Vermeer schilderde Meisje met de parel in 1665, maar wat als hij precies hetzelfde had geschilderd in het Nederland van vandaag? En stel dat we niets zouden weten van deze hedendaagse schilder – niet of hij een autochtone fervente calvinist is die de Gouden Eeuw wil verheerlijken, of een Nigeriaanse moslim die listig de hijab wil promoten of een Surinaamse atheïst die een tijdloze schoonheid, gevangen in een enkel moment, probeert vast te leggen?
Wat mij nu deed denken aan Meisje met de parel is niet een kunstkritiek of een esthetische bespiegeling, maar een passage uit het PVV-verkiezingsprogramma:
In het voorwoord schrijft partijleider Geert Wilders dat zijn partij trots is op haar eigen cultuur. “Wij laten ons geen racisme aanpraten.” Hij wil terug naar “een land zonder hoofddoeken, maar met de oer-Hollandse gezelligheid, zoals de traditie van Sinterklaas en Zwarte Piet.” De PVV wil Nederland “de-islamiseren”. Onder andere wil de PVV de verspreiding van “islamitische ideologie” stoppen. De partij wil de grenzen sluiten voor “gelukszoekers en immigranten uit islamitische landen”.
Daarom probeer ik me voor te stellen wat de Wilderiaanse reactie zou zijn op Meisje met de parel in een andere context. Als er nooit eerder zo’n schilderij had bestaan, en vandaag zou een kunstenaar het voor het eerst presenteren, zou dat dan gezien worden als “hijab-promoten” of als traditionele “Hollandse gezelligheid”? Tja – ik neem aan dat dat heel erg afhangt van wie de kijker zelf toevallig is.
Laten we nu vanuit een andere invalshoek kijken naar wat de PVV-slogans betekenen – mijn eigen perspectief, om precies te zijn. Ik ben een Iraanse atheïst in ballingschap, en er gaat voor mij vrijwel geen dag voorbij zonder dat afschuwelijk nieuws uit Iran me eraan herinnert wat een rampspoed de islam heeft aangericht voor mijn geboorteland en mijn landgenoten. Ironisch en pijnlijk genoeg heet dit land nu al veertig jaar letterlijk de Islamitische Republiek Iran. Het is verschrikkelijk dat de Islamitische Republiek altijd in de top drie staat als het gaat om mensenrechtenschendingen, discriminatie, repressie en executies – als ze al niet bovenaan staat.
Kortom, ik geloof dat ik niet alleen voldoende redenen en ervaring heb om me zorgen te maken over de verspreiding van islamitische ideeën in het westen, maar ik begrijp en sympathiseer ook met alle andere mensen die bezorgd zijn om deze ernstige zaak.
En tegelijkertijd lijkt het er voor de zoveelste keer op dat ik als Iraanse dissident, samen met veel andere mensen uit het Midden-Oosten met zulke zorgen, in Wilders’ categorie van ongewensten zou vallen – aangezien ik overduidelijk voldoe aan zijn omschrijvng ‘immigrant uit islamitische land’. Alsof je afkomst uit een islamitisch land een hedendaagse scarlett letter is, een brandmerk, dat je niet kunt afleggen.
Die Wildersiaanse neerbuigende en zelfzuchtige mentaliteit bezorgt mij een gevoel van vervreemding en desoriëntatie, hoe ontzettend graag ik ook wil bijdragen aan de verdediging van de rede, de rationaliteit en de seculiere waarden. Of ik nu zou leven in een islamitische staat of in Wilders’ utopia – zulke uitspraken zeggen mij dat ik geen recht heb op een vrij en gelijkwaardig leven. Maar hier is een twist, een verhaal:
Een ‘meisje met de parel’ in onze tijd draagt een sport-bh en een korte broek; ze is aan het joggen in haar woonplaats waar toevallig ook een moskee staat. Een moskee die zijn hele bestaan hier dankt aan de liberale en tolerante principes van deze zelfde plaats. In de overtuiging dat het uiterlijk van deze jonge, joggende vrouw ‘provocerend’ is, uiten enkele radicalen onder de moskeebezoekers hun morele bezwaren, rechtstreeks tegen haar, of via social media …
Het staat u vrij uw eigen verbeelding te gebruiken voor het vervolg van dit verhaal, om te denken over de verschillende aspecten, implicaties of mogelijke uitkomsten. Maar één ding is zeer waarschijnlijk: zodra u zich hier openlijk over uitspreekt, zullen veel van de luisteraars u meer beoordelen op uw identiteit – of beter gezegd, op het samenstelsel van al uw verschillende identiteiten – dan op de inhoud van wat u zegt.
In mijn ogen vergt het veel moed van een Nederlandse jonge vrouw om een kritische analyse te geven van waarom, en om welke redenen, we ons zorgen zouden moeten maken om de verspreiding of zelfs dominantie van islamitische ideeën in haar woonplaats – simpelweg omdat ze daarmee het risico loopt om gelabeld te worden als islamofoob, xenofoob of zelfs racistisch.
Dus als ze er nog eens goed over nadenkt, zal ze een dilemma voelen, en laat ze het maar zitten. Ze is tenslotte geboren en getogen in deze plaats en ze gaat er naar school of haar werk. Haar dilemma leidt waarschijnlijk tot een continue zelfcensuur en misschien zelfs tot wrok. Wrok tegen al die mogelijke oorzaken die ertoe leiden dat ze zich zo voelt. En daarna verbindt ze misschien, bewust of onbewust, een heleboel van haar sociale of zelfs economische problemen, aan immigranten in het algemeen en moslim-immigranten in het bijzonder, om nog maar te zwijgen over linkse beslissers en beleidsmakers.
In zo’n scenario zou het me niet verbazen als ik haar naar de verre rechterflanken zou zien neigen, maar ik zou me zelfs kunnen voorstellen dat ze misschien ook naar mij zou kijken als een lowlife buitenlander, of een “gelukszoeker” in de woorden van Wilders, iemand die een stuk van haar koek afpakt. Een profiteur met wie zij gedwongen moet samenleven in dezelfde maatschappij die haar heeft afgenomen wat ze dan ook maar hoopte te kunnen zijn.
Van u weet ik het niet, maar ik vind haar gevoel gerechtvaardigd. Ze censureerde zichzelf met betrekking tot immigranten – of in elk geval met enkele aspecten van hun levenswijze – uit angst om op de vingers getikt te worden door dezelfde vrije samenleving die de hijab koestert als symbool van vrijheid van vrouwen, en religieuze basisscholen beschouwt als een graadmeter voor godsdienstvrijheid.
Vanuit sommige linkse theoriën zouden mensen de stelling kunnen verdedigen dat mijn identiteit en achtergrond mij een schild – of in elk geval een rechtvaardiging – geven om bepaalde onderwerpen aan te kaarten. De jonge vrouw uit ons verhaal echter moet het zonder dat schild stellen en daardoor zal zij aarzelen om zich openlijk uit te spreken over precies dezelfde onderwerpen.
Maar laten we met tegenzin deze bovenstaande stelling aanvaarden en een stap verder gaan, die nog controversiëler is. Namelijk dat in de ogen van de verre linkerflanken iedereen die uit een islamitisch land afkomstig is, hier weer behoort te voldoen aan het linkse profiel: als een minder persoon, iemand die hier onderdrukt wordt en wanhopig hulp nodig heeft.
Maar als deze zelfde persoon dat idee uitdaagt, zich verzet tegen dat idee om gezien te worden als een tweederangsburger die gepamperd moet worden; als diegene kritisch is op relativistische standpunten over integratie, blasfemie, de verplichte hoofddoek of een verwelkomende houding naar islamopportunisten (een term die ik zelf gemunt heb) die naar het westen komen, dan zullen de verre linkerflanken hem vroeg of laat de deur van de gespreksruimte wijzen.
Anders dan de Wildersiaanse populistische benadering om de deur volledig dicht te slaan met de belofte van een utopia, en anders dan de linkse mentaliteit die meer geneigd is om de deur wijd open te houden, zou ik willen verdedigen dat een rechtvaardige en evenwichtige toetssteen zou kunnen liggen in de bereidheid tot het onderschrijven van universele seculiere waarden, van de waarden van een land zelf en van de rechtsstaat.
Je kunt jezelf moslim, joods of christen noemen en tot je eigen god bidden, en tegelijkertijd niet het recht en de sociale regels volgen, omdat je in de onjuiste aanname leeft dat jij, zuiver en alleen omdat jij in bijvoorbeeld Allah gelooft, een uitzondering krijgt van bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheden. Zoals Pim Fortuyn het ooit helder zei: “Ik wil samenleven met moslims maar het moet van twee kanten komen.” En het is absoluut een feit dat er een grote diversiteit van open en tolerante mensen uit islamitische landen is die moslim zijn en die niet de extremistische waarden en doctrines aanhangen.
Veel te ver links of veel te ver rechts zijn twee scherpe kanten van een scheermes dat niet veel bijdraagt aan een vrije samenleving.
En zo lijkt het dat ik gestrand ben op een eiland, met alleen een schilderij om naar te kijken.
Als ik terugkijk zie ik een islamitisch regime waarvan de lange armen me nog steeds zouden kunnen grijpen en als ik vooruit kijk zie ik ofwel de linkse rondjes in de draaimolen of de rechtse ijzeren vuist. Uiteindelijk kan ik alleen maar hopen op een beetje redelijkheid. Laten we het proberen. Ik geloof dat het mogelijk is.
Beeld: Johannes Vermeer, Meisje met de parel, c. 1665; Mauritshuis, Den Haag