‘Twintig van de negenendertig Nederlandse kardinalen, bisschoppen en hulpbisschoppen waren tussen 1945 en 2010 betrokken bij misbruikdossiers’, schrijft NRC zaterdag 15 september 2018. Het nieuws over de katholieke Kerk past in een internationale trend. Met de vele misbruikschandalen en de houding van het Rooms-Katholieke instituut daarover, is de reputatie van deze organisatie, met wereldwijd meer dan een miljard volgelingen, de afgelopen jaren flink gedaald. Een interessante vraag rijst: is er een punt waarop de Kerk het té bont zou kunnen maken? Zegeviert het recht boven vrijheid van vereniging en godsdienst? Zou de katholieke Kerk zelfs verboden kunnen worden? Max Waterman van de Atheïstisch Seculiere Partij legt het privilege van grote religieuze organisaties bloot.
Het is eind december 2017 als de Utrechtse rechtbank na een serie misdaden waaronder verboden drugs- en wapenbezit de motorclub Bandidos verbiedt. Na huiszoekingen waarbij zelfs raketwerpers in beslag werden genomen, besluit de rechter dat de Nederlandse afdeling van de club per direct verboden en ontbonden moet worden. De club kent in de ogen van de rechter een cultuur van geweldsverheerlijking en wetteloosheid. ‘Door het verbod worden gedragingen een halt toegeroepen, die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten’, aldus de rechter in het vonnis. Het is een opmerkelijke uitspraak, omdat deze misstanden in de ogen van de rechter dus zwaarder wegen een tweetal belangrijke grondrechten, namelijk de vrijheid van meningsuiting en van vereniging. De rechter benadrukt dan ook dat deze ernstige inbreuk op deze grondrechten alleen in een uiterst geval kan worden gerechtvaardigd en stelt door het verbieden van de motorclub dus dat daar in deze casus sprake van is. Met de uitspraak zijn een drietal zaken nog eens duidelijk bevestigd ten aanzien van onze rechtstaat:
- Een vereniging kan haar bestaansrecht verliezen als er structureel wetten overtreden worden;
- Een verbod is pas gerechtvaardigd als niet alleen de leden de wet overtreden, maar de vereniging deze overtredingen ook faciliteert, stimuleert, legitimeert en/of verheerlijkt;
- Het verbod moet aan deze overtredingen daadwerkelijk een halt kunnen toeroepen.
Eerder werd ook pedofielenvereniging Martijn op deze gronden verboden.
Too big to fail
Sinds de kredietcrisis uitbrak in 2007 hebben ook andere organisatievormen moeten vrezen voor hun voortbestaan. Weliswaar ging het in deze gevallen niet om een verbod maar een faillissement, maar de samenleving maakte desondanks kennis met het verschijnsel ‘too big to fail’: sommige banken waren zo groot dat het omvallen ervan enorme negatieve economische gevolgen zou hebben voor het land en de rest van de bankensector. De banken moesten daarom koste wat kost gered worden. Bovendien moest het beleid erop gericht zijn om het aantal banken dat onder deze categorie viel in de toekomst sterk te reduceren om herhaling te voorkomen. Men was zich ervan bewust dat banken een oneerlijke, ongelijkwaardige positie zouden krijgen, als die door de overheid gered konden worden omdat ze in moeilijkheden verkeerden.
‘Bijbelse’ proporties
Al geruime tijd komen binnen de Rooms-Katholieke Kerk allerlei omvangrijke misbruikschandalen aan het licht. In Ierland gaven bijvoorbeeld ruim 3.000 mensen aan dat ze als kind seksueel misbruikt waren, wat leidde tot een groot onderzoek in dat land. Hier in Nederland deed de commissie-Deetman sinds 2010 vergelijkbaar onderzoek. Het totale aantal slachtoffers, met inbegrip van mildere vormen van misbruik, werd geschat tussen de 10.000 en 20.000. Wereldwijd wordt geschat dat er sinds de tweede helft van de vorige eeuw honderdduizenden, zo niet miljoenen mensen slachtoffer zijn geworden van het misbruik. Hoewel het om slachtoffers van seksueel misbruik gaat en niet om doden en gewonden, komen dergelijke slachtofferaantallen in de buurt van die van oorlogen en andere internationale conflicten. Op Wikipedia is inmiddels een zeer omvangrijk artikel aangelegd waarin al deze zaken beschreven staan. Wat voor iedereen duidelijk is, is dat dit een schandaal is van wat de Kerk wellicht zelf ‘Bijbelse’ proporties zou noemen, en dat daarmee onomstotelijk vaststaat dat het misbruik structureel en grootschalig is. Het lijdt bovendien geen twijfel dat in de toekomst nieuwe zaken aan het licht zullen komen.
De geografische oplossing
Begin maart 2018 besteedde het programma Zembla van BNNVARA aandacht aan de katholieke Kerk, naar aanleiding van een Frans onderzoek naar de houding van de Kerk ten aanzien van aanklachten van seksueel misbruik. Uit de uitzending blijkt dat de katholieke Kerk internationaal een ‘cultuur van overplaatsen en stilzwijgen’ kent. Uit verschillende voorbeelden blijkt dat priesters na een aanklacht overgeplaatst worden naar een andere plek in de wereld, waar zij hun vervolging ontlopen en waar hun misdragingen niet bekend zijn bij de lokale bevolking. De Kerk weigert ze uit te leveren aan de opsporingsinstanties, en het risico bestaat dat de overplaatsing tot nieuwe gevallen van seksueel misbruik leidt, omdat de nieuwe gemeenschap waar de priester terecht komt van niets weet en dus niet op haar hoede is. De Kerk lijkt met dit beleid, dat ook wel ‘de geografische oplossing’ wordt genoemd, het misbruik dus te gedogen en te faciliteren. Het belang van het imago van de Kerk krijgt een hogere prioriteit dan het berechten van de daders en de genoegdoening voor de slachtoffers. Als de onderzoeksjournalisten vervolgens afreizen naar Buenos Aires, blijkt zelfs dat paus Franciscus zich, in de tijd dat hij aartsbisschop was, actief heeft bemoeid met misbruikzaken en vervolging van daders heeft tegengewerkt. Een interview met de paus door de betreffende journalisten werd afgewezen.
De rol van religie
Hoewel deze misbruikzaken sindsdien regelmatig in de actualiteit zijn, is er één aspect enigszins onderbelicht: de rol van religie. Vanwege een sterke religieuze hiërarchie en loyaliteit binnen de Kerk, zijn zowel slachtoffers als daders terughoudend in het in de openbaarheid treden als het om misbruik gaat. Veelal worden de praktijken ‘duivels’ genoemd, waarmee het weliswaar wordt veroordeeld, maar tegelijkertijd ook de eigen onschuld wordt bepleit. Veel slachtoffers vertellen bovendien dat hen destijds door de daders werd voorgehouden dat het ondergaan van het misbruik nu eenmaal iets was wat je voor je toewijding aan het geloof moest over hebben. Ook de neiging van leden van de Kerk om homoseksualiteit verantwoordelijk te houden voor seksueel misbruik – een opvatting die sterk gevormd wordt door religieuze doctrines met betrekking tot homoseksualiteit – laat zien dat religie een hevig versterkende werking heeft ten aanzien van misbruik in de katholieke Kerk.
Daarnaast heeft de katholieke Kerk vanwege deze religieuze invloed ook andere controverses teweeggebracht: bedenkelijke standpunten over voorbehoedsmiddelen, homoseksualiteit, abortus, euthanasie en de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, geven een beeld van een organisatie die stelselmatig de orthodoxie boven mensenrechten stelt. Een houding die deze organisatie mensenrechtelijk niet bepaald kredietwaardig maakt om seksueel misbruik aan de kaak te stellen en voor eens en voor altijd te bestrijden.
Kerkuittreding
Dat veel mensen zich bewust zijn van de schuld van de katholieke Kerk in deze misbruikzaken, blijkt wel uit het gegeven dat uitschrijving bij het instituut weer actueel werd. Hiermee is een belangrijke maatschappelijke erkenning uitgesproken voor dat schuldaandeel van de Kerk. Dat deze zaken herhaaldelijk terugkomen in de actualiteit, maakt dat bij veel mensen het besef leeft dat het gebrek aan schulderkenning bij de Kerk een rechtvaardige afloop van deze zaken vooralsnog in de weg staat.
Misbruik is ook ontwrichtend
De belangrijke overweging van de rechter bij het motorclubverbod was dat de gedragingen (mogelijkerwijs) de samenleving konden ontwrichten. Nu ligt die conclusie bij dergelijke extreme vormen van geweld voor de hand. Maar zou je niet eveneens kunnen stellen dat seksueel misbruik op grote schaal ook ontwrichtend kan zijn voor een samenleving? Wellicht is die ontwrichting minder zichtbaar, maar daarom niet noodzakelijkerwijs minder ingrijpend. Dat seksueel misbruik mensen voor de rest van hun leven zeer kan traumatiseren, staat niet ter discussie. Stevig ingrijpen zou daarom ook impliciet erkenning zijn voor het ontwrichtende aspect van grootschalig seksueel misbruik.
Too religious to fail
Met al deze feiten en overwegingen in acht genomen, rijst een belangrijke rechtsfilosofische vraag: kan een religieuze organisatie zoals de katholieke Kerk ook verboden worden als deze aan de eerder in dit artikel genoemde criteria voor een verbod voldoet?
In de praktijk gaat vrijwel niemand zo ver als het verbieden van de katholieke Kerk. Dat kan gestoeld zijn op de omvang en significantie van dat instituut: een organisatie die ‘too big to fail’ is. Zeker gevoelsmatig beschouwen we de Kerk met zo’n lange geschiedenis als onderdeel van het meubilair in de wereld. Een verbod ligt dus niet voor de hand. Maar eigenlijk kan dat in een gelijkwaardig rechtssysteem geen reden zijn om de Kerk vaker, langduriger of ingrijpender over de schreef te laten gaan dan bijvoorbeeld een motorclub of pedofielenvereniging. Sterker nog, als een organisatie zo grootschalig is, dan is de misdaad ook veel grootschaliger. Geen enkele rechter die redelijkerwijs terugkomt op het besluit om een motorclub te verbieden als blijkt dat deze wereldwijd opereert. Dat zou het besluit eerder bekrachtigen dan ondermijnen.
Een belangrijke andere component die hierin meeweegt is de vrijheid van godsdienst. De Kerk geeft in haar bestaan niet alleen uiting aan verenigingsvrijheid maar ook aan godsdienstvrijheid. Maar godsdienstvrijheid is niet absoluut en mag redelijkerwijs ook geen verruimde tolerantie voor dergelijke misstanden opleveren. Als een organisatie zoals de Jehova’s Getuigen zich aan dergelijke omvangrijke misbruikschandalen schuldig maakt, dan ligt een verbod ook voor de hand, ondanks dat het een religieuze organisatie is.
Het lijkt er sterk op dat beide aspecten samen een rol spelen: sommige organisaties zijn simpelweg ‘too religious to fail’. Maar dat is een ongemakkelijke waarheid, want we leven in een samenleving waarin de godsdienstvrijheid en andere grondrechten toch zoveel mogelijk uitgelegd worden als vrijheden en grondrechten voor iedereen, ook anders- en niet-gelovigen. Dat principe komt al snel op losse schroeven te staan als een hegemonie van een beperkt aantal grote religieuze organisaties ertoe leidt dat ze geheel of gedeeltelijk boven de wet kunnen staan.
In een seculiere samenleving zou de omvang of religiositeit van een organisatie geen rol mogen spelen in de vraag of die verboden kan en mag worden. Elke organisatie loopt dat risico en ziet zich daarom genoodzaakt om wetten, regels, verdragen en uiteindelijk mensenrechten te respecteren.
Privilege
Voor de katholieke Kerk lijkt dit alles niet te gelden. De conclusie is dat religieuze organisaties met de omvang van de katholieke Kerk in onze wereld buiten de rechtstaat lijken te staan. Voor berechting en genoegdoening is de buitenwereld afhankelijk van interne, kerkelijke rechtssystemen, die nooit los kunnen staan van het belang en de reputatie van de Kerk zelf, en waarin dus feitelijk nooit écht onafhankelijk recht gesproken wordt. Het is een buitengewoon geprivilegieerd systeem en, in tegenstelling tot in de bankensector, wordt er geen poging gedaan om het aantal organisaties die ‘too religious to fail’ zijn te reduceren.