun commitment met betrekking tot antiracisme niet minder is om hun huidskleur.
De huidige protesten in de VS en in Nederland zijn belangrijk en het is van fundamenteel belang om racisme in Nederland bespreekbaar te maken en aan te pakken. Maar in het kielzog van deze protesten, heeft ook de neiging van het tellen van ‘mensen van kleur’ aan nieuwe kracht gewonnen.
Bijvoorbeeld, afgelopen donderdag 4 juni belandde er een petitie in mijn mailbox getiteld ‘#DecoloniseOurEducation’. Deze petitie is opgesteld door een student van de Universiteit van Amsterdam naar aanleiding van het politiegeweld tegen zwarte mensen in de VS. De ondertekenaars vragen aandacht voor institutioneel racisme, en stellen dat:
‘It is no longer an option for us – white people, young people – to beat around the bush about the underlying forces of the instances occurring in the US and beyond, or to turn our heads from the truth – which is that the education provided at universities like the University of Amsterdam and many other Dutch institutions is highly white-washed and Eurocentric.’
De petitie vraagt om ‘verdiepende, effectieve en verplichte diversiteitstraining voor alle medewerkers’. Er wordt gepleit voor:
‘Creating policies that require staff to dedicate a substantial percentage to diversity in the formation of their curricula, in order to provide accurate and equal representation. This includes mentioning of artists, scholars, writers, and scientists of colour that have paved the way for scientific and epistemological successes, yet are not mentioned in books or classes.’
Deze twee quotes behoeven weinig uitleg: alle nuances van de debatten over intersectionaliteit lijken gereduceerd en gesimplificeerd tot mensen van kleur. De petitie circuleert onder medewerkers en studenten en is inmiddels al bijna 3000 keer ondertekend.
Ook zijn er hernieuwde oproepen om de aanbevelingen van het rapport van de Commissie Diversiteit uit 2016 integraal te implementeren – en daarmee dus ook etnische registratie. In februari 2020 pleitten twee medewerkers van de UvA voor implementatie van het rapport in het Parool. In maart 2020 demonstreerden leden van de studentenraad voor Roeterseiland met de boodschap ‘decolonize my mind, decolonize the curriculum’ waarbij zij het aftreden van de Chief Diversity Officer eisten en implementatie van de aanbevelingen uit het rapport. Een assistant professor aan de UvA pleitte afgelopen week in de Belgische Standaard voor het volgende:
‘Racisme verminderen doe je door de macht rechtstreeks te herverdelen via compenserende, affirmatieve acties. Zeker de machtsverdeling in sectoren die we publiekelijk financieren (onderwijs, gezondheidszorg, ambtenarij, politie, justitie …) moet zo snel mogelijk de etnisch-raciale verhouding in de samenleving weerspiegelen.’
Ik vrees dat de intentie om een personeelsbestand op te bouwen dat de maatschappij ‘weerspiegelt’ uiteindelijk op etnische registratie zal uitdraaien. Want hoe kunnen we anders weten of de universiteit een ‘perfecte’ reflectie van de maatschappij is? Op de eerstvolgende diversiteitsmeeting waar ik voor uitgenodigd ben staat inmiddels de volgende vraag op de agenda: ‘collecting data on ethnic/racial composition of university staff?’.
Etnische registratie is geen oplossing
Ik hoop dat UvA studenten en medewerkers geen gehoor zullen geven aan de hernieuwde roep tot het tellen van ‘mensen van kleur’. Het percentueel toewijzen van posities binnen de universiteit en plekken op de syllabi op basis van iemands ‘kleur’ is onwenselijk. Het is discriminatoir en is contraproductief voor de gelijkheid van mensen.
Los van het feit dat aan een universiteit de wetenschappelijke kwaliteit voorop zou moeten staan en niet de gender, kleur of geaardheid, rijst bij een dergelijk percentuele insteek al snel de vraag: hoe en door wie wordt bepaald wie een persoon van kleur is? Wat is het verschil tussen etnische registratie ten behoeve van sociale rechtvaardigheid en voor ‘andere’ doeleinden? Zijn er überhaupt ethische, en wettelijk toegestane manieren van etnisch registreren? Wat zijn de gevaren om dergelijke data op ‘geaggregeerd niveau’ op te slaan? En hoe zorgen wij ervoor dat deze data niet voor andere, misschien wel sinistere doeleinden gebruikt wordt, nu of in de toekomst?
Bovendien gaat het tellen van ‘mensen van kleur’ voorbij aan het feit dat de hoeveelheid pigment van een persoon niet direct te verbinden is aan de mate van privilege of de mate waarin een persoon onderhevig is aan discriminatie, racisme of onderdrukking. Wat betekent privilege voor mensen uit Rusland, Hongarije, China en Iran? Gaat diversiteit over huidskleur? Geaardheid? De mate waarin een persoon in de verdrukking is? Of gaat het over taal? De internationalisering en de verengelsing van de universiteit heeft geleid tot de devaluering van de Nederlandse taal, zo betoogden hoogleraren en schrijvers onlangs. Op sommige opleidingen en afdelingen wordt er vrijwel geen Nederlands meer gesproken; geldt dit als divers, en is dit een juiste reflectie van de Nederlandse samenleving? Wat betekent dit voor hen die niet vanzelfsprekend twee- of drietalig zijn? En misschien wel het belangrijkst: wie bepaalt dit allemaal en op basis van welke gronden?
Conclusie: reduceer onze verscheidenheid niet tot gender, kleur of geaardheid
De UvA telt 8000 medewerkers, 40.000 studenten en meer dan 120 verschillende nationaliteiten en is dus een bonte verzameling van individuen met een veelzijdigheid aan talen, tradities, en opvattingen. Diversiteit in brede zin is van essentieel belang voor een universiteit waarin een verscheidenheid aan mensen en perspectieven aan bod komen en waarin studenten door het leren van een spectrum aan theorieën en methodologieën worden aangemoedigd tot kritisch denken. De UvA heb ik altijd als een intellectueel stimulerende plek ervaren, en dat is voor een groot deel nog steeds zo.
Bovenstaande voorbeelden benoem ik om het maatschappelijk debat aan te zwengelen over de gevaren van etnische registratie, en omdat ik hoop dat studenten en medewerkers op de UvA niet gereduceerd (gaan) worden tot hun gender, huidskleur of geaardheid. Laat diversiteits-initiatieven niet verworden tot het promoten van hapklare totalitaire wereldbeelden waarin mensen op hun gender of de hoeveelheid pigment in hun huid geregistreerd, beoordeeld en veroordeeld worden. Hoe kunnen vrouwen en ‘mensen van kleur’ er in de toekomst op vertrouwen dat zij op basis van hun kwaliteiten beoordeeld worden? Hoe moeten studenten zich voelen wanneer zij worden beoordeeld op hun lichamen?
Het is tijd voor alle wetenschappers, ongeacht huidskleur, om consequent te zijn in antiracisme en zich niet langer afzijdig te houden van dit debat. Racisme vindt niet alleen plaats door witte mensen tegen zwarte mensen. Dit simplistische wereldbeeld gaat voorbij aan de diversiteit van en het racisme tussen individuen van allerlei kleuren in Amsterdam, Nederland, Europa en in de wereld. Dit binaire denken gaat voorbij aan waar het echt om zou moeten gaan: gelijkwaardigheid, solidariteit, respect voor elkaar en het waarborgen van fundamentele rechten en vrijheden voor eenieder die het nodig heeft of door dogma’s en groepsdenken in de verdrukking komt. Segregatie in het lager en middelbaar onderwijs moet bestreden worden, en er zijn al belangrijke initiatieven die bijdragen aan gelijke kansen in plaats van gelijke uitkomsten, bijvoorbeeld het mentoren en ondersteunen van jongeren uit kwetsbare wijken of eerste generatiestudenten.
Zoals prof. dr. Amade M’Charek zei in een interview in Vrij Nederland: ‘Het is de kunst om voldoende ruimte te maken voor elkaar. Om net even afstand te nemen, want veel dingen zijn gewoon te ingewikkeld. Als het probleem ingewikkeld is, kan het antwoord niet simpel zijn. En zeker niet eenduidig’. Het is belangrijk om in tijden van radicale onzekerheid niet automatisch terug te vallen op groepsdenken of op onze eigen gefabriceerde zekerheden; stokpaardjes, groepsovertuigingen, of, zoals Katie Roiphe stelt, ‘klinkende politieke termen‘ die je gedachten voor je denken en die ons wellicht te veel helderheid verschaffen en weerbarstige ervaringen tot alledaagse zekerheden verheffen. Ik blijf hopen dat mensen mijn Google Scholar profiel bezoeken voor de kwaliteit van mijn publicaties, en niet om mijn huidskleur te controleren.
Met dank aan Pieter Lagerwaard voor de substantiële en constructieve feedback op eerdere versies van dit artikel.