Ik groeide op in een gezin van gelovige moslims en ik was zelf ook lang gelovig. Uiteindelijk kwam ik tot het besef dat ik geen gelovig man ben, nadat ik veel tijd aan zelfstudie had besteed en me had ondergedompeld in onze geschriften.
Sommige dingen stoorden me nadat ik ze diepgaand had bestudeerd. Ik vond de hijab vrouwvijandig en ik was tegen de gewelddadigheid die voortvloeide uit onze heilige boeken. En dan waren er de blasfemiewetten, beschreven in de Koran, die het tegenovergestelde leken te zijn van de vrije liberale waarden waar ik in geloof.
Als niet-gelovige man leidde ik gewoon mijn eigen leven en ik werkte meer dan tien jaar als ict-ondernemer voor het Canadese leger in Kosovo, Soedan, Bosnië, Haïti en Afghanistan. Ik ontmoette andere moslims en anderen zoals ik die niet langer moslim waren. Maar toen ik in 2014 terugkeerde naar Canada kwam ik thuis in een heel ander land dan het land waaruit ik was vertrokken.
Ik vertrok uit een land dat er trots op was om het tegenovergestelde te zijn van wat mij stoorde in islam; een land dat trots was op een lange traditie van de vrijheid om alles te mogen bevragen, van de vrijheid van meningsuiting en van het vrije publieke debat. Het Canada waarnaar ik terugkeerde leek meer op de religie van mijn jeugd dan op diens tegenhanger.
Ik vertrok uit een cultuur die in alles het gevoel ademde dat zich laat samenvatten als “ik mag het oneens zijn met wat je zegt, maar ik respecteer je recht om het te zeggen”. Ik kwam terug in een cultuur gekenmerkt door “ik ben het niet eens met wat je zegt, dus houd je bek.”
Ineens werden ex-moslims zoals ik die de religie van onze jeugd bekritiseerden, met vreselijke termen aangeduid: huismoslims, collaborateurs, oom Toms of Bounty’s, met de suggestie dat we bruin van buiten zijn maar wit van binnen. Mensen die ik niet eens kende noemden mij een ‘white supremacist’ omdat ik de hijab vrouwonvriendelijk vond. In oktober 2014 voerde Sam Harris zijn beruchte gesprek met Ben Affleck. Harris bracht overtuigende argumenten over islam en sprak over de concentrische cirkels van het fundamentalisme ervan. Affleck noemde zijn argumenten “walgelijk en racistisch”.
De dam brak. Zodra het racistisch werd genoemd om kritiek te geven op islam, was het makkelijk om het debat helemaal lam te leggen. De beschuldiging betekende dat de beschuldigde moreel buitenspel stond en dus volledig kon worden afgeschreven. Woorden als micro-agressions, trigger warnings en safe spaces werden gangbare termen. Een nadruk op alomtegenwoordig racisme nam exponentieel toe. Zelfs alleen maar vragen stellen bij de mate waarin racisme overal aanwezig zou zijn, leidde tot de beschuldiging van racisme. Net zoals onder religieuze blasfemiewetten mag je over bepaalde onderwerpen alleen maar op een bepaalde manier praten.
Ik kon niet anders dan inzien dat er een bijna fundamentalistische, religieus-aandoende kant aan deze beweringen zat. Het was alsof onze samenleving, in de jaren dat ik weg was, had besloten om de blasfemiewetten van mijn jeugd over te nemen. Als ik hoorde dat mensen gevraagd werd hun privileges te checken of om de manieren te onderzoeken waarop zij racistisch zijn, klonk dat net als de innerlijke jihad die moslims behoren uit te voeren om zeker te weten dat zij op het juiste pad zijn.
Hoe kon dit allemaal gebeuren? Hoe konden het soort religieuze dogma’s die ik had verlaten, de overhand krijgen in de vrije liberale cultuur waarvoor ik ze had verlaten?
Om die vraag te beantwoorden deed ik wat ik ook had gedaan met de geschriften van de islam: ik bestudeerde ze zelf. Ik begon te lezen over critical race theory en over intersectionaliteit. Ik besteedde achttien maanden aan het lezen van academische literatuur over critical social justice, en over gender- en queertheory. Hierin zag ik de verwerping van de waarden van de Verlichting, waardoor deze theorieën dichterbij religie staan dan bij het tegenovergestelde.
Maar er waren nog veel meer overeenkomsten. In de islam is het beledigen van de gelovigen een zware zonde. Denk aan de moorden op de redactie van Charlie Hebdo: de tekenaars hadden de profeet Mohammed en zijn volgers beledigd en verdienden dus te sterven. Maar er is ook een minder extreme vorm van schade die bekend staat als fitna – iets doen dat maatschappelijke onrust veroorzaakt. Een vrouw kan fitna veroorzaken door zich uitdagend te kleden, net als iemand die openlijk vraagtekens zet bij de islam.
Je ziet dit idee – dat beledigen schadelijk is – overal in de nieuwe critical social justice-cultuur. Alles dat beledigend is voor gemarginaliseerde mensen moet onderdrukt worden in het belang van de samenleving. En iedereen die iemand van kleur stevig bekritiseert of kwetst, moet worden ge-deplatformd en gecanceld.
En net zoals er in de islam een strijd is om wie de echte vertegenwoordiger is van het geloof – soennieten of sjiieten – zijn het ook in het social justice-kamp de gelovigen die bepalen wie de ware vertegenwoordigers van elke onderdrukte groep zijn. Zet een stap buiten de juiste politieke visie en je wordt geëxcommuniceerd; mensen bekogelen je met termen als ‘political blackness’ of ‘multi-racial whiteness’. Net zoals men van afvalligen zegt dat ze nooit echte moslims zijn geweest, zo wordt van transgenders die weer zijn teruggekeerd naar hun geboortegeslacht, gezegd dat ze nooit echt trans waren en van zwarte mensen die zich uitspreken tegen de dogma’s van crititcal race theory dat ze niet echt zwart zijn.
In islamitische landen censureren ze de evotutietheorie in school- en studieboeken. Hier bij ons gaat de ideologisch gedreven gendertheorie het conflict aan met de wetenschap biologie. En de biologie is aan de verliezende hand. Een mengsel van post-koloniale theorie en critical race theory probeert academische literatuur te ontregelen en roept op tot het dekoloniseren van de westerse canon en schoolcurricula. Critical social justice-ideologieën zijn in rechtstreeks conflict met de waarden van de Verlichting en de eisen van de wetenschappelijke methode, net zoals de islam. Daarmee zijn ze een grote bedreiging voor de vrije, liberale samenleving, net zoals de islam.
Ik heb het geluk gehad om veel moedige mensen te leren kennen in de strijd tegen de fundamentalistische islam en tegen critical social justice. Zoals ik destijds veel moslims sprak die tegen de fundamentalistische islam waren, zo hoor ik nu ook steeds meer geluiden over de zwijgende meerderheid die gekant is tegen critical social justice.
Die zwijgende meerderheid moet zich heel snel luid en duidelijk gaan uitspreken. We hebben meer moedige mensen nodig die opstaan en weerwoord geven. Deze ideologie rukt op in veel van onze instituties, en het is vijf voor twaalf – we mogen dit niet laten winnen. Neem het maar aan van deze ex-moslim.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Newsweek en is met toestemming van de auteur vertaald en gepubliceerd door Vrij Links.