Twee maanden geleden, misschien al drie, las ik Eén erwt maakt nog geen snert van Asis Aynan. Het is een dun boek, maar met een grote impact op mij. En daarom heb ik al twee maanden, misschien drie, drempelvrees om erover te schrijven. Want het is zo goed en meer dan dat, het is zo belangrijk. Om de verhalen, van families in en door de geschiedenis, van de worstelingen van mensen en hun dilemma’s, verlies en zoektochten, en van willen begrijpen wie wij in Nederland met z’n allen zijn.
2021 is het jaar waarvan we over tien jaar zullen zeggen dat het een markeringsjaar was in de Nederlandse literatuur. (En ik verbaas me dat er amper grote media zijn die dit lijken te willen zien). Lale Gül, Erdal Balci en Asis Aynan publiceerden elk een boek als een kleine kanonskogel door de Nederlandse samenleving.
Deze drie boeken – alle drie totaal verschillend – hebben in hun wijde breedte een gemeenschappelijk thema te midden van vele: de (on)mogelijkheid om in Nederland gezien te worden als meer dan jouw vermeende lidmaatschap van de groep waarvan een ander heeft bedacht dat je daarbij hoort. Het is een kale platitude om te denken dat Gül en Balci over ‘Turkse Nederlanders’ schrijven en om andere redenen, nog erger (later meer hierover) dat Aynan schrijft over ‘Marokkaanse Nederlanders’ – hun literatuur gaat over Nederland in de volle breedte van dit smalle land. In de jaren zestig sloopten de Reves, Wolkersen en Cremersen heilige huisjes in een verkokerd land, in 2021 gooien Gül, Balci en Aynan hun eigen knuppels in een anderszins weltevreden hoenderhok.
Gül schreef haar roman Ik ga leven over een zich vrij vechtende jonge vrouw in een hedendaags Amsterdam; Balci’s De Gevangenisjaren trokken me mee in de ziel van een opgroeiende jongen in een dorpje in Turkije en de wijk Lombok in de Utrechtse jaren 80. Eén erwt maakt nog geen snert is het enige non-fictie boek van deze drie, maar in stijl even literair. En het sleept me een hele geschiedenis in die zowel in Marokko als in Nederland is toegedekt met mantels der, ja wat eigenlijk? Een Marokkaanse mantel van repressie en een Nederlandse mantel van “alle Marokkanen zijn hetzelfde zoals de machthebbers en vertegenwoordigers, en eerlijk gezegd boeit het ons verder niks dus hop, pappen en nathouden maar.”
Aynans boek is deels een verhaal van liefde voor de Rif, van tradities en taal en gebruiken die voor zijn grootmoeder nog springlevend waren. Maar net als in een Sam Peckinpah-film ligt onder die bijna dromerige ode aan een land en haar mensen, een donker gapend gat. Op zoek naar zijn eigen familiegeschiedenis stuit Aynan op de verschrikkingen die door de Franse en Spaanse kolonisatoren, en daarna door de terreur van de Marokkaanse koning(en) zijn aangericht in de Rif.
Het is de kracht van dit boek dat Aynan de schoonheid en de gruwelen naast en door elkaar plaatst. Voor mij als lezer geboren in een nu vredig land zal nooit echt in te voelen zijn welke diepe sporen oorlog, burgeroorlog en terreur trekken door mensen en door families. Maar dit boek maakt er wel een begin mee in mijn hart, en hoe.
Het is ook een verhaal van de harde repressie waarmee de Imazighen in Marokko te kampen hadden en hebben. ‘Het Zuiveren van de Marokkaanse Tong’ klinkt misschien voor sommigen poëtisch en bijzonder? Het is in werkelijkheid de naam van een project van culturele genocide – de Berbertaal, de oude gebruiken, het animisme, de hele cultuur van de Imazighen moesten met harde hand verdwijnen. Marokko moest en zou een nieuw Arabisch koninkrijk worden. De repressie duurt tot op de dag van vandaag voort, net als de opstanden.
Wat deed Nederland intussen? Op de basisschool in Haarlem leerde de kleine Asis, onder het minzame oog van de Nederlandse overheid, verplicht Arabisch. De Nederlandse overheid hielp met blonde en blinde desinteresse mee aan de wensen van de Marokkaanse.
En het is pas in Nederland dat de cultuur van Aynans ouders werd verstikt onder de deken van de conservatieve islam, nadat de “baksteenbiljetten uit de oliestaten toestroomden en de de islamitische broeders met de ware islam arriveerden”. In de Rif was de islam een facet van vele in hun leven, hier werd het de spil. En een kaalslag.
“Ik vroeg het hun vaak. Papa, mama, u weet toch dat iedere samenleving, iedere cultuur, net als het lichaam een samenspel van organen en ledematen is, net als de geest: een beetje religie, een beetje cultuur, net als de Marokkaanse stoofpot. Hoe kon u hier een leven inrichten waarin geen plaats was voor de dans, de liederen, de verhalen, de geschiedenis, het bijgeloof van uw ouders? En laat ik de gedichten niet vergeten. Waar is de poëzie gebleven?”
Het is ook Nederland waarin veel bekende Marokkaanse Nederlanders – terecht – racisme en discriminatie aan de kaak stellen, maar zich vervolgens in Marokko door de koning laten fêteren op filmfestivals en feesten ter ere van de bezetting van de Westelijke Sahara. Wie zou er durven dansen met Poetin om de bezetting van de Krim te vieren, vraagt Aynan terecht. Maar de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap en haar voorhoede kijken weg van de terreur die de Marokkaanse overheid voert in de Rif. Slechts een enkeling zoals Ahmed Marcouch spreekt zich uit.
Nog een heel pijnlijke, maar vergeten en toegedekte Nederlandse geschiedenis gaat schuil onder de mythe dat de Marokkaanse mannen die hierheen kwamen, gastarbeiders waren. Nee, zegt Aynan: ze waren oorlogsvluchtelingen. Want ook de bijnaam ‘het Jaar van de Deksels’ – zo genoemd naar de helmen van de Marokkaanse soldaten die de Bevrijdingsoorlog van de Rif kwamen neerslaan – klinkt welhaast gezellig, maar Aynan trekt er rücksichtlos alle eufemismen vanaf: “Dit had net zo goed de Maanden van de Massaverkrachtingen kunnen heten”. Deze en andere terreur vond plaats in 1958-1959. Veel jonge Riffijnse mannen wachtten de nieuwe acties van het Marokkaanse regime niet af en vertrokken naar Europa. Maar in de Nederlandse geschiedenisboeken is het niet te vinden:
“Deze vlucht is bij mijn weten door geen enkele migratiesocioloog of migratiehistoricus ooit als oorzaak van de exodus uit Marokko opgemerkt, laat staan onderzocht. Op de een of andere manier is het wervingsakkoord voor arbeid tussen Marokko en Nederland uit 1969 een markeringspunt in de literatuur. Waarom dat is, is mij een raadsel, want het is een papieren werkelijkheid die niet strookt met de werkelijkheid.”
Ik zei het al aan het begin, het is een dun boek, maar omvat een grote geschiedenis, van tienduizenden Marokkanen en Nederlanders. Lees dit boek, alsjeblieft.
Eén erwt maakt nog geen snert: Het Rifgebergte, de dubbele nationaliteit en andere misverstanden
Paperback, 74 pagina’s, € 12,50
Foto: Friso Spoelstra