Als vluchteling kwam ik in 2011 naar Zwitserland en ik begon na te denken over het land van mijn jeugd. Vandaag weet ik dit: mijn leven in Marokko was de echte ballingschap, en het asielland Zwitserland werd mijn eerste, werkelijke thuis.
Wie over zijn ervaringen in ballingschap schrijft heeft de neiging zijn eigen verleden te romantiseren. Het moderne sjabloon voor die romantisering van het vroegere leven, vol ontberingen, werd in 1984 ontworpen door de Palestijnse theoreticus van het post-kolonialisme Edward Said, met zijn essay Reflections on Exile. Said schrijft daarin over de “onheelbare kloof tussen een mens en een geboortegrond; tussen het zelf en zijn ware thuis”. Daaruit volgt voor hem een existentiële grondstemming van verdriet – het maakt de ballingschap tot een een akelig oord, en de verloren geboortegrond tot een ideale gemeenplaats.
Maar ik vraag mij in alle ernst af: waarom zou het niet mogelijk zijn die kloof over te steken? Waarom zouden vluchtelingen niet over hun leven in ballingschap kunnen schrijven zonder zich aan melancholie over te geven? Is het feit dat een vluchteling in het Westen vrijheid en rechtszekerheid vindt voor hem juist niet een reden om de ballingschap te loven en te prijzen? Zelf ervoer ik mijn ballingschap van het begin af aan namelijk precies zo: als een kans op een nieuw, vrij leven, dat ik ten volle wilde leven, in plaats van mij te beklagen.
De melancholie die vaak met het leven in ballingschap wordt geassocieerd berust vooral op de aanname dat er iets waardevols verloren is gegaan. Het verlies van je thuis, van identiteit, van taal, wordt daarbij vaak genoemd. Op het eerste gezicht lijkt het er inderdaad ook op dat een vluchteling dat thuis verliest, als hij gedwongen wordt te vluchten van waar hij geboren werd. Maar verdwijnt ons gevoel van thuis-zijn echt op magische wijze uit ons leven, als we naar een ander land emigreren?
Nee. Op de dag, jaren geleden, dat ik als vluchteling naar Europa kwam, liet ik mijn Marokkaans-zijn niet zomaar achter. Ik draag het met mij mee, in mijn herinneringen en in mijn hart. Ik beleef het ook hier nog vaak door de muziek, door de gerechten, de taal of de warme kleuren. Maar vóór alles: afkomst is niet hetzelfde als thuis.
Ballingschap in je geboorteland
Natuurlijk heb ik mij af en toe verdrietig en alleen gevoeld, omdat ik de inbedding in familie miste, en omdat de angst voor het vreemde en onbekende in me opborrelde. Dat gevoel van eenzaamheid, dat je ervaart wanneer je plotseling in een buitenstaander verandert, is echter niet alleen voorbehouden aan mensen die vluchten of in ballingschap leven. Ieder mens, ongeacht waar hij vandaan komt, voelt op bepaalde momenten in zijn leven wel dat verlies van het vertrouwde. Dat gevoel doet pijn, maar het behoort tegelijkertijd volledig tot het mens-zijn. Je kunt daardoor groeien – of je kunt je overgeven en eraan ten gronde gaan.
Om te groeien, is eerlijkheid tegenover jezelf nodig. Paradoxaal genoeg geven de landen van herkomst veel vluchtelingen dat gevoel van geborgenheid en veiligheid juist helemaal niet. In veel gevallen stelde, bijvoorbeeld, de familie van islamitische vluchtelingen zich op als een onderdrukkend collectief, dat de oorlog verklaart aan elk familielid dat zich er niet zonder meer aan ondergeschikt maakt. Vaak brengt een ‘verkeerde’ seksuele oriëntatie of levensovertuiging een individu in conflict met de familie en de staat – en juist daarom zien velen de vlucht als enige optie.
Als je het zo bekijkt is het leven in je geboorteland door het gebrek aan vrijheid je eigenlijke ballingschap, en ontpopt het asielland, dat je vrijheid geeft, zich als je nieuwe thuis. Toen ik in de lente van 2011 Marokko verliet, sloot ik mijn ballingschap af – en ging ik op weg, zoekend naar een nieuw thuisland dat ik uiteindelijk in Zwitserland vond.
De start van een nieuw leven in een vreemd land dwingt een mens om zichzelf daadwerkelijk de vraag naar zijn thuisland te stellen. En terwijl hij probeert het antwoord te vinden, realiseert hij zich dat zijn thuisland net zo min als zijn identiteit gebonden is aan een bepaalde plaats. Beide beginnen zich pas te vormen op het moment waarop hij zelf op ze reflecteert.
Je thuisland is daar waar je je vrij voelt. Dat maakt het thuisland van een vluchteling tot een concept dat hem er niet aan herinnert waarin hij verschilt van anderen, maar dat hem juist aanmoedigt om te ervaren wat hij met de cultuur die hem opneemt gemeenschappelijk heeft. Ik was in zekere zin altijd al een Zwitser, zonder dat ik het wist. Je thuisland is eerst en vooral iets mentaals.
Verbondenheid over grenzen en eeuwen
Niet ver van het huis van mijn vader bij Meknès in Marokko ligt de oude Romeinse stad Volubilis. Toen ik nog in die streek woonde, bezocht ik Volubilis een paar keer. De vele Romeinse mozaïeken en de tempel van de oude stad wekten in mij de indruk dat ik samen met al deze culturele, religieuze en talige rijkdom onderdeel was van de beschaving van de Middellandse Zee. En het verbaasde mij niet dat de invloed van de Romeinse oudheid tot op de dag van vandaag nog terug te vinden is in veel Noord-Afrikaanse tradities, cuisines en zelfs religieuze rituelen.
Hetzelfde gevoel van verbondenheid met deze oude beschaving voel ik ook vandaag als ik door de Lindenhof in Zürich wandel. Daar bevindt zich een grafsteen met de inscriptie Turicum, de naam die de Romeinen aan de nederzetting gaven en die zich tot Zürich zou ontwikkelen. Voor mij is Volubilis-Turicum een reis door hetzelfde, ideële thuisland.
Door het begrip van deze verhoudingen maken we het concept van “je thuisland” vrij. Het wordt dan niet meer kortzichtig aan een bepaalde religie of etniciteit vastgeknoopt, maar het vertegenwoordigt een zich steeds ontwikkelende identiteit, die de geschiedenis en de grenzen van de geografie overstijgt.
Nietzsche onderscheidde de ‘goede’ en de ‘slechte’ Europeaan. De slechte is degene die druk is met hardnekkig nationalisme, de ‘Vaterlanderei’, terwijl de goede zich losmaakt van die onbuigzame koppelingen aan religie, etniciteit en taal – omdat hij besloten heeft tot Europa te behoren. Dit nietzschiaanse concept van nieuwe Europeanen is het grootste goed dat een vluchteling kan verlangen: zich losmaken van etnische en religieuze drogbeelden en nationalistische intolerantie afleggen, zodat hij een ‘goede’ – dat wil zeggen, een vrije, soevereine, onverschrokken Europeaan kan zijn.
De ongewone vrijheid
De sociale druk uit onvrije samenlevingen achtervolgt echter veel vluchtelingen tot in hun zelfgekozen nieuwe thuisland. Vrijheid is de ultieme nachtmerrie voor elke orthodox-islamitische migrant. Die zal er alles aan doen om zichzelf en zijn familie tegen die vrijheid te beschermen. Door zijn vrouw en dochter te dwingen de hijab te dragen, door hun seksualiteit onder zijn controle te houden of door te protesteren tegen seksuele voorlichting op school. Maar hoe kan vrijheid een schokkende ervaring zijn voor de balling die zo naar haar verlangde en die voor haar vaak zelfs zijn leven waagde?
Het antwoord is: naar vrijheid streven en in vrijheid leven is niet hetzelfde. Ik herinner me dat ik kort na aankomst in Zwitserland in Romanshorn over de promenade langs de Bodensee slenterde. Voor het eerst in mijn leven genoot ik van een biertje, zonder het voor de ogen van de mensen of de politie te hoeven verbergen – dat was dubbel genieten. Dit gegarandeerd-de-laagste-prijs-biertje van de Coop was voor mij een echte openbaring, het bewijs van echte, ongekunstelde, individuele vrijheid.
Maar toen ik dat allereerste biertje in vrijheid dronk, zag ik opeens een politieagent voorbij rijden. De angst nam het over en ik gooide vanuit reflex het bierflesje weg. In de praktijk kostte me het vrij veel tijd om eraan te wennen dat ik mijn bier ook echt zo kan drinken. In Marokko zou ik ter plekke zijn gearresteerd.
Een paar maanden later nodigde een vriend die ik in Zürich had leren kennen me uit voor zijn verjaardagsfeest. Plotseling klom hij ten overstaan van alle gasten op een stoel en riep: “Zie je Kacem, dit is nou waar de westerse beschaving om gaat!” Iedereen was op slag nuchter (of deed alsof), keek vol spanning naar de beschonken profeet en wachtte tot hij zijn geheim prijsgaf. “Om dronken te zijn,” zei mijn vriend, met een gelukzalig gezicht. “Dat is waar, mijn vriend, dronken te zijn – zonder daarvoor te worden vervolgd, dat is vrijheid,” vulde ik hem aan.
Deze twee bierovergoten voorvallen laten dit zien: wat veel mensen in westerse samenlevingen totaal vanzelfsprekend vinden, een ‘minimum aan vrijheid’, is naar wereldwijde maatstaven helemaal niet gewoon. Voor mensen in ballingschap is dit een bevrijdende vorm van veiligheid, die absoluut behouden moet blijven en verdedigd moet worden.
Het is waar dat ballingen vaak hun thuis, hun geliefde familie en hun vrienden moeten achterlaten. Maar ze vinden ook nieuwe vrienden, een nieuwe familie. En als ze Nietzsche hebben gelezen, kunnen ze zich vasthouden aan zijn amor fati, de liefde voor het levenslot: stel je voor hoe gelukkig je de steen van de ballingschap door het leven kunt dragen, als je de kans krijgt om ver van de ketenen van de dictatuur te leven. Onthoud dat je in die zin geen thuisland hebt verlaten. En onthoud dat je ergens onderweg begrepen hebt: het was zelfs nooit je thuisland.
Dit stuk verscheen oorspronkelijk als Heimat ist nicht da, wo du geboren bist, sondern da, wo du dich frei fühlst in de Neue Zürcher Zeitung. Door Vrij Links vertaald en gepubliceerd met toestemming van de auteur.
Foto: Lakov via Depositphotos