Misschien mag ik beginnen met een vraag. Als we in onze huidige tijd ‘het westen’ zeggen, wat bedoelen we daar dan eigenlijk mee? Het antwoord kan verschillen, afhankelijk van je standpunt, en kan misschien ideeën omvatten als macht, wetenschap, welvaart, decadentie, objectiviteit, joods-christelijke waarden, et cetera.
Voor mij is het meest fundamentele en opvallende kenmerk van wat wij in onze tijd kennen als ‘het westen’: vrijheid. Maar wie meent er dan vervolgens het recht te hebben om de grenzen van vrijheid te bepalen, en is vrijheid voorbehouden aan een bepaalde groep? Of is het een universele waarde voor de mensheid? Hadden westerlingen altijd al gewoon vrijheid of hebben zij een lange en waarschijnlijk zware weg afgelegd om die te bevechten? En als dat zo is, zou dan niet ieder mens die om vrijheid geeft, zich verantwoordelijk moeten voelen om haar te behouden voor toekomstige generaties?
Als we naar de geschiedenis kijken, denk ik dat we het erover eens kunnen zijn dat het idee van vrijheid geen plotselinge uitvinding van de Verlichting was. Integendeel, vrijheid is een zwaarbevochten kostbaarheid; verworven door sociaal-culturele strijd op heel veel plaatsen en door de eeuwen heen; die uiteindelijk tot bloei kwam in de vorm van de liberale democratie en in het bijzonder in het secularisme van het achttiende-eeuwse Europa.
Dankzij de zich verder ontwikkelende vrije westerse samenlevingen, begonnen mensen openlijk allerlei ideeën, overtuigingen en dogma’s kritisch te bespreken die tot aan de Verlichting gezien werden als red line: verboden te bevragen. Vrijheid van meningsuiting maakte het mogelijk dat vrijwel alle culturele verschijnselen en menselijke activiteiten blootgesteld konden worden aan kritiek en meta-kritiek.
Wat ik, van niet-westerse afkomst, altijd bewonderd en hoog geprezen heb in het westen, is precies die strijd om vrijheid voor elk individu in de samenleving hoog te houden, ongeacht ieders religieuze of ideologische overtuigingen.
Echter, ik denk zelf dat er twee mogelijke bedreigingen zijn voor deze zwaarbevochten kostbaarheid. Ten eerste is er – vanuit de inherente aard van vrijheid – de voortdurende dreiging haar te verliezen aan het extremisme van extreemrechts of extreemlinks. Dat wil zeggen: als een van beide polen aan de macht zou komen, zou dat kunnen leiden naar autoritarisme of zelfs fascisme.
En ten tweede is er een soort denkfout, een vergissing, die naar mijn mening soms voortkomt uit een veronderstelling op grond van de ‘objectiviteit’ en de ‘onbevooroordeelde observaties’ die geassocieerd worden met het westen. Die denkfout is dat de westerse academische wereld altijd een beter en wetenschappelijker inzicht kan hebben in menselijke culturele fenomenen – zelfs als de fenomenen in kwestie niet in het westen zijn ontstaan.
Met andere woorden, een westerling kan abusievelijk de indruk hebben dat hij of zij weet hoe je allerlei culturele fenomenen moet analyseren, en nog erger, dat hij of zij zelf vervolgens het recht heeft om te beslissen of een onderwerp bekritiseerd mag worden of niet.
Vanuit deze achtergrond is misschien wel een van de belangrijkste thema’s die een sterke invloed op het westen – en op democratische waarden wereldwijd – hadden en hebben, het islamisme. En dus is een a-politieke en objectieve analytische benadering een noodzaak.
Als Iraniër, wiens eigen land de afgelopen 1400 jaar sterk is beïnvloed door de islam, denk ik dat Iran een goed praktijkvoorbeeld is voor iedereen die geïnteresseerd is in het bestuderen van islamitische tradities en hun eventuele sociaal-culturele invloed op een land op de lange termijn. Wat Iran in dit opzicht nog interessanter maakt is dat dit land in de 20e eeuw vijftig jaar lang een inspannende, slingerende weg aflegde naar een vrije en seculiere samenleving – voordat het werd overgenomen door theocraten en de officiële naam veranderd werd in de ‘Islamitische Republiek Iran’.
De mensen werd beloofd dat een islamitische republiek verwelkomend en vrij voor iedereen zou zijn. Maar het duurde niet lang voordat het Animal Farm werd, een Orwelliaanse dictatuur. Wat we in de afgelopen 42 jaar in Iran hebben gezien, zijn islamisten die de absolute macht hebben. En ze laten in volle duidelijkheid zien wat het betekent dát zij de macht in handen hebben.
Als we naar dit afgelegde pad kijken, kunnen islam en republiek – of in een bredere zin, ideologie en democratie dan samengaan? Onmisbaar in het hele idee van democratie is juist ook het recht op godsdienstvrijheid en vrijheid van levensovertuiging voor elk individu, en vanuit die visie zou het antwoord ‘ja, dat kan samengaan’ kunnen zijn.
Maar vanuit een andere visie kunnen we zeggen dat, zodra democratie een werktuig wordt in handen van één specifieke religie of levensovertuiging (islam, christendom en elke andere) of ideologie (zoals extreemlinkse of -rechtse identiteitspolitiek), dat mogelijk het einde is van echte democratie en vrijheid. Want dogma en overtuigingen gaan bóven menselijkheid, in een religieus- of ideologisch geleide staat. En dat leidt tot voorrang en privileges voor ‘sommigen’ boven ‘anderen’.
Tot welke religieuze, etnische, culturele of seksuele minderheid je ook behoort, je wordt gezien als ‘niet een van ons’ en dus heb je geen recht op basale mensenrechten. Zo werd ik, als atheïst, ook gecategoriseerd als iemand die ‘niet ons’ is in de ogen van de islamitische overheid. Maar ik koos niet voor de weg van compromis en conformeren. Integendeel, ik koos ervoor om kritisch te zijn. Ik herinner me dat ik zelfs als tiener niet kon zwijgen over de ontmenselijking en de barbaarse leerstellingen die in de Koran en andere islamitische teksten voorkwamen. En toen ik ouder werd, werd ook mijn innerlijke drijfveer sterker om religie en met name de islam, te bestuderen, te bekritiseren en zelfs te bespotten.
Het mag duidelijk zijn dat elke religie of ideologie een bepaald domein voor zichzelf ‘heilig’ verklaart. En wanneer deze zogenaamde heiligheid kritiek krijgt in een vrije samenleving, dan worden er gewoonlijk ‘iemands gevoelens pijnlijk geraakt’. Maar in een ideologisch-geregeerde staat is het de criticus of de kunstenaar zelf die pijn zal lijden – in gevangenis of martelcel.
Dit alleen al onderstreept de verantwoordelijkheid van vrije samenlevingen om niet alleen luid en duidelijk op te komen voor vrijheid zelf, maar ook een stem te geven aan de dissidenten die in hun eigen land niet getolereerd worden. Pijnlijk genoeg hebben we de laatste jaren niet alleen een toenemende intolerantie gezien in de ideologisch-geleide staten, maar ook een toenemende intolerantie door ideologisch-gemotiveerde individuen in het tolerante westen.
Dat is precies waarom tragedies als de aanslag op Charlie Hebdo en de moord op de Nederlandse regisseur Theo van Gogh voor elk betrokken individu als alarmbellen zouden moeten klinken, als een waarschuwing tegen een gevaarlijke dreiging die onze vrije samenleving binnensijpelt. Stil blijven is geen optie: het maakt de zogenaamde ‘beledigden’ alleen maar nog brutaler.
Het maakt niet uit wat de belediging is – de westerse manier van kleden, eetgewoonten, of een kunstwerk – er is altijd wel iets dat ‘provocerend’ kan worden genoemd. Christopher Hitchens omschreef dit belangrijke punt al prachtig:
“Degenen die vastbesloten zijn om ‘beledigd’ te zijn zullen altijd wel ergens een provocatie ontdekken. Het is onmogelijk om ons zo ver aan te passen dat we de fanatiekelingen tevreden stellen, en het is vernederend om het te proberen”.
Ik ben mij ten volle bewust van, en heb groot respect voor, de vrijheid die ik hier in het westen heb. Maar de bittere waarheid is dat het mij lijkt dat het westen compromissen sluit over vrijheid, deze kostbare verworvenheid, die alleen door enorme offers in het verleden verkregen is. En dat maakt dat ik me vreselijk ontgoocheld voel.
Wat deze ontgoocheling nog zwaarder maakt is dat mijn stem mogelijk door de linker- en rechterzijdes van het politieke spectrum beoordeeld en veroordeeld zal worden, elk volgens hun eigen politieke belangen; terwijl ik alleen maar de feiten wil geven zoals ze zijn, zonder welke politieke affiliatie dan ook. Feiten rond islam zijn feiten, ongeacht je politieke of economische voorkeur, en we moeten die rechtstreeks adresseren – anders zullen deze feiten vroeg of laat een manier vinden om af te rekenen met onze vrijheid. Door wegkijken, behoudzucht, compromissen sluiten, of zelfs vergoelijken kun je jezelf misschien wel uitstel geven, zodat je de feiten nog even niet hoeft te zien, maar de feiten gaan niet weg. Het is hoog tijd dat het westen de ogen opent.
Vertaald uit het Engels door Maarten van Krimpen en Marieke Hoogwout
Foto: Milad B. Fakurian via Unsplash