Het is voor mij altijd vrij makkelijk geweest om te vinden dat satire overal over mag gaan. ‘Foute’ grappen gaan meestal niet over mij. Zou ik niet meer lachen als dat wel zo was? Dave Chappelle bracht helderheid.
Sommigen zullen het ‘privilege’ noemen, mijn neiging om foute grappen van me af te laten glijden alsof ik een Tefalpan ben. Als atheïst kan ik zonder wroeging zeggen dat ik het recht om religies te bespotten hoog heb zitten. Ik zal me niet snel aangesproken voelen als het over handicaps, gewicht of afkomst gaat. Verkrachting, racisme, seksisme, het is mij niet echt overkomen. Waar mijn linkse vrienden dagenlang hun vingers in de hete kolen steken over grappen die zij schadelijk noemen, voel ik me zelden beledigd, hoe smakeloos ik de grap ook mag vinden. Vaak kan ik er tegelijk ook enorm om lachen. Toch heb ik mij altijd afgevraagd: wat als het mij eens een keer wel echt raakt? Vind ik het dan nog zo grappig? Dankzij Dave Chappelle was afgelopen week de week van de waarheid. Of tenminste, dat had ik verwacht.
Wat is er aan de hand?
De Amerikaanse stand-up comedian Chappelle maakt in zijn laatste Netflix-special The Closer een flink aantal grappen over LHBTI-ers, zoals in meer van zijn specials. De ophef ging deze keer over de grappen over transgender mensen, nonbinaire mensen en wat de definitie van een vrouw is. Social media stonden vol met veroordelingen van zijn optreden: smakeloos, gevaarlijk, transfobisch! Er klonk een roep om deplatforming van Chappelle. Traditionele media sprongen in hun politieke kamp en veroordeelden Netflix of de ophef. Ted Sarandos, directeur van Netflix, reageerde intussen niet zoals gewenst door de geraakten. Andere makers van Netflix-content mengden zich in de discussie. Een aantal medewerkers van Netflix waren zo boos dat ze een protest organiseerden. De rode draad in de ophef was ‘words do harm’: Chappelle’s woorden zouden bijdragen aan geweld tegen en zelfmoord van transgender mensen.
Well, that escalated quickly!
Ging ik het kijken? Het leek op een gegeven moment onvermijdelijk. Het debat zwol aan, over het vrije woord, satire en, deels, over mij.
Waarom dit deels ook over mij gaat: ik leef mijn leven ergens tussen man en vrouw in – nonbinair is de term die hier nu vaak voor gebruikt wordt. Ik gebruik tegenwoordig een andere voornaam dan in mijn paspoort, en als we hier Engels zouden spreken, zouden mijn voornaamwoorden they/them zijn. Ik ben er dus ‘zo eentje’. Dankzij mijn persoonlijke zoektocht ben ik vrienden met een aantal transgender mensen en voel ik me het meest verbonden met dat deel van de LHBTI-gemeenschap. Het is echter een verbondenheid die steeds meer op de proef wordt gesteld. Satire is een van de redenen.
Dus ik keek The Closer. Ik keek met de verwachting me deze keer toch echt beledigd – of tenminste plaatsvervangend beledigd – te voelen. Maar hoe langer ik keek, hoe meer ik me afvroeg: heb ik dezelfde show gezien? Misschien, vroeg ik me vertwijfeld af, ben ik te Nederlands om me hier druk over te maken? We zijn hier tenslotte wel wat gewend. Kun je je voorstellen wat de reactie van deze mensen zou zijn op Hans Teeuwen…
Toen raakte ik in een heftige discussie verzeild met Nederlandse vrienden hierover – mensen die net als ik opgegroeid zijn met Jiskefet, Theo Maassen, Hans Teeuwen en South Park. Ondanks dit alles, bleken ook zij heel anders naar de show te kijken dan ik. Ik begon me schuldig te voelen dat ik niet de juiste boosheid had over iets dat voor mijn gemeenschap blijkbaar echt uitmaakte.
Ik keek The Closer nog een keer. Ik keek een van zijn andere shows, waar hij naar verwees. Ik las me in op de kritiek. Ik zag zelf ook wel hoe fout sommige grappen waren, maar ik hoorde er iets heel anders in – hoorde ik nu in het ‘andere’ kamp?
Gaandeweg werd me iets duidelijk.
Het maakte helemaal niet uit of ik me al dan niet beledigd voelde of in welk kamp ik al dan niet hoorde. Want het ging hier niet, of niet hoofdzakelijk, over een verschil in smaak of gevoeligheid. Het ging hier ook uiteindelijk niet over of de context of intentie nu wel of niet moet uitmaken, of hij bepaalde dingen nu wel of niet daadwerkelijk gezegd had en hoe je die dan moest interpreteren. Het ging hier over een fundamenteel verschil in denken over hoe je een betere samenleving bereikt.
De kracht van taal
Hey maar wacht, wat heeft hij nou precies gezegd? Kijk The Closer zelf, zou ik zeggen, maar of je je je beledigd voelt, is eigenlijk irrelevant. Ik ga hier niet geïsoleerd herhalen welke van Chappelles woorden zo schadelijk zouden zijn, omdat ik niet geloof in de versie van ‘words do harm’ waar de ophef op gebaseerd is.
Begrijp me niet verkeerd, ik wil niet ontkennen dat de manier waarop we ergens over praten invloed heeft. Ik werk in de journalistiek en heb literatuurwetenschap gestudeerd, ik ben me terdege bewust van wat taal kan doen, hoe verhalen ons kunnen sturen. Maar ik ben me ook bewust van de beperkingen van taal. Hoe je ergens over schrijft, kan bepalen hoe mensen ergens over denken. Maar als je ergens niet over schrijft, houdt het niet op te bestaan. Dat woorden schade kunnen doen, wil dus niet per se zeggen dat de oplossing dan is om die woorden niet meer te zeggen.
In het geval van transgenderrechten: natuurlijk is het niet tof (understatement) voor iemand om de hele dag de verkeerde voornaamwoorden te horen, of te horen dat je geen ‘echte’ man of vrouw bent – en grappen daarover zijn dan misschien echt niet grappig. Maar als je mensen dwingt de – volgens jou – ‘juiste’ woorden te gebruiken, worden zij niet zomaar betere mensen. Hun gedachten veranderen niet, ze behandelen je niet beter, zullen je niet sneller een baan aanbieden of ineens wel vinden dat je je in de juiste toiletruimte bevindt. Het geweld tegen transgender mensen zal hierdoor niet noodzakelijk afnemen. Het enige dat je bewerkstelligd hebt, is dat de transgender persoon de gewraakte woorden niet meer hoort. Dat is vals comfort. Dat zou het einddoel niet moeten zijn.
De maatschappij dat ben jij niet
In een column voor The Guardian stelt Paul Mason dat het wel eens een heel slecht idee kan zijn om een klimaat te creëren waarin mensen met racistische, homofobe en andere onwelgevallige meningen het idee hebben ‘dat ze niets meer mogen zeggen’. De meningen zelf verdwijnen namelijk niet, maar gaan ondergronds, waar ze niet meer tegengesproken kunnen worden. Hij denkt dat het een subcultureel Robin Hood-sfeertje laat ontstaan dat extreem rechtse politiek voedt. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft. Als je mensen op basis van hun onwelgevallige mening uitsluit van het debat, onttrekken ze zich aan het sociale contract. De maatschappij, dat zijn zij niet meer. Dat lijkt me een recept voor extremisme.
Kenan Malik, Britse neurobioloog, schrijver en politiek commentator, stelt het in zijn essays hierover nog harder: zelfs ‘hate speech’ zou volgens hem toegestaan moeten zijn, tot een nauw gedefinieerde grens van het aanzetten tot gevaarlijke situaties. Het is goed er even bij stil te staan dat dit komt van een man met Indiase roots, die in de jaren ‘80 burgerpatrouilles uitvoerde in de straten zodat zijn Indiase en Pakistaanse stadgenoten niet in elkaar geslagen zouden worden. Mensenrechten heeft hij erg hoog zitten. Daarom zegt hij tegelijk: iedereen die de vrijheid van meningsuiting voorstaat, heeft ook de morele plicht om intolerante meningen te weerleggen. Daarvoor heb je, uiteraard, deze vrijheid zelf ook nodig. Als je denkt dat dit alleen voor sommige meningen moet gelden, en niet voor andere, dan snij je jezelf in de vingers – hoe goedbedoeld ook. Het uit de weg gaan van dit debat – of het nu gaat over of immigranten welkom moeten zijn of over of transgender vrouwen wel of geen vrouwen zijn – ontslaat de samenleving ervan om met een goed weerwoord te komen. Het resultaat is een losgezongen laag die denkt dat dat weerwoord er gewoon niet is.
De strijd tegen misinformatie
Maar wat dan als iemand met een groot publiek dingen zegt die schadelijke misvattingen in de hand kunnen werken bij diens publiek? Moet je er dan niet voor zorgen dat zo iemand in ieder geval geen platform krijgt?
Het verspreiden van misinformatie over, onder andere, transgender vrouwen zou je Dave Chappelle misschien kunnen verwijten – hoewel het ook een beetje bizar is om van een satirist waarheidsvinding te verwachten. Misinformatie die schade doet is van alle tijden, met corona als laatste toevoeging. Hierin kunnen we iets leren van de journalistiek. In een rapport voor een speciale rapporteur van de VN doen Reuters Institute en de Universiteit van Oxford een aantal aanbevelingen over het tegengaan van misinformatie, desinformatie en fake news, zonder de vrijheid van meningsuiting aan te tasten. Zij zien goede resultaten van het vergroten van mediageletterdheid, de aanwezigheid van een solide academische wereld en het hebben van sterke traditionele media die alles kunnen kapotfactchecken. Want, wat blijkt, mensen die veel misinformatie consumeren en verspreiden, zijn tegelijk vaak ook grootverbruikers van traditionele media.
Geen verrassing, maar wel iets om te benadrukken: wat Reuters en Oxford dus niet voorstellen is deplatforming, verwijderen van informatie, of anderszins het inperken van de vrijheid van meningsuiting. Die is voor de journalistiek namelijk van levensbelang, om dezelfde redenen als voor satire. In landen waar machthebbers niet willen dat hun macht in twijfel wordt getrokken, zijn zowel een vrije pers als satire slachtoffer. Dit zijn doorgaans ook landen waar het niet goed toeven is als LHBTI-er. Ik denk dat dat geen toeval is.
Aanstootgevende LHBTI-rechten
LHBTI-rechten zijn van oudsher afhankelijk van het recht op vrije meningsuiting en, dus, het recht om aanstoot te geven. Het lijkt me een kapitale fout als je, in een poging de wereld een betere plek te maken voor LHBTI-ers, systemen optuigt die degenen met de langste tenen en de grootste bek de meeste macht geven. Het is niet moeilijk te bedenken wie daar uiteindelijk van zal profiteren.
Kenan Malik stelt bovendien terecht dat veel van dit soort debatten over iets aanstootgevends juist gaan over onenigheid binnen een minderheidsgroepering. Zo woedt het debat dat Chappelle aanraakt – over wat de definitie is van een vrouw – hoofdzakelijk tussen twee groepen die zichzelf feminist noemen. En zelfs bij de als transfobisch gelabelde Chappelle zie je dat transgender mensen die het probleem niet zien, die niet vinden dat zijn woorden zich zullen vertalen in geweld, op een boel haat kunnen en konden rekenen vanuit ‘hun’ gemeenschap. Dit geldt in ieder geval al voor de trans vrouwen Daphne Dorman en Caitlyn Jenner waar hij daadwerkelijk grappen over maakt
Je kunt wel proberen te zorgen dat alleen de ‘juiste’ groep van deze maatregelen profiteert, maar uiteindelijk verandert dat niets aan het feit dat het gereedschap ongelijkheid is. Dat is fundamenteel onverenigbaar met een samenleving waarin je vindt dat iedereen voor diens rechten op moet kunnen komen en geen enkel idee heilig is.
Om het plat te zeggen: als ik vind dat de mohammedcartoons getoond moeten kunnen worden – en dat vind ik – dan kan ik ook een grap over mijn voornaamwoorden of mijn vagina incasseren.
Naast elkaar bestaan
Als je een samenleving wilt waarin het goed toeven is voor transgender mensen, moeten de harten van mensen veranderen, niet de woorden. Daarvoor is het nodig dat je mensen echt laat zeggen wat ze denken, zodat je met ze in gesprek kunt gaan. Misschien kom je er nooit uit met elkaar, maar kun je in ieder geval naast elkaar bestaan en je toch onderdeel voelen van dezelfde samenleving. En misschien zullen ze nooit de juiste woorden gebruiken of op de juiste manier over je denken, maar dat wil niet zeggen dat ze je geen werk of toilet gunnen. Case in point: Dave Chappelle.
En Chappelle zou nog wel eens niet het noodzakelijk kwaad kunnen zijn, maar de beste optie die we hebben. Satire is een cruciale manier om de spanning in de samenleving te kanaliseren op een manier die juist niet gewelddadig is, zoals sport dat is voor fysieke spanning. En die spanning is er, hoe hard we dat ook zouden willen van niet. Het is naïef om te verwachten dat rechten voor transgender mensen zonder enige dissonant tot stand komen. Ik zou zeggen dat de prijs van het negeren daarvan, gezien de geweldscijfers tegen transgender mensen, heel hoog is.
Uiteindelijk denk ik dat we Dave Chappelle dankbaar kunnen zijn, juist als we vinden dat hij te ver gaat. Omdat hij ‘foute’ grappen maakt over iets waarvan het grootste gedeelte van de mensen het idee heeft dat je daar ‘niks over mag zeggen’. Zijn show is een uitnodiging voor hen om onderdeel te blijven van de samenleving en voor ons om dat gesprek aan te gaan, hoe vervelend we dat ook vinden. Dat is, denk ik nu, echt hoe je geweld tegen transgender mensen tegengaat.
Eenzaamheid
Ondertussen begrijp ik ook wat beter waarom ik niet zo geraakt werd door Chappelles grappen. Misschien is dat wat twee decennia in de journalistiek met je doet. Eigenlijk, bedacht ik me, was het ook wel jammer dat mijn visie op hoe je de wereld verbetert, niet wat meer op de proef gesteld werd. Het is tenslotte een stuk lastiger om grappen van een echt gemeen karakter te verdedigen dan de (vond ik) emotioneel netjes ingebedde grappen-op-de-rand van Chappelle. Het schuldgevoel dat ik naar ‘mijn’ gemeenschap voelde knaagde nog wat in mijn achterhoofd, maar ik kon er weinig mee – het was niet zo dat het me niks kon schelen, maar juist dat het me heel veel kon schelen. In plaats daarvan voelde ik me wat eenzaam. En ik vroeg me af of dit stuk me vrienden zou gaan kosten.
Ik keek The Closer trouwens een derde keer. Samen met mijn partner, die tot geen van bovengenoemde groepen behoort, maar ook geen journalist is, en bovendien maar weinig van de ophef had meegekregen. Halverwege keek hij mij wat vertwijfeld aan en vroeg:
“Is het transfobische deel al geweest? Want ik vind er niet zo veel aan eigenlijk.”
“Nee,” zei ik. En ik vertelde hem alles wat nog moest komen – precies wat ik me voorgenomen had niet te doen: soundbites zonder context.
Hij haalde zijn schouders op.
“Tja, grappen die schuren zijn zijn businessmodel toch? En ik hoorde ‘m net ook een heleboel dingen zeggen die daar het tegenovergestelde van zijn.”
Zelfs met Chappelles hele show gereduceerd tot een paar ‘schadelijke woorden’ was mijn partner blijkbaar net zo’n Tefalpan als ik. Was ik in ieder geval niet de enige…
Hoe dan ook kon ik hem niet overtuigen verder te kijken.
“Hans Teeuwen is grappiger”, zei hij. Daar moest ik dan wel weer om lachen.
Afbeelding: screengrab uit The Closer