Nog maar enkele weken geleden keken we hier vol ontsteltenis naar de meute die het Capitool in Washtington DC bestormde. Typisch Amerikaanse toestanden, dachten we toen nog, een opgehitste meute complotgekkies, rechtsextremisten en QAnon-aanhangers. Zoiets gebeurt ons in Nederland niet.
Een paar weken later zijn we, na nachten van rellen in steden en dorpen door heel Nederland, wel uit deze droom geholpen. Nacht na nacht zijn er groepen relschoppers die plunderen, vernielen, met de politie vechten en die zich van niets en niemand wat lijken aan te trekken. Het lijkt een groep te zijn zonder duidelijke agenda, zonder duidelijk doel, die er gewoon op uit is om zoveel mogelijk vernielingen aan te richten. Een bonte coalitie van hooligans, complotwappies, corona-ontkenners, hippies, aangevuld met hangjongeren, sensatiezoekers en omstanders die op een opstootje afkomen.
Politici, media en burgers buitelen over elkaar heen om deze rellen en de relschoppers te veroordelen. Terecht ook. Want wat moet er wel niet in je hoofd opkomen als je in een tijd waarin zovelen het zo zwaar hebben, waarin de hele maatschappij zich inspant om dat rotvirus het hoofd te bieden, waarin de zorg weer haar grenzen dreigt te bereiken en waarin velen steeds meer op hun tandvlees lopen, jij je nergens wat van aantrekt en alle wetten en regels aan je laars lapt om ’s nachts te lopen rellen? Wat is er dan wel niet mis met je?
Tegelijkertijd is ‘tuig’ en ‘uitschot’ roepen te gemakkelijk. Want deze relschoppers klakkeloos veroordelen ontslaat ons van de verantwoordelijkheid om te kijken waarom deze mensen aan het rellen zijn. Sommigen zullen inderdaad alleen maar uit zijn op sensatie, op de kans om eens lekker te plunderen. Maar als we de uitspraak van Martin Luther King volgen – ‘riots are the language of the unheard’ – moeten we ook kijken of er niet nog andere verklaringen zijn waarom sommige van deze mensen de straat op gaan. Zonder dat we hierbij rellen en vernielingen goedpraten overigens, laat dat duidelijk zijn. Maar die rellen zijn ook een extreme vorm van een maatschappelijk ongenoegen dat breed leeft. En ook dat moeten we durven benoemen.
Ongenoegen over het falende Nederlandse beleid en het functioneren van de overheid in coronatijd. Over het feit dat Nederland zo ongeveer het slechts presterende land in de EU is wanneer het gaat over de aanpak van corona. Over het ontstellend lage vaccinatietempo. Ongenoegen over het paniekvoetbal en de symboolpolitiek waarmee de invoering van de avondklok omgeven is. Ongenoegen over het gebrek aan debat rondom dergelijke ingrijpende beslissingen en over het feit dat onze regering voor de korte en middellange termijn amper perspectief weet te bieden aan de bevolking.
Voor mensen die toch al zwaar te lijden hebben onder de huidige situatie, mensen die weinig of geen perspectief meer zien, die zich niet gehoord voelen en die weinig te verliezen hebben – voor hun gevoel is de invoering van een avondklok de allernieuwste beknotting van hun rechten en vrijheden. De spreekwoordelijke druppel die de emmer doet overlopen.
Het kabinet lijkt alleen maar oog te hebben voor de bestrijding van het virus en het volgen van de adviezen die hierop gericht zijn. Geheel legitiem met het oog op zorgelijke ontwikkelingen omtrent de Britse variant. Alleen faalt het kabinet er daarbij in om zich ook in te spannen rond al het andere leed dat er momenteel in de samenleving heerst.
Zoals Zihni Özdil zich ook al afvroeg: “Hoe komt het dat er in Nederland zulke hevige rellen, dagen achter elkaar zijn? Waarom gebeurt het niet op zulke grote schaal in de landen om ons heen?”
De impact van de lockdown, het feit dat zovelen thuiszitten, dat mensen alles kwijt dreigen te raken wat ze hebben opgebouwd; kortom, de bredere economische, maatschappelijke en psychologische gevolgen voor onze samenleving.
Gevolgen die ook slachtoffers maken, waar maar veel beperkter oog voor is, en die overwegend vallen binnen een klasse die de afgelopen jaren en decennia toch al klap op klap heeft gekregen. Wiens bestaan steeds benarder is geworden, door bezuinigingen op de verzorgingsstaat, door flexibilisering en groeiende ongelijkheid.
Als burgers en de overheid zich de komende dagen gezamenlijk inspannen om deze rellen tot een einde te brengen – wanneer het puin is geruimd en we ons weer op andere zaken kunnen richten – is het noodzakelijk dat we niet alleen relschoppers berechten en stevig straffen. Maar ook dat we onze analyse van wat er fout is gegaan, en van wat we in de toekomst anders moeten doen, richten op het bovenstaande.
Nederland faalt op dit moment in veel opzichten. De Nederlandse overheid schiet tekort voor haar eigen burgers. En de samenleving laat sommigen van haar zwakkeren en kwetsbaren in de steek.
En als er niemand is die zich op redelijke wijze voor deze groep inspant en er oog en oor voor heeft, dan zijn ze een gemakkelijke prooi voor dansleraren, complotdenkers en extreemrechts. Dan blijft de maatschappelijke onvrede steeds breder voortsmeulen, en en dan is het wachten op een moment dat zij weer tot uitbarsting komt.
De huidige rellen kunnen we nu alleen nog maar bedwingen, maar de rellen van de toekomst kunnen we voorkómen. Dit is de uitdaging die nu voor ons ligt. Die kunnen we niet afdoen met slechts het veroordelen van de rellen, om daarna weer over te gaan tot de orde van de dag – en te doen alsof er verder niets aan de hand is.