Ik heb er altijd van gedroomd dat ik terug zou kunnen gaan in de tijd –
om mijn diepste dankbaarheid te betuigen aan de grote Nederlandse
filosoof die heeft moeten lijden onder de last van andermans onwetendheid.
Helaas, dat is volstrekt onmogelijk.
Maar vandaag kan ik in elk geval dit essay aan hem opdragen.
Dank dat je mij de weg hebt laten zien, mijn geliefde Spinoza!
Toen ayatollah Khomeini in 1989 een fatwa uitvaardigde tegen Salman Rushdie en alle andere mensen die betrokken waren bij diens beroemde roman De Duivelsverzen, waren er waarschijnlijk niet veel mensen die verwachtten dat deze fatwa een belangrijke drijfveer zou worden voor de opkomst van een nieuwe, seculiere generatie in Iran – je zou ook kunnen zeggen een nieuwe generatie van islamofoben – maar dat is precies de generatie waartoe ik behoor.
Een generatie waarvan de jeugdherinneringen verweven zijn met verplichte islamitische geboden en strenge regels, en met het onderdrukken van de vrijheid van denken en spreken in allerlei facetten van het sociale leven, in een dusdanig sterke mate dat mensen zelfs beroofd werden van hun fundamentele individuele rechten.
Binnen die context schreef de Iraanse universitair docent Azar Nafisi Reading Lolita in Teheran, om de groteske waarheid van een islamitische dystopie te illustreren: ‘Bagatelliseer een fictiewerk in geen geval door te proberen er een kopie van het echte leven van te maken; wat we in fictie zoeken is niet zozeer de werkelijkheid als wel de openbaring van de waarheid.’
Maar wat betekent ‘islamofobie’ eigenlijk? Het is een term die we heel vaak horen, of we nu in het Westen of het Oosten zijn en het is niet gek dat we, met de opkomst van sociale media, steeds vaker geconfronteerd worden met het veelvuldige gebruik ervan. Volgens Merriam Webster Online Dictionary wordt het gedefinieerd als:
‘Irrationele angst voor, afkeer van, of discriminatie tegen de islam of mensen die de islam aanhangen.’
Hoewel angst, afkeer of discriminatie van een bepaalde groep geen nieuwe menselijke verschijnselen zijn, en ook niet alleen tegen moslims gericht, moet hier worden opgemerkt dat we tegenwoordig worden overspoeld door woorden met dat achtervoegsel, en dat iemand die een opmerking maakt over bepaalde ideeën of denkwijzen helaas al heel snel wordt weggezet als ‘–foob’. In zijn boek A Manual for Creating Atheists noemt Peter Boghossian dit ‘medicalisering’:
‘[…] het medicaliseren van personen op basis van hun kritiek. Dit gebeurt door het achtervoegsel ‘–o-fobie’ te verbinden met iemand die kritiek heeft op bijvoorbeeld overtuigingen binnen de traditionele islam (let op de parallel tussen de termen homofoob, islamofoob, religie-o-foob). De impliciete boodschap is dat rationele analyse en kritiek een indicatie vormen voor een psychische ziekte.’
Maar bestaat er een grens tot waar een idee mag worden bekritiseerd of zelfs bespot? En als die bestaat, waar ligt die grens dan en wie is bevoegd kritiek te uiten? Laten we, in het geval van de islam, ons dan tenminste afvragen of moslims en dan speciaal die uit Iran, het recht hebben dat te doen.
Om die laatste vraag te beantwoorden moeten we teruggaan in de tijd. Een kort overzicht van de geschiedenis van de religie in Iran, gebaseerd op Two Centuries of Silence van Abdolhossein Zarrinkoub, laat zien dat voorafgaand aan de verovering van Iran door de Arabieren in de zevende eeuw de officiële religie in Iran het Zoroastrisme was. Na de Arabische verovering duurde het tweehonderd jaar voordat de eerste moslimdynastie van Iraanse oorsprong ontstond. Maar pas in de zestiende eeuw werd de sjiitische islam door de Safavid-dynastie ingesteld als de officiële religie van Iran. Daarom zou het niet zo vreemd zijn te zeggen dat Iran om geopolitieke, economische of zelfs nationalistische redenen de juiste ingrediënten had om een afwijkende vorm van de islam te vertegenwoordigen.
Die afwijkende koers onderging een dramatische versnelling in de twintigste eeuw tijdens de Pahlavi-dynastie, en als gevolg daarvan veranderde Iran snel in een seculiere staat. Echter, met de opkomst van linkse idealen, gecombineerd met wat ik Khomeini’s ‘strategie van de open armen’ noem – de belofte van een islamitische republiek – jegens alle verschillende groeperingen in de dagen voor en na de revolutie van 1979, leek er een situatie te zijn ontstaan die geschikt was voor een nieuwe overheersing door een theocratisch totalitair regime.
In een dergelijk regime is de islam de belangrijkste bestaansvoorwaarde voor de machthebbers en daarom wordt elke kritiek op de islam gezien als een significante bedreiging en moet als zodanig worden behandeld. De Iraanse islamschool Hawzah, bijvoorbeeld, maakte de volgende opmerking op basis van het boek Questions and Answers van Ayatollah Ozma Hafar Sobhani Tabrizi:
‘Als verklaring voor de filosofie van het executie-decreet bij afvalligheid wordt gezegd dat afvalligheid een gevaar vormt voor de wortels en de fundering van de islamitische staat. De afvallige betoogt dat al die systemen en persoonlijke en sociale structuren die gebaseerd zijn op monotheïsme en het geloof in een profetische boodschap niet alleen vals en ongegrond zijn, maar ook schadelijk en onaangenaam, en dat zo’n systeem zou moeten worden vervangen door een ander systeem. Op die manier wordt iemands afvalligheid de kiem van opruiing, en zijn oproepen en reacties doen een beroep op tegenstanders, kwaadwillenden en personen die zwak zijn in het geloof, hetgeen tot opstand zal leiden. Om dergelijke opruiing en corruptie uit te roeien, stelt de islam nadrukkelijk dat de afvallige moet worden geëxecuteerd om te voorkomen dat de islamitische staat en het religieuze systeem aan dergelijke onheilspellende incidenten worden blootgesteld.’
Het is ironisch dat het Iraniërs niet alleen door hun eigen staat verboden is kritiek op de islam te uiten, maar dat zij in de ogen van vele fundamentalistisch-soennitische moslims zelfs niet als echte moslims worden beschouwd. Hoe dan ook, het is duidelijk dat vandaag de dag de islam en haar doctrines in Iran blootstaan aan de strengste openlijke en heimelijke kritiek en, zoals Maryam Namazie ooit zei in een interview:
‘Het internet doet met de islam wat de geschreven pers in het verleden met het christendom heeft gedaan.’
Tegenwoordig worden de Koran en alle andere islamitische teksten onder de loep genomen door een generatie mensen die ten tijde van Khomeini’s fatwa heel jong waren of zelfs nog niet geboren, en in de loop der tijd worden de fundamenten van de islamitische doctrines meer dan ooit vernietigd, waarbij het lijkt alsof Iran een van de belangrijkste frontlinies vormt in deze strijd van ideeën.
Aan de andere kant doet het islamitische regime, vertrouwend op de macht van media en propaganda, er alles aan om deze realiteit te verdraaien. Wat echter ongelukkig en zelfs tragisch is, is dat het cultureel relativisme van het Westen deze verdraaiing nog versterkt.
Sterker nog, terwijl veel mensen vechten voor een liberaal en seculier Iran, is er een gelijktijdige relativistische beweging in het Westen die afwijkt van juist die liberale waarden waarop het Westen is gebaseerd. Daarnaast is de term ‘islamofobie’ een vrijbrief geworden voor het theocratische regime om zijn totalitaire doeleinden te bereiken, en het wordt gebruikt wanneer het van pas komt.
Angst als belangrijkste instrument om mensen ervan te weerhouden kritiek op de islam te hebben heeft in Iran aan kracht ingeboet, een feit dat middels een snelle blik op sociale media onmiskenbaar wordt bevestigd. Kijk bijvoorbeeld eens wat Masih Alinejad, een dappere Iraanse vrouw, online doet, om slechts een fractie van de sociale vraagstukken te overdenken die op dit moment in Iran spelen om, voor mensen overal ter wereld, te kunnen beoordelen of er sprake is van ‘islamofobie’.
Veel Iraniërs, en vooral de generatie van na 1979, buigen niet voor de onredelijkheid, afkeer, onverdraagzaamheid en misogynie van de islam en zij koesteren hoge verwachtingen van het Westen – en met name van de westerse academische wereld -, om afstand te nemen van wat Daniel Dennet het ‘academisch rookgordijn’ noemt, en de kant te kiezen van een meer rationele en realistische benadering.
Vertaling: Jet Zegers