Hoewel mijn moeder een feministe was, ben ik niet uitgesproken feministisch opgevoed. Wel kreeg ik van alles mee. Ik zag en ik luisterde.

Mijn moeder was een gematigd feminist. Het ging haar vooral om emancipatie in praktische zin. De ideologische dimensie ontbrak, net zoals het jargon. Patriarchaat, masculiniteit, gender, heteronormativiteit – zulke woorden gebruikte ze niet. In haar ogen gingen te veel vrouwen eenvoudigweg nog altijd in een ondergeschikte rol door het leven, en dat moest maar eens afgelopen zijn.

Ze mocht dan wel geen activiste zijn, maar ze was wel actief. Zo zette zij eind jaren zeventig samen met wat andere vrouwen de eerste crèche van Vlaardingen op. Leuk voor de kinderen – en jonge moeders konden werken of een opleiding volgen. Tegen de wil van mijn vader in ging ze studeren, om uiteindelijk in Rotterdam als maatschappelijk werker aan de slag te gaan. Al gauw was ik een sleutelkind.

Haar stap naar economische zelfstandigheid bleek een verstandige, want toen ik negen was besloot mijn vader om er de brui aan te geven. Binnen een jaar ontmoette ik zijn nieuwe vriendin, tien jaar jonger dan mijn moeder. Een vrouw verlaten in misschien wel de meest kwetsbare periode in haar leven – de periode van overgang – als man kun je dat eigenlijk niet maken. De seksuele neergang van de vrouw, omgekeerd evenredig aan die van de man. De echte ongelijkheid. Mijn moeder zou nooit meer een man hebben.

Desondanks rechtte ze de rug. Sterk, onafhankelijk en strijdbaar. Maar achter haar lach zag ik de pijn en het verdriet. In die tijd had Eurythmics een hit, It’s alright – baby’s coming back. Zodra op de tv of radio iets klonk dat op een aankondiging leek, zette ik ongemerkt een andere zender op. Valse hoop, een sprookje. Ik was bang dat het haar zou herinneren aan de scheiding en we moesten verder.

Naast onafhankelijkheid ging het haar uiteraard ook om gelijkwaardigheid en respect. Ik weet nog goed hoe ze een keer met stoom uit de oren thuiskwam. Eén of andere kerel had het in zijn hoofd gehaald om haar ‘wijffie’ te noemen: “Zo wijffie, het kopieerapparaat doet het weer hoor!”, zoiets. Ik besloot om nooit van mijn leven een vrouw ‘wijffie’ te noemen.

Als puber las ik de VPRO-gids en de Volkskrant. Ook bladerde ik elke maand braaf door de Opzij, hier en daar las ik een artikel dat mijn aandacht trok. Bij mijn vader las ik de Penthouse, die gewoon op tafel lag. De pornoblaadjes griste ik onder zijn bed vandaan. Van de Opzij is me vooral de rubriek Langs de feministische meetlat bijgebleven. Van de Penthouse herinner ik mij de columns van Xaviera ‘happy hooker’ Hollander, vol handige tips en weetjes. De feministische lectuur en de pornografie werkten complementair. Van twee kanten leerde ik dat tegenover elk mannelijk orgasme een vrouwelijk orgasme hoort te staan, iets wat me volkomen vanzelfsprekend leek.

Mijn moeders boekenkast stond vol met boeken van al dan niet feministische auteurs: Anja Meulenbelt, Connie Palmen, Yvonne Kroonenberg en vooral Renate Dorrestein, zover het oog reikte. Ook stonden er de nodige Afrikaanse schrijfsters tussen van wie ik mij helaas de namen niet herinner. Af en toe pakte ik er een boek uit en bekeek ik de omslag. Ik hoefde de boeken niet te lezen om de boodschap te begrijpen. De boekenkast zelf was de boodschap. De rest van mijn leven zou die boekenkast over mijn schouder meekijken om te kijken of ik het allemaal wel goed zou doen.

Er kwam vaak visite over de vloer. Collega’s, vriendinnen, mijn vele tantes. Erg gezellig, ik zat er vaak bij. Zelfbewuste, progressieve vrouwen, doorgaans niet op hun mondje gevallen. Artistieke types ook. Sommigen hadden hun haar donkerrood geverfd en zelfs de roze tuinbroek kwam voorbij. Eén van hen zat in het bestuur van het lokale vrouwencafé. Hun openhartige gesprekken waren leerzaam voor een jongen in de puberteit. Menstruatieperikelen, opvliegers, blaasontsteking, pijn bij het vrijen in relatie tot de penisgrootte, alles kwam voorbij. Nog voor ik mijn maagdelijkheid verloor had het vrouwelijk lichaam nauwelijks nog geheimen voor mij.

Al die vriendinnen en zussen hadden natuurlijk ook mannen, voor zover ze niet gescheiden waren. Zachtaardige kerels, de meeste deden gewoon hun best. Zelden hoorde ik ze over auto’s of maakten ze seksistische grappen. Twee vrienden zaten zelfs in een mannenpraatgroep. Maar alleen over oom Frans zei mijn moeder dat het een écht geëmancipeerde man was. “Die gaat gewoon uit zichzelf bij iemand de afwas doen!” Een terloopse opmerking, maar wel een die zou blijven hangen.

Oom Ed was de uitzondering. “Nik, koffie!” brulde die vanaf de bank, het huis vol visite. Ook een beetje om te pesten. Mijn tantes hoorden het knarsetandend aan. Tegelijkertijd pleitte mijn moeder voor hem. “Het mag dan een onmogelijke man zijn, zijn gezinnetje is álles voor hem, en daar zal hij voor blijven knokken.” Tot het einde toe zorgde hij liefdevol voor mijn tante, ook toen ze al zwaar dement was. Net zoals mijn opa deed voor mijn oma. Tot de dood ons scheidt. Onmetelijke schoonheid. Zo hoort het toch eigenlijk.

Op goed moment was ik zelf ook met meisjes in de weer. Uiteraard zou ik ze respectvol benaderen. Ondanks al mijn theoretische kennis was ik natuurlijk nog zo groen als gras. Lief en naïef, een kwijlend maar ongevaarlijk hondje, een speelbal in de handen van die jonge maar uitgekookte meiden. Was hun grilligheid echt of was het spel? Tegenover de fysieke kracht van de man staat de psychologische macht van de vrouw. De meisjes bepaalden wat er wel of niet gebeurde.

Inmiddels is mijn generatie de veertig gepasseerd. De vrouwen in mijn omgeving lijken andere zaken aan hun hoofd te hebben dan de kwesties uit het feministische debat. De meesten hebben hun handen vol aan werk en gezin, of zijn bezig met het nastreven ervan. Hetzelfde geldt voor de mannen, van wie de meeste inmiddels brave huisvaders zijn.

In ideologische zin ben ik geen feminist, omdat ik denk dat de feministische theorieën die de verschillen tussen man en vrouw verklaren doorgaans van weinig realiteitszin getuigen. Waar ik de visie van mijn moeder deelde, heeft de activistische retoriek zoals die dagelijks over ons heen wordt gestort eerder een tegenovergesteld effect. Desalniettemin durf ik te stellen dat ik een zeer geëmancipeerd man ben, en deels wel degelijk uit overtuiging. Daarom zal ik afwassen en knokken voor mijn gezin – als een echte kerel. En de porno uiteraard langs de feministische meetlat – respect voor het vrouwelijk lichaam.

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.

Vorig artikelDe woede om beschadigde Teflon Mark komt te laat
Volgend artikelActieve herinneringen en sensibiliseren – Wat de politieke taal niet zegt
Paul Verhoeff is filosoof en docent Nederlands op een middelbare school