“Oh, Andrew Doyle heb ik best hoog zitten,” zei een vriend toen ik hem vertelde dat ik een van Doyles boeken ging recenseren: Free speech and why it matters. “Titania McGrath is de enige reden dat ik ooit Twitter overwogen heb.”

Titania McGrath? Zo goed kende ik Andrew Doyle nog niet. Ik wist dat hij een komiek en journalist was uit Noord-Ierland. Maar voor ik het boek überhaupt had opengeslagen, werd ik meegezogen in de absurdistische tweets van zijn alter ego Titania: een onuitstaanbare intersectionele activist die ‘woke’ meningen uitvergroot tot bizarre proporties – en vaak hoeft dat uitvergroten niet eens. Zijn andere (co-)creatie, de nieuwslezer Jonathan Pie, geeft vooral rechts de wind van voren. De toon was gezet. 

Doyle bleek een apart figuur. Zo is hij de enige persoon die ik ken die voorstander van de Brexit is vanuit linkse motieven: hij noemt de EU op Twitter een “neoliberaal pro-corporate protectionistisch blok”. Als homoseksuele man waagt hij zich ook aan kritiek op de identiteitspolitiek binnen de LHBT-beweging. Hij maakt bovendien een podcast over het vrije woord – hij haalt daar, zoals hij het noemt ‘the adults back in the room’ om moeilijke onderwerpen openlijk te bediscussiëren.

Oké, en deze man schreef dus een boek over vrijheid van meningsuiting? Hoe hoog wil je mijn verwachtingen hebben? 

Om daar nog een schepje bovenop te doen: het is een dun boek. Heerlijk. Wat zou ik niet geven voor een handzaam, leesbaar boekje dat simpelweg redelijkerwijs niet te veel gevraagd kan zijn als je het aanraadt aan de gemiddelde goedbedoelende wereldverbeteraar met autoritaire reflexen. Ik ken er genoeg namelijk. Door mijn achtergrond in de journalistiek is vrijheid van meningsuiting voor mij niet onderhandelbaar. Ik ben ervan overtuigd dat zaken als antiracisme en transgenderrechten juist gebaat zouden zijn bij het vrije woord. Vragen over hoe je dit verantwoord aanpakt, heb ik echter zelf ook. 

Doyle kopt gelukkig gelijk in het eerste hoofdstuk maar even in voor wie hij dit boek geschreven heeft:

“Je gelooft misschien dat ongelimiteerde meningsuiting het mogelijk maakt voor de vreselijkste elementen onder ons om schade te doen. Er is veel te zeggen voor dit standpunt, maar ik hoop je te laten zien dat een samenleving die vrije expressie opgeeft, het risico loopt precies die problemen te verergeren waar je je terecht zorgen over maakt.” 

Doyle behandelt in dit kleine boekje een brede set onderwerpen, zoals satire, belediging, cancel culture, ‘woorden als geweld’, haatzaaien, ophitsing en zelfcensuur van kunstenaars. De hoofdstukken zijn kort en het boek leest als een tierelier. Er zitten hoogst citeerbare pareltjes in als:

“De prijs die we betalen voor een vrije maatschappij is dat slechte mensen slechte dingen zullen zeggen. We tolereren dit, niet omdat we het eens zijn met de inhoud van wat ze zeggen, maar omdat zodra we het principe van de vrijheid van meningsuiting compromitteren, we een pad vrijmaken voor toekomstige tirannie.” 

Hij maakt overtuigende punten zoals: het verbieden van bepaalde meningen zorgt er niet voor dat die meningen verdwijnen. De geschiedenis laat zien dat het inperken van vrijheden voor je eigen agenda tegen je gebruikt zal worden. Vrije uitwisseling van ideeën helpt je je eigen overtuigingen helder te krijgen en is belangrijk voor intellectuele ontwikkeling. 

Hier en daar maakt hij een punt dat ik nog niet kende. Zo maakt hij een onderscheid tussen enerzijds de roep om ‘politieke correctheid’ van de jaren ’70, die Doyle een plicht vindt voor wie constructief ideeën wil uitwisselen, en anderzijds de huidige intersectioneel-activistische aandacht voor welke woorden mensen gebruiken, omdat men tegelijk de gedachten achter de woorden wil beheersen. Daarnaast vindt hij dat de definitie van ‘censuur’ verouderd is en ontleedt hij het vaak gebruikte argument dat ‘vrijheid van meningsuiting geen vrijheid van consequenties’ is. Spot en hoon, stelt hij, en zelfs ostracisme zijn geen inbreuk op je mensenrechten. De vrijheid komt echter wel in het geding bij bedreigingen, censuur, laster, pesterijen, intimidatie, geweld en onderzoek door de politie. Voorbeelden daarvan heeft hij helaas te over vanuit de goedbedoelende linkerzijde van het spectrum.

Toch bekroop me al lezend steeds vaker een ongemakkelijk gevoel. Het is een dun boek, ja, maar toch voelt het alsof hij twijfels die tegenstanders kunnen hebben, soms wel erg makkelijk wegwuift.

Het hoofdstuk over aanzetten tot geweld, bijvoorbeeld, is een plek waar het boek van de rails lijkt te lopen. Bij het reguleren daarvan stelt Doyle vraagtekens: is dat wel echt nodig? Komen we dan niet op een glijdende schaal terecht? Als argument tegen reguleren stelt hij dat het onzin is dat mensen door het horen van bepaalde uitspraken tot geweld zullen overgaan. Bij mensen die de onderliggende mening van de uitspraken niet van tevoren al delen, wordt namelijk juist het tegenovergestelde bereikt. Slechts mensen die deze mening eigenlijk toch al hadden, worden nu gesterkt in het idee dat geweld acceptabel is.

Ja maar, dacht ik toen ik dat las, dat is toch óók heel eng! Zorgen daarover bagatelliseren lijkt me het debat niet vooruit helpen. In een ander hoofdstuk stelt hij vervolgens dat de meeste dingen waar tegenstanders van het vrije woord bang voor zijn, toch al verboden zijn. Zoals – aanzetten tot geweld. Tja. 

Ook heeft hij, ondanks dat hij journalist is, weinig aandacht voor de schadelijke effecten van de echokamers die ontstaan door algoritmen en komt er nauwelijks iets voorbij over nepnieuws en desinformatie.

Mijn persoonlijke moment van ontzettend diep zuchten, lag echter in het een na laatste hoofdstuk, waarin hij haatzaaien onder de loep neemt. Daar leek het voor mij dat Doyles eigen overtuigingen zijn doel met het boek in de weg zitten. 

Hij waarschuwt tegen wetgeving die mensen dwingt bepaalde dingen te zeggen en noemt een aantal zaken die te maken hebben met misgenderen (het gebruiken van voornaamwoorden die niet overeenkomen met iemands identiteit). Doyle had hier een prachtige gelegenheid om in te gaan op de gecompliceerde verhouding van de transgenderrechtenbeweging met vrije meningsuiting. Taalgebruik neemt namelijk zo’n centrale plek in in het erkennen van iemands genderidentiteit: van de M, V of X op formulieren tot gewoonweg een ober die al dan niet ‘alstublieft mevrouw’ zegt.

Er is, mijns inziens, geen onderwerp waar de wrijving tussen het vrije woord en de idealen van de huidige ‘progressieve’ beweging scherper te voelen is. Doyle lijkt dat te snappen, want hij noemt deze voorbeelden niet voor niets, maar tegelijk hij neemt de handschoen niet serieus op. In plaats daarvan vergelijkt hij het afdwingen van de gewenste voornaamwoorden met een nachtmerriescenario van Orwell, waarin een heersende klasse je dwingt om te zeggen dat twee plus twee vijf is.

Hier viel mijn mond even open. Twee plus twee is vijf, echt? Is dit wat je verstaat onder ‘the adults back in the room’? Dat hij er anders over denkt dan zijn beoogde lezers, is blijkbaar zo, maar hij verlegt hier opzettelijk de discussie over vrije expressie naar het uitgekauwde bekvechten over of transgender identiteiten nu ‘echt’ zijn of niet. Zou Doyle in een poging om religieuzen te overtuigen van de noodzaak van vrijheid van meningsuiting, god in de laatste pagina’s nog even vergelijken met de paashaas? Zodat we nog even in de loopgraven kunnen gaan zitten over of god bestaat? Vrijheid van meningsuiting, dus ga je gang, maar effectief zou dat niet zijn – vind ik zelfs als rabiate atheïst. Vooral ook omdat het niet uitmaakt voor zijn punt.

De dwang is wat zorgen baart, ongeacht of het afgedwongen idee waar is of niet. De politie langs sturen om mensen te dwingen te zeggen dat twee keer twee vier is, is net zo eng. 

Ik had, toen ik begon met lezen, niet verwacht dat ik aan het einde van dit handzame gidsje wat existentiële twijfel zou hebben over mijn eigen relatie met het vrije woord. Hoe ongemakkelijk is het om vooroordelen bevestigd te zien over hoe een ‘linkse’ pleitbezorger van de vrijheid van meningsuiting ‘uiteindelijk echt’ denkt? Hoe makkelijk is het, om iemands gehele werk terzijde te schuiven omdat diegene op een cruciaal onderwerp anders denkt dan jij? Dit is uiteraard precies waar het boek over gaat. 

Voor mij was dit boek alsnog een zinnige leeservaring, maar ik ga het dankzij deze passage niet kunnen uitlenen aan diegenen voor wie het het meest bedoeld was. Ik blijf erbij dat een werk waarmee dat wel kan, een groot gemis is in het huidige klimaat.

Voor wie hier niet zo gevoelig voor is, is dit een prima overzicht van de argumenten voor het vrije woord. Je moet het wel kritisch lezen, want hier en daar valt er best wat op af te dingen – maar ik hoop dat Doyle zelf het zou aanmoedigen dat te doen.

Free Speech And Why It MattersFree speech and why it matters
Andrew Doyle
144 pagina’s
Hardcover € 13,99

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.

Vorig artikelKloof tussen het Nederland met en zonder netwerk
Volgend artikelHet ‘eiland van de weduwen’ – de dood door werken in de suikerproductie
Ander Opmeer is mediaprofessional, redacteur en schrijver. Politiek en ideologisch dakloos, hoopt mensen te ontmoeten voorbij de tweedeling.