Vannacht droomde ik dat ik Petrus was. Het verbaasde mij erg, want ik ben overdag een ongelovige, maar ik was hem helemaal. De baard, de sandalen, de sleutels. En omdat ik Petrus was, was ik ook een oprechte, diepgelovige christen. Zo zijn dromen.
Er kwam al snel een bezoeker, een Amerikaan in een maatpak, het Republikeinse partijspeldje nog op zijn jasje. Natuurlijk wist ik, Petrus zijnde, meteen wie hij was. Maar aangezien privacy ook in de hemel een dingetje is, zal ik hem hier Alabama noemen.
‘Hebt gij goed geleefd, broeder?’ vroeg ik.
‘Ik meen van wel, Petrus’ zei Alabama. ‘Ik ben elke zondag naar de kerk geweest, ik heb voor elke maaltijd gebeden, en ik las elke avond een stukje in de Bijbel. Kijk, ik heb hem zelfs bij me.’ Hij haalde een in zacht leer gebonden zakbijbeltje tevoorschijn, goud op snee.
‘U bent waarlijk devoot!’ zei ik met blijdschap. “En mag ik u vragen, broeder, wat hebt gij voor anderen gedaan? Een christen leeft niet voor zichzelf alleen.’
‘Ik heb de wil des Heeren gedaan, Petrus,’ zei Alabama. ‘Ik heb abortus verboden, voor alle vrouwen, ook na verkrachting en ook als ze nog erg jong zijn. Alle leven is mij heilig!’
En omdat ik Petrus was, en oprecht gelovig, zei ik verheugd: ‘Voorwaar Alabama, het siert u dat u alle leven heilig acht. Hoe heeft u de moeders geholpen?
‘De moeders?’ zei Alabama verbaasd. ‘Ik heb de foetussen gered. Wat is er met de moeders?’
‘Heeft gij gezorgd voor opvanghuizen, waar de vrouwen hun ongewenste zwangerschap veilig en in goede zorg kunnen uitdragen en de eerste tijd voor hun kind kunnen zorgen?’
‘Nee,’ zei Alabama. ‘Moest ik …’ Hij begon in zijn bijbeltje te bladeren.
‘Heeft gij dan zekerlijk wel gezorgd voor toegang tot een goede en betaalbare basisverzekering voor alle vrouwen, ook de armsten onder hen, en hun kinderen? Zodat de bevalling en de zorg voor het kind geborgd zouden zijn? En heeft gij dan gezorgd voor uitstekende, goed gecontroleerde, veilige adoptieprocedures?’
‘Nee. Maar Petrus …’
‘Heeft gij dan gezorgd voor een solidair stelsel van sociale verzekeringen, zodat geen kind honger hoeft te lijden of onderwijs moet ontberen?’
‘Nee!’ zei Alabama.
Hoewel ik Petrus was, en alwetend, puzzelde het mij nu toch.
‘Alle leven is u heilig?’ vroeg ik nogmaals.
‘Jaahaa,’ zei Alabama. ‘Dat zeg ik toch steeds? Ik was belangrijk en machtig en ik heb het ongeboren leven beschermd!’
‘Maar wat ondernam gij dan om het geboren leven te beschermen, te koesteren en te verzorgen?’
‘Ja hoor eens,’ zei Alabama driftig. ‘Ik heb de foetussen toch gered? Ik wil naar binnen. Kan ik de manager spreken?’
Er ging mij een licht op. Arme Alabama, ik had hem bijna helemaal verkeerd beoordeeld. En in mijn functie kan dat behoorlijk langdurige, pijnlijke gevolgen hebben.
‘Ik begrijp het al!’ riep ik vol opluchting. ‘Gij heeft gezorgd voor optimale toegankelijkheid van elke vrouw, hoe arm of laagopgeleid ook, tot betaalbare anti-conceptie! En voorlichting op alle scholen, voor de kwetsbare jonge mensen!? Wat een meesterlijke strategie! Zo voorkwam u heel vee… ‘
‘Nee!’ riep Alabama. ‘Nee! Nee! Ik …’
Een afgrond opende zich voor zijn voeten. Er kwam al een beetje rook uit.
Maar ik ben Petrus. Wie weet er beter dan ik dat we allemaal wel eens een fout maken, en dat iedereen een tweede kans verdient?
Ik riep mijn goede vriend Boeddha. Hij gaat over de reïncarnatie.
In een oude trailer in Hurtsboro, Alabama kwam een baby ter wereld – een meisje.
Nog één keer hoorde ik hem schreeuwen.
‘NEEEEEEEEE!’
Foto: Gerd Altmann via Pixabay