Op 4 december vond in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek plaats over discriminatie en racisme. Josse de Voogd sprak daar over het belang van een bredere blik op het thema diversiteit en discriminatie. Klasse, gezondheid en regio komen volgens hem veel te weinig aan bod in het debat én het beleid met betrekking tot deze thema’s. Ook wees hij op de soms nogal rigide toepassing van nieuwe concepten in dit debat, waardoor individuen die niet in de hokjes passen in de knel komen of benadeeld worden.
Josse De Voogd is onderzoeker en publicist op het raakvlak van ruimte, politiek en samenleving. Hij sprak zowel vanuit professionele expertise als uit persoonlijke ervaring. De redactie van dit platform vindt zijn bijdrage een zeer belangrijke en waardevolle versterking van het debat over diversiteit in Nederland. Op ons verzoek en met toestemming van Josse de Voogd publiceren we zijn gespreksnotitie voor het rondetafelgesprek.
Een bredere blik op diversiteit, met oog voor individuen buiten de hokjes
Geachte leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Veel dank voor uw uitnodiging om te komen spreken.
Diversiteit, ongelijkheid, racisme, discriminatie; het zijn zeer belangrijke thema’s. Mijn zorg zit bij de afslag die het debat en beleid met betrekking tot deze thema’s in de afgelopen jaren heeft genomen.
- De invalshoek is vaak nogal eenzijdig. Het gaat heel veel over gender en in mindere mate over etniciteit, maar andere vormen van diversiteit en achterstand komen nauwelijks (meer) aan bod. Dan gaat het bijvoorbeeld om klasse, gezondheid en regio, maar ook levensbeschouwelijke of politieke achtergrond. Dit is te merken bij universiteiten, maar ook in de media en bij veel andere instellingen. Er is sprake van een gebrek aan zicht op, en respect voor, de brede diversiteit van het land.
- Deze dimensies van diversiteit en achterstand staan naast, maar ook in relatie tot elkaar. Ongelijkheden naar gender en etniciteit blijken wel eens anders uit te vallen wanneer klasse en regio worden meegenomen. En de roep om diversiteit lijkt soms neer te komen op ongeduld en onbegrip vanuit jonge multiculturele steden over demografische verhoudingen en veranderingstempo’s elders.A) Onderadvisering aan het eind van de basisschool is zo’n thema dat vaak wordt gerelateerd aan etniciteit, maar vooral een kwestie van klasse blijkt. In Amsterdam, waar de media zich blind op staren, en enkele andere steden, uit zich dat in een tegenstelling naar etniciteit, omdat daar de meest kansrijke autochtonen, die vaak worden overgeadviseerd, samenklonteren. Maar kijk je landelijk, dan valt het verband tussen etniciteit en onderadvisering weg. Neem je klasse mee, dan krijgen juist autochtone kinderen bij gelijke score en/of klasse iets vaker een te laag advies. Vooral in de ‘periferie’ is dit probleem groot. Je zou kunnen spreken over een regionalisering van feiten, want de situatie verschilt echt per plek: meer onderadvisering in de periferie, maar wellicht grotere gevolgen in de stad door schoolsegregatie? De discussie over onderadvisering wordt elke paar jaar opnieuw gevoerd na ophef in Amsterdam, en ebt weer weg als de minder mediagenieke landelijke cijfers bekend worden …B) Van studentenpopulaties op universiteiten wordt vaak gesteld dat ze ‘te wit’ zijn. Ook daarvoor geldt dat die bewering klopt als je vergelijkt met de steden waarin ze staan, maar niet meer als je landelijk kijkt. En alleen dát zou juist zijn, want 80 procent van Nederland woont niet in een universiteitsstad, maar heeft wel recht op onderwijs. Stellen dat universiteiten steden moeten afspiegelen, wat helaas blijft terugkomen, legt een bom onder gelijke rechten voor burgers in stad en land.C) Waar in de grote steden veel jonge vrouwelijke hoogopgeleiden wonen, is het land daarbuiten, waar veel meer mensen wonen, sterk vergrijsd. In combinatie met vaste contracten, leidt dit er toe dat de genderbalans in besturen en hoger onderwijs nog lang scheef zal zijn door ongelijkheid ontstaan in het verleden, ook als de kansen nu wél gelijk zijn. Rekening houden met leeftijdscohorten is cruciaal. Anders betalen jonge mannen de prijs voor een probleem dat oudere mannen hebben ‘veroorzaakt’.
- Sociale ongelijkheden naar klasse worden steeds vaker onder thema’s als etniciteit en gender gehangen. Soms zijn er inderdaad verbanden, denk aan de kwetsbare positie van veel vrouwen na een scheiding, of armoede als gevolg van discriminatie op de arbeidsmarkt. Maar door deze vernauwde focus verdwijnen miljoenen mensen, die niet de juiste diversiteitshokjes aanvinken, maar wel met dezelfde problemen kampen, uit beeld. Wit wordt haast gelijkgesteld aan hoogopgeleid en kansrijk. Clichématige reportages over onderwijsongelijkheid en segregatie in grote steden, met witte vwo- tegenover gekleurde vmbo-scholen, voeden dit beeld.
Maar in de rest van het land is (v)mbo voor de meeste mensen gewoon de norm. De meer culturele en de veronderstelde sociaaleconomische kant van racisme zouden soms weer iets meer uit elkaar getrokken mogen getrokken. Want, waar je enerzijds ook in Noordoost-Friesland Zwarte Piet kunt aanpassen als ook daar mensen van kleur worden geraakt, slaat anderzijds het tot kleur reduceren van onderadvisering daar de plank mis. - Bij de genoemde accentverschuiving spelen concepten als intersectionalisme, critical race theory, witte fragiliteit en privilege een rol. Deze concepten bieden soms nuttige inzichten, maar worden helaas nogal rigide gebruikt. Het is goed als er aandacht is voor de complexe wisselwerking van ongelijkheden, maar het wordt zorgelijk als dit leidt tot een vaststaande stapeling of hiërarchie van privileges. Een kenmerk dat voor de een, of misschien wel de meerderheid, een privilege is, bijvoorbeeld wit of man, is dat voor sommige subgroepen of individuen bínnen die groep misschien wel niet. Wit en man lijkt vooral een extra bonus aan de top, terwijl het aan de onderkant genuanceerder ligt.
Denk aan lagere sociale klassen bij het schooladvies, of mannen die niet inkomen maar werk-privé balans voorop zetten. Bijvoorbeeld vanwege, in mijn geval, gezondheidsproblemen en een kind met een beperking. Bij mij gaat het om cvs/me, een stille ‘onzichtbare diversiteit’ die doorgaans én geen uitkering én geen ‘divipunten’ oplevert. Het is vervelend als kansrijkere mensen je komen vertellen welke privileges je hebt en dat anderen in dezelfde situatie het nóg slechter hebben. In het bijzonder als het niet eens klopt.
’Winnaarsplaining’ noem ik dat. Ongelijkheid en diversiteit worden, soms op hooghartige toon, uitgelegd door de ogen van maatschappelijke winnaars, met vaak een voorkeur voor de ene diversiteit boven de andere. Het gaat deels om oprechte zorgen over ongelijkheid, maar soms lijkt er ook een element van status en distinctie achter te zitten. Een stok van de succesvollen om anderen, die weliswaar minder ‘woke’ zijn, maar niet zelden juist een diverser leven leiden, mee te slaan. Soms lijkt het haast een ‘cult’ met haar eigen gebruiken. Naast middel tot rechtvaardigheid duikt diversiteit ook steeds vaker op als marketingstrategie en verdienmodel. - Een starre benadering van privilege legitimeert beleid waarbij het aanpakken van de ene achterstand de andere verergert. Een mannenstop, zoals bij de TU Eindhoven, zal, zonder aanvullend beleid, mannen met achterstanden het hardst treffen. Door de context van internationalisering van universiteiten zullen het vaak vrouwen uit een doorgaans kansrijke internationale pool zijn die er voor in de plaats komen. Daar kun je voor kiezen, maar in hoeverre dit nog te maken heeft met inclusiviteit en afspiegeling van de samenleving is de vraag. Protest ertegen, ook vanuit een kansarmere positie, wordt afgedaan als mannelijke fragiliteit en privilege. Mensen met verschillende achterstandsposities worden door dergelijke concepten tegen elkaar uitgespeeld. Dat gebeurt van links tot rechts, van de privilegeleer tot de schuldvraag over het woningtekort. Het gevaar is dat mensen in een kwetsbare positie, van alle kleuren, in plaats van ondersteund, vooral figurant worden in een ‘cultuuroorlog’.
- Mijn visie, die privileges nuanceert, wordt wel eens controversieel bevonden en verdacht gemaakt. Helaas manifesteert zich, onder andere aan universiteiten, soms een angstcultuur rond deze thema’s, aangewakkerd door een Angelsaksische westenwind. Ik snap het als mensen die zelf achterstelling meemaken, waarvoor nu soms eindelijk meer aandacht is, moeite hebben met mijn stellingen die e.e.a. weer nuanceren. Maar meestal gaat het om aanvaringen met kansrijke witte mensen en hun wereldbeeld.
De druk is helaas groot om eigen ervaringen en onderzoeken maar onder het tapijt te schuiven. Dan lijkt het of het niet meer gaat om achterstanden, maar om het overeind houden van een leer. Individuen moeten daarvoor netjes binnen de hokjes blijven. Dat kan knellen als witte man met een achterstandspositie, of bijvoorbeeld als persoon van kleur met de ‘verkeerde’ mening. Deze polarisatie vindt plaats in een context van groeiende maatschappelijke ongelijkheid, wat een riskante cocktail vormt. Het is doodzonde als antiracisme en diversiteit onderdeel worden van een kloof in de samenleving tussen hoog en laag/of praktisch-opgeleid, insiders en outsiders, stad en platteland en kansrijk en kansarm, in plaats van dat het kloven overbrugt en een gelijker speelveld creëert.
Enkele leestips:
- ‘Voer het debat over diversiteit minder slordig en zonder stedelijke bias’, ScienceGuide, 20/02/19
- ‘Kijk bij onderwijsongelijkheid verder dan de grote stad’, de Volkskrant, 17/06/20
- Bijdrage aan rondetafelgesprek ‘Verscheidenheid in de wetenschap’, 23/04/2019
- ‘Hoe wit privilege bij deze witte meisjes komt en gaat’, interview Talitha Stam, de Volkskrant, 19/09/18
- ‘Nijmegen is nog altijd een emancipatiemotor voor de student uit de provincie’, M. Nooij, interview Jan Hein Furnée, VOX, 09/09/19
Beeld: door Josse de Voogd