Femke Halsema is nu een aantal weken burgemeester van Amsterdam. Haar grootste wapenfeit tot dusver is het breken met het beleid dat haar voorganger had ingezet om radicalisering onder moslimjongeren aan te pakken. Onder Jozias van Aartsen waren er voorzichtige plannen om daarvoor samen te gaan werken met orthodoxe en salafistische instanties. Dit heeft veel discussie losgemaakt en menig columnist de pen doen oppakken om haar plannen te prijzen of te bekritiseren. In een vorige artikel wierp ik de vraag op hoe dat overkomt op liberale moslims, of op moslims die een andere lijn volgen dan het salafisme.
Salafisme is een stroming binnen de islam waarin men wenst terug te keren naar de tijd van de ‘zuivere’ islam, zoals die in de tijd van de profeet zou zijn beleden. Ze baseren zich op een letterlijke interpretatie van de Koran en laten zich inspireren door de eerste drie generaties van moslims, de metgezellen van de profeet. De lange traditie van interpretaties van de Koran (exegese) wordt terzijde geschoven; alleen de tijd van de profeet en zijn metgezellen telt als het op het belijden van de islam aankomt. Onderling zijn er onder salafisten wel discussies over de conclusies die uit de originele bronnen te trekken zijn. Zo zijn er salafisten die zich puur richten op het geloof (puristen); daarnaast zijn er politieke en jihadistische salafisten, die door middel van politieke hervormingen of het plegen van geweld hun invloed willen vergroten, met als uiteindelijke doel het vestigen van een op de islam gebaseerde maatschappij.
Salafisten worden vaak vergeleken met streng-orthodoxe christenen, maar die vergelijking gaat mank. Allereerst organiseren christenen zich rondom een kerk en niet om een voorganger. Salafisten opereren vaak in losse groepen, waarbij ze onderling van mening kunnen verschillen over de invulling van religie. Mocht het uitkomen werken ze samen, als er gedeelde belangen zijn. Salafisten proberen hun macht te vergroten binnen bestaande gemeenschappen en er de leiding over te nemen, wat soms zelfs leidt tot geweld. Binnen het christendom vinden er over godsdienstzaken veranderingen plaats op basis van overleg om nader tot elkaar te komen. Bij streng-orthodoxe christenen is er minder focus op bekeringsdrang, terwijl dit bij salafisten tot een kerntaak behoort (da’wah).
Het aantal aanhangers van het salafisme in Nederland is moeilijk in te schatten, omdat de scheidslijn tussen streng-orthodoxe islam en salafisme erg smal is. Volgens onderzoek van de AIVD behoort acht procent van de Nederlandse moslims tot de streng-orthodoxe tak; deze groep is het meest ontvankelijk voor het salafisme. Door middel van da’wah proberen ze hun ideeën te verspreiden onder gematigde moslims. Als het aankomt op het aantal moskeeën en predikers, is het salafisme groeiende in Nederland: gedurende de laatste vier jaar is het aantal salafistische moskeeën en predikers verdubbeld. Dit is een zorgelijke ontwikkeling, aangezien salafisten met de rug naar de samenleving staan. In het AIVD-jaarverslag 2017 wordt aangegeven dat er op dwingende en vaak intimiderende toon een beroep wordt gedaan op de loyaliteit van moslims aan de islam in het algemeen.
Als de overheid samenwerkt met salafisten, dan verleent zij hen legitimiteit en status. De vraag is dan ook of het wenselijk is samen te werken met een groepering waarbij er gestimuleerd wordt om je te isoleren van de samenleving. Salafisten kennen onverdraagzame ideeën als het aankomt op de posities van vrouwen, andersdenkenden en andersgelovigen. Het samenwerken met een groep die zich van dit soort ideeën bedient, impliceert dat je als overheid deze denkbeelden goedkeurt. Het is dan ook te prijzen dat Femke Halsema breekt met het beleid van haar voorganger. Ze heeft aangegeven te gaan luisteren naar de ‘zachte stemmen’, zij die bekneld worden door extremisten. Dit lijkt mij verstandiger dan met een organisatie rond de tafel te zitten waarbij men alleen maar lippendienst aan de democratie bewijst.