In zijn nieuwste boek Ik hou van Holland pleit Gert Jan Geling voor een ‘liberaal nationalisme’, een nieuwe waardering van het begrip patriottisme, maar dan wel een liberaal, verbindend patriottisme als tegenhanger van het illiberale nationalisme dat alleen maar voor verdeeldheid zorgt. “We moeten eigenlijk geen integratiedebat meer hebben, we moeten een ídentificatiedebat hebben.”

Waarom is het zo belangrijk dat we een liberaal patriottisme omhelzen?

“Liberaal patriottisme is een inclusieve vorm van nationalisme. Iedereen die zich tot de natie rekent en zich verbonden voelt tot een land kan daarbij horen. Liberaal patriottisme is geen etnisch nationalisme en heeft daarom een verbindende werking, waardoor iedereen er baat bij heeft.

“Het kosmopolitisme is voor velen een te abstract begrip, het staat te ver van hun belevingswereld af. De meeste mensen zijn nog altijd nationaal georienteerd en voelen zich burgers van de natiestaat. Ik denk dat je vanuit dat punt moet vertrekken. Het idee van een natie betekent dat je bent verbonden met een groep mensen. Het betekent ook dat je voor elkaar opkomt, dat je als samenleving elkaar helpt, dat je solidair bent. Het idee van de democratie en de rechtsstaat zijn tenslotte samen met nationalisme opgekomen. Een democratie gaat uit van egalitarisme; iedereen is burger van een natie of burger van een democratie. Dat geldt natuurlijk ook voor de rechtsstaat; iedereen is gelijk voor de wet. Heel veel van die ideeën hangen met elkaar samen. En je moet heel voorzichtig zijn voordat je dat overboord gooit.

“Je kunt nationalisme ten goede en ten kwade inzetten. We kennen veel voorbeelden van slechte vormen van illiberaal nationalisme, zoals het onderdrukken van minderheden. Illiberaal nationalisme leidt tot conflicten. Maar liberale vormen van nationalisme, wat ik als patriottisme definieer, kunnen de samenleving juist beter en sterker maken omdat het zorgt voor een meer solidaire en rechtvaardige samenleving, waar spanningen tussen groepen juist voorkomen kunnen worden in plaats van dat ze aangewakkerd worden.”

Hoe zorgen we ervoor dat iedereen zich betrokken voelt bij de samenleving? Je zegt in je boek heel duidelijk dat dat van twee kanten moet komen. Ik denk dat dat concept al langer bekend is, alleen lijkt het of we daar steeds weer in vastlopen. Hoe denk je dat we dit het beste aan kunnen pakken?

“Ik denk dat juist progressieve partijen, in Europese landen dus ook in Nederland, dat patriottisme zouden moeten omhelzen. Dat kan op veel terreinen voordelen hebben, maar met name op het migratie- en integratieterrein. We zien al decennialang dat een groot deel van de bevolking het gevoel heeft dat hun identiteit onder druk staat als gevolg van migratie en de komst van groepen nieuwkomers. Er woedt natuurlijk ook al heel lang een integratiedebat waar we kritisch over moeten zijn. Tegelijkertijd zien we ook dat mensen met een migratie-achtergrond ontevreden zijn omdat ze zich onvoldoende erkend voelen als burger, als Nederlander. Ze hebben het gevoel dat ze er niet bij horen, dat ze buitengesloten worden en als gevolg daarvan komen ze ook racisme en discriminatie tegen.

“Ik denk dat voor beide kampen patriottisme een soort van middenweg is. Men erkent dat er zoiets bestaat als een nationale cultuur en nationale identiteit, die ook nog gekoesterd mogen worden omdat aspecten ervan het bewaren waard zijn. Je hoeft niet alleen maar voor minderheden op te komen, je mag ook voor de cultuur van het land staan. Dat betekent ook dat je soms grenzen moet stellen aan migratie. Migratie moet altijd gedoseerd plaatsvinden om juist ook die identiteit te kunnen behouden. Tegelijkertijd is het ook een inclusieve vorm van nationalisme, waarin iedereen erbij kan horen. Een nieuwkomer die zich rekent tot de natie hoort er gewoon bij, en moet ook gezien worden als burger van die natie.

“In de Verenigde Staten is dat een heel krachtig idee zodat je daar al snel onderdeel van wilt worden. Dat is een mooie gedachte maar in Nederland kennen wij dat nog onvoldoende. Als je erbij hoort sluit je ook geen medeburgers uit. Dus in de eerste plaats ben je elkaars medeburgers en behoor je tot dezelfde natie en daarmee als het ware tot dezelfde groep. In Nederland leeft het idee van Nederlanders aan de ene kant en allochtonen of buitenlanders aan de andere kant nog heel sterk. Liberaal patriottisme gaat daar niet in mee. Dat zegt dat je allemaal onderdeel bent van deze natie, en daarmee een burger van deze samenleving.”

Je zegt in je boek dat het belangrijk is dat nieuwkomers ook de waarden van hun nieuwe land aan moeten nemen. Maar je ziet dat dit niet altijd gebeurt, juist omdat dit een proces is dat tijd vraagt. Vaak duurt het een tijdje voordat je merkt of mensen de waarden van een land wel of niet aannemen.

“Die waarden snap ik en steun ik ook, maar in mijn boek focus ik minder op waarden en meer op identiteit. Als je iemand uit de Bible belt naast iemand uit Amsterdam zet, dan zullen ze ook heel weinig gemeenschappelijke waarden hebben, maar ze zullen wel zeggen dat ze Nederlander zijn. Dat is een rol, een identiteit. Je ziet bij veel mensen met een migratie-achtergrond dat ze al snel een biculturele identiteit ontwikkelen en dat ze eigenlijk verschillende culturen en verschillende landen in zich verenigen. Daar laat ik ook ruimte voor. Je kunt waarden niet afdwingen. Als je identiteit als uitgangspunt neemt, dan heb je al een idee van verbondenheid met elkaar. En met verbinding bewerkstellig je meer in de samenleving dan wanneer je mensen dwingt bepaalde waarden over te nemen.

“We moeten eigenlijk ook geen integratiedebat meer hebben, we moeten een ídentificatiedebat hebben. Dus wie identificeert zich met de natie, en met de burgers van de natie? Dat vind ik veel belangrijker dan integratie, wat niet echt werkt. En als iets niet werkt gaan mensen zich ertegen verzetten. Dat integratie idee, daar moeten we eigenlijk van af. Samenleven vind ik ook niet voldoende, want dat leidt heel snel tot het koesteren van je eigen plek. Dan blijft iedereen in zijn of haar eigen hokje en daarmee laten we juist de verdeeldheid aanwakkeren in plaats van dat we deze overbruggen. Met de identificatie-gedachte ben je allemaal op zekere wijze met elkaar verbonden, maar het laat nog wel ruimte voor verschillen tussen mensen. Vandaar dat ik daar meer op focus dan op samenleven of integratie.”

Je legt in je boek een zwaar accent op gedeelde geschiedenis. Hoe kunnen we naast bijvoorbeeld het onderwijs nieuwkomers deelgenoot maken van die geschiedenis?

“Geschiedenis is het verhaal van het land zelf, en daarmee van de burgers zelf. In de Verenigde Staten is de wijze waarop het land tot stand is gekomen een heel krachtige gedachte. Daarom bestaat er ook aandacht voor de donkere kanten van de geschiedenis zoals slavernij, maar tegelijkertijd is er veel aandacht voor hoe men vanuit het niets een nieuw land heeft opgebouwd dat de verschoppelingen uit de hele wereld opnam.

“In Nederland hebben wij in wezen ook een krachtige ontstaansgeschiedenis als je teruggaat naar de zestiende eeuw. Het Plakkaat van Verlatinghe toont hoe een ministaatje de grote machten weerstond, hoe het een plek werd van tolerantie en vrijheid van haar burgers tegen de tirannie. Dat was een heel krachtige gedachte die je ook tot in het heden kunt vertalen. Daarom is het zo belangrijk dat je naast de triomfen zoals de Gouden Eeuw ook de schaduwkanten erkent, zoals de slavernij en kolonialisme. Maar dit kan zonder dat je afdoet aan het feit dat we daar hele krachtige ideeën over kunnen hebben die je kunt vertalen naar het heden. Dat verleden kun je ook koesteren en waarderen, je kunt er sommige aspecten uit halen, zowel de goede als de minder goede kanten. Dan heb je ook een inclusief idee van de geschiedenis waar nieuwkomers graag aan vast willen haken.”

“Je mag best trots zijn op je land, en op wie je bent en waar je vandaan komt. Daar pleit ik ook voor, zonder dat je dat alleen maar ophemelt of geen aandacht hebt voor de schaduwzijde. De toeslagenaffaire is een mooi voorbeeld. Enerzijds is wat daar is gebeurd een grote schande, maar anderzijds zien we ook hoe dit vanuit verschillende politieke partijen wordt aangepakt en hoe wij dit nationaal veroordelen. Vrienden van mij uit andere landen zien met verbazing hoe daar bij ons een regering over valt. In hun land zou dat niet gebeuren, daar blijven ze gewoon lekker zitten met z’n allen.”

Aan het einde van je boek noem je tien punten die het liberaal patriottisme in Nederland zouden kunnen versterken. Een van je voorstellen is een herinvoering van de dienstplicht. Wat zou de positieve uitwerking daarvan kunnen zijn?

“Ik pleit voor een maatschappelijke dienstplicht omdat er voordelen aan vastzitten voor onze samenleving. Op vrij jonge leeftijd worden Nederlandse groepen eigenlijk al gesegregeerd. Dat gebeurt ruimtelijk middels de wijken waar wij wonen, maar het gebeurt ook op scholen, in het onderwijs. Nederlanders van verschillende achtergronden worden vrij snel uit elkaar getrokken en komen ook de rest van hun leven niet meer met elkaar in aanraking. Daardoor leer je eigenlijk weinig tot niets van je medeburgers van verschillende achtergronden. Het idee van een diensplicht zorgt ervoor dat dat wel gebeurt omdat je bij wijze van spreken met zijn allen in een tentje op de hei ligt. Het hoeft niet perse een militaire dienstplicht te zijn. Het kan ook maatschappelijk, in de zorg of het onderwijs, of een andere plek waar gewoon handen nodig zijn, waar behoefte is aan vrijwilligers. Nederlanders van verschillende achtergronden kunnen zich dan gezamenlijk, voor bijvoorbeeld een jaar, inzetten voor de samenleving, op wat voor terrein dan ook. En dat dwingt mensen kennis te nemen van elkaars achtergrond. Ik denk dat dat een verrijking is voor de samenleving.”

De termen nationalisme maar ook patriottisme hebben in de loop der jaren een negatieve bijklank gekregen. Zeker aan de linkerzijde van het politieke spectrum zullen veel mensen schrikken van die term. Hoe denk je dat we patriottisme weer een positieve wending kunnen geven?

“Ik heb mijn boek met name gericht op de kosmopolitische, progressieve Nederlander die een lichte afkeer heeft van nationalisme omdat hij denkt dat het slecht is. Je hebt heel veel mensen die nationalisme gelijkstellen met populisme. Op zich is dat te begrijpen, populisten zijn mensen die het nationalisme gekaapt hebben. Het is daarom zaak dat we het nationalisme niet links laten liggen, maar het terugkapen. Vroeger was nationalisme een progressieve bevrijdingsgedachte, in de tijd dat we streden tegen een ancien régime. Maar ook in de tijd van de dekolonisatie streden nationale bewegingen voor de onafhankelijkheid van een land. Dat was heel erg lang een progressieve gedachte. En dat kunnen we nu heruitvinden.

“Het begint ermee dat je dat ter discussie stelt, juist in de kringen waar dat eigenlijk nooit wordt gedaan. Ik ga binnenkort bijvoorbeeld bij D66, een partij waarbinnen ik zelf actief ben, met leden in gesprek over het onderwerp, dus voor een D66 publiek, om het juist voor dat publiek te hebben over het nationalisme en Europa. De Europese Unie hoeft niet perse tegen nationalisme te zijn, integendeel, je kunt het juist inzetten als kracht omdat het nationale belang ook Europees belang is. Een sterk Europa is ook belangrijk voor een sterke natiestaat, ze hoeven elkaar absoluut niet te bijten, ze kunnen elkaar juist versterken. Je moet dat collectieve idee ter discussie gaan stellen en met een nieuw idee komen, dat probeer ik in mijn boek te doen. En ik heb goede hoop dat dat uiteindelijk ook door politici en andere groepen in de samenleving wordt opgepikt.”

Ik hou van Holland - Gert Jan Geling

Gert Jan Geling: Ik hou van Holland
Prometheus, 224 pagina’s
€ 21,99

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.