Wat als inclusiviteit leidt tot ondermijning van de partij-idealen? Wat als het insluiten van de ene groep, het uitsluiten van de andere betekent? Volgens Gert Jan Geling moeten politieke partijen kritisch reflecteren op het thema ‘inclusiviteit’.
Inclusiviteit is een van de toverwoorden van deze tijd. De term zien we vaak terugkomen in combinatie met diversiteit. Normaal gesproken gaat het dan over inclusiviteit ten opzichte van minderheden en verondersteld achtergestelde groepen, waaronder seksuele en etnische minderheden. In Nederland gaat het in progressieve hoek geregeld over inclusiviteit ten aanzien van de islam en moslims, respectievelijk een religie die door veel Nederlanders wordt afgewezen en een groep die veel met uitsluiting en stigmatisering te maken heeft.
De laatste groep is ook waar Rafaela Dancygier, universitair hoofddocent aan Princeton University in de VS, onderzoek naar heeft gedaan. Dit richt zich op de wijze waarop mainstream politieke partijen in Europa proberen de stemmen van moslims te winnen. Het onderzoek heeft geleid tot een boek, Dilemma’s of Inclusion, en werpt een verfrissend licht op het dilemma dat inclusiviteit van kandidaten met een islamitische achtergrond voor mainstream politieke partijen kan vormen.
Het is een onderwerp dat uiteraard ook in Nederland speelt en waar veel partijen mee worstelen. Een veelgehoorde kritiek rond verkiezingen is dat etnische minderheden ondervertegenwoordigd zijn op kieslijsten: te weinig diversiteit. Een andere kritiek die veel terugkomt, is dat sommige partijen hun principes verloochenen vanwege de kandidaten met een islamitische achtergrond die zij op hun lijsten plaatsen.
De PvdA was in dit opzicht jarenlang de kop van jut. Diezelfde PvdA kreeg uiteindelijk te maken met de consequenties die het streven naar inclusiviteit ook kan hebben. De Kamerleden Kuzu en Öztürk, die op het gebied van integratie fundamenteel van mening verschilden met de rest van de PvdA-fractie, besloten uit de partij te stappen en een eigen partij op te richten, Denk, die vooral stemmen van minderheden krijgt.
Hier kunnen we het inclusiviteitsdilemma duidelijk waarnemen. Inclusiviteit wordt namelijk veelal gezien als iets positiefs. Dat is het in principe ook. Niemand wil buitengesloten worden; inclusiviteit gaat iedereen aan. In de politiek kan dit er echter toe leiden dat personen en standpunten partijen worden binnengehaald die er eigenlijk niet thuishoren. Met name progressieve partijen, die het meeste bezig zijn met diversiteit en inclusiviteit, zouden er dan ook goed aan doen zich de fundamentele vraag te stellen hoe ver inclusiviteit mag gaan. Waar ligt de grens? Wie proberen we binnenboord te halen? Wie houden we toch liever buiten?
Het boek van Rafaela Dancygier laat zien wat de gevolgen kunnen zijn wanneer partijen onvoldoende kritisch nadenken over inclusiviteit. De belangrijkste drijfveer om inclusief te zijn ten aanzien van moslims is op links niet intrinsiek, maar komt voort uit het willen binnenhalen van stemmen. Daarnaast is het op lijsten plaatsen van kandidaten met een moslimachtergrond, iets wat gedaan wordt om kosmopolieten die graag diversiteit terugzien, tevreden te stellen.
Het gevolg is, zo blijkt om Dancygiers onderzoek, dat er voornamelijk conservatieve moslimmannen op kieslijsten terugkomen, die over het algemeen maar in beperkte mate de waarden delen van de progressieve partijen die zij vertegenwoordigen. Maar zij zijn wel degenen die er in slagen de meeste stemmen van islamitische kiezers te trekken. Hierdoor komt echter een andere vorm van inclusiviteit onder druk te staan, namelijk die van vrouwen. Om de genderbalans op kieslijsten toch enigszins te herstellen, zijn degenen die in het belang van een zo inclusief mogelijke kieslijst uiteindelijk het meeste moeten inleveren, de niet-moslimmannen – zowel blank als van kleur.
We kunnen ons ernstig afvragen of dit inclusiviteit is zoals het is bedoeld. Waarschijnlijk niet door de kosmopolieten binnen progressieve partijen, die in het streven naar meer inclusiviteit binnen hun partijen ongetwijfeld gedreven worden door goede bedoelingen. Maar het gezegde ‘de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen’ is ook hier van toepassing.
Inclusiviteit heeft ontegenzeggelijk positieve kanten, maar er zitten ook negatieve kanten aan vast. Inclusiviteit kan ook te ver doorschieten. En zeker in de politiek worden daar al snel de consequenties van ondervonden. Kritische reflectie op het dilemma dat inclusiviteit in de politiek kan vormen, is dan ook hard nodig. Kandidaten dienen op lijsten terug te komen omdat ze over bepaalde kwaliteiten beschikken en de waarden van de partij delen, niet omdat ze stemmen trekken. Het in willen sluiten van de ene groep, zou nooit tot het uitsluiten van de andere groep mogen leiden.
Inclusiviteit kent haar grenzen. Politieke partijen zouden het ook zeker niet na moeten laten om deze te trekken. Het onderzoek van Rafaela Dancygier biedt ons een inkijkje in wat de gevolgen kunnen zijn als zij dit nalaten.