In korte tijd twee schokkende video’s uit Amerika. Twee mannen sterven, en op onze mobiels en laptops komt deze keiharde realiteit binnen.
Ahmaud Arbery loopt hard in het groene gras van een zonovergoten, fraaie woonwijk. Hij moet uitwijken voor een pickup truck. De gewapende chauffeur stapt uit, er vindt een worsteling plaats, twee schoten volgen – en de loper is dood.
Een agent plant zijn knie en zijn lichaamsgewicht op de keel van George Floyd, die stil en geboeid op de grond ligt. Minutenlang. ‘I can’t breathe,’ zegt de liggende man panisch. Het zijn zijn laatste woorden.
Beide doden zijn zwarte mannen. De daders zijn witte mannen – in de zaak van Arbery een oud-agent en tevens oud-investigator voor de district attorney (bij ons het openbaar ministerie). De mannen worden niet aangehouden en het onderzoek kwam maar traag op gang, mede omdat veel aanklagers zich excuseren wegens bekendheid met de verdachte.
In de zaak van Floyd een witte agent, in functie, bijgestaan door vier andere agenten.
Sinds de dood van Floyd – gisteren – zijn de agenten ontslagen. Er vinden massale demonstratie plaats tegen de politie, die met hard ingrijpen en traangas de kop in worden gedrukt. Dit kan wel of niet terecht zijn, maar het contrast dringt zich op met de afwachtende en op afstand reactie van de politie bij het protest van anti-lockdown conservatieven – die gewapend het parlementsgebouw van Michigan binnendrongen.
Geen van de twee slachtoffers doet op de beelden van de minuten voorafgaand aan hun dood, in de verste verte niets wat ook maar op de minste manier aanleiding zou kunnen zijn voor excessief geweld. In tegenstelling tot vroegere decennia, worden de beweringen van de daders gelogenstraft door beelden die we nu allemaal kunnen zien.
Wie de documentaireserie When They See Us heeft gezien, kan niet langer geloven in ‘enkele rotte appels’. De mand waarin de appels liggen, is aangetast. Schokkend is te zien hoe de politie hele groepen willekeurig van de straat gehaalde, ook minderjarige jongens uit Harlem tot valse bekentenissen probeert te intimideren, hoe ook hun ouders onder zware druk en zelfs chantage gezet worden, hoe eendrachtig er is samengewerkt door politie-functionarissen en de openbare aanklager om feiten te verdraaien en bewijs te vervalsen.
Vijf jongens worden onterecht veroordeeld. Ze zijn tussen de 14 en 16 jaar oud.
Intussen zie je de hel waar de – inmiddels overtuigend onschuldig bewezen – jongens in hun jarenlange gevangenisstraf doorheen gingen. Omdat de zaak enorm ophefmakend was geweest, waren de vermeende daders de meest gehate veroordeelden in de USA, voortdurend bedreigd door mede-gevangenen. Antron McCray, die de laatste vijf jaar van zijn straf zelfs nog in een maximum security gevangenis voor volwassenen werd geplaatst, is een gebroken man.
Soms lijkt het in het politieke debat alsof ‘racisme’ iets is als een ‘idee van het kwaad’, een abstractie die bestreden moet worden. Wat When They See Us in elke minuut laat voelen is hóe erg persoonlijk dit kwaad is, wanneer de ene mens het leven van de ander willens en wetens verwoest en tot een hel maakt, just because. Omdat het kan. Omdat je eigen carrière. Omdat de ander niet telt, niet mens is zoals jijzelf.
Een intens bittere realiteit voor zwarte ouders in de USA is wat bekend staat als ‘the talk’. Het gesprek dat zwarte ouders met hun zoons voeren om hen voor te bereiden voor wanneer – wanneer, niet als, want je zult worden staande gehouden – ze in aanraking komen met de politie. Vanuit de reële angst dat die contacten verschrikkelijk fout kunnen aflopen en hun zoons daarbij kunnen omkomen.
‘Het is krankzinnig,’ zegt een moeder, ‘het is zo frustrerend en ik ben zo boos dat ik mijn kinderen moet voorbereiden op iets waar zij niet verantwoordelijk voor zijn.’ Wat voor niet-zwarte Amerikanen en Nederlanders als een ‘incident’ kan worden afgedaan, is voor zwarte Amerikanen een realiteit om elke dag rekening mee te moeten houden.
Dit gaat dieper dan Black Lives Matter, hoe belangrijk dat ook is en hoeveel prioriteit dat nu ook moet hebben. Maar nog meer basaal dan dat is dat de fundamenten van een rechtsstaat rot zijn, als ze niet iedere individuele burger, ieder en elk van ons, in volledige gelijkwaardigheid dragen.
Het is niet alleen een kwestie van ‘een beetje meer ruimte maken in het huis’, het is het hele fundament dat gesterkt en gestut en voortdurend onderhouden moet worden. Ongelijkwaardigheid van één minderheid, van één persoon, is ongelijkwaardigheid voor allen.
Probeer je voor te stellen wat er met de hele samenleving verkeerd gaat als een deel van de burgers, zoals een van de sprekers in de korte film The Talk zegt, ‘er niet op kan vertrouwen dat de politie er is om ook jou te beschermen.’
Ik wil graag denken dat Nederland in dit opzicht niet als de USA is. Maar toch zijn er ook hier te veel ‘incidenten’ om voetstoots of zelfvoldaan als ‘tragisch incident’ aan voorbij te kunnen gaan ‘omdat wij hier geen Amerikaanse toestanden kennen’. De dood van Mitch Henriquez zal iedereen meteen in gedachten hebben. Over voortdurende, gerichte staande houdingen vertellen bekende mensen als advocaat Gerald Roethof, rapper Typhoon en profvoetballer Kenneth Vermeer. Hoe zullen de ervaringen van niet zo bekende jongens op in Nederland zijn?
Racisme bij de politie – en overal – uit alle macht tegengaan, hoort een zaak van alle Nederlanders te zijn. Fundamenteel. Onze Nederlandse rechtsstaat hoort er onvoorwaardelijk te zijn voor al haar burgers, en alle Nederlanders moeten erop kunnen vertrouwen dat die onvoorwaardelijkheid er is.
Ons huis, ons fundament. Onze gezamenlijke verantwoordelijkheid.