‘Zíe je het dan niet?’
Politici die gedrag vertonen dat overduidelijk niet door de beugel kan, maar die toch trouw gesteund worden door hun achterban; allang ontkrachte complottheorieën die desondanks een grote schare aanhangers hebben; mensen die overduidelijk door hun ‘vrienden’ belazerd worden, maar dat met alle macht ontkennen…
Waarom veranderen we eigenlijk zo moeilijk van gedachten?
Goed geïnformeerd publiek?
‘Als mensen goed geïnformeerd worden, kunnen zij beoordelen of de democratie werkt. Ze krijgen inzicht in de politiek, de rechtspraak en de samenleving.’ Toegegeven, het is een preek voor eigen parochie van NDP Nieuwsmedia, de brancheorganisatie voor nieuwsbedrijven, want deze gedachte is natuurlijk bij uitstek de rechtvaardiging van het bestaan van de journalistiek. Maar het uitgangspunt van NDP wordt breder gedeeld. Niemand wil beslissingen nemen op basis van foute informatie. Niemand wil vertrouwen op mensen die de waarheid niet vertellen.
Dat wil ik zelf ook niet. En toch betrap ik mezelf er wel eens op informatie te negeren die me niet goed uitkomt. Dat kan politiek zijn, maar ook persoonlijk. Omdat het me bijvoorbeeld iets negatiefs vertelt over m’n relatie op dat moment, terwijl ik dat eigenlijk liever niet had willen weten. Of misschien wel iets negatiefs over mezelf, terwijl ik heel zeker wist dat de schuld bij haar zou liggen.
Ook al willen we het niet, onbewust zijn we er wél heel erg goed in om op basis van een verkeerde voorstelling van zaken te handelen. Zeker als we al heel veel energie en emotie hebben geïnvesteerd in de onjuiste informatie.
De waarheid doet pijn
Soms kan de waarheid namelijk letterlijk pijn doen. Dat onaangename gevoel heet ‘cognitieve dissonantie’. Het ontstaat als iemand geconfronteerd wordt met twee ideeën die met elkaar in strijd zijn. Ze kunnen niet allebei waar zijn, dus er moet iets gebeuren om de balans te herstellen.
Dit is in principe heel simpel: gewoon accepteren dat het eerdere idee niet waar is en het vervangen door de juiste informatie. Als dat idee nooit veel voor iemand heeft betekend, is het ook niet zo’n probleem dat aan te passen. Maar het wordt moeilijker als je er wél veel in hebt geïnvesteerd.
Denk bijvoorbeeld aan de politiek: je hebt enthousiast je stem aan een politicus gegeven, omdat je erop vertrouwt dat die capabel en integer is. Daar heb je anderen, zo goed of zo kwaad als dat ging, van proberen te overtuigen. Misschien heb je wel geflyerd en vurig je kandidaat verdedigd in discussies – en als je dat online gedaan hebt, is elk argument nog terug te lezen ook.
Maar dan is jouw kandidaat verkozen en blijkt het een volkomen onbenul. Niets komt er terecht van de mooie praatjes en de persoonlijke integriteit is ook al ver te zoeken. Kortom, je zat er volkomen naast. Dat is een onaangenaam gevoel.
Simpelweg je ideeën aanpassen en accepteren dat je fout zat, is dan moeilijk. Toch moet die cognitieve dissonantie opgeheven worden. Daar zijn dan een aantal alternatieve manieren voor. Je kunt een van de ideeën gewoon veranderen, bijvoorbeeld dat je, toegegeven, wel jouw kandidaat hebt verdedigd, maar alleen maar omdat die de beste was van een verder nog veel slechtere lijst. Of je voegt er extra ideeën aan toe: je kandidaat wordt door de media en tegenstanders expres slecht in beeld gebracht. Nog een andere methode is dat je gewoon volledig ontkent dat je kandidaat het slecht doet.
Komen deze methoden je bekend voor? Dan ben je vast niet de enige.
Verklaring
Hoewel het een risico is dat je alles verklaart aan de hand van cognitieve dissonantie, is het een eigenschap die het vertrouwen in de menselijke ratio behoorlijk op de proef stelt. Waarom blijven mensen trouw als hun partner overduidelijk niet het beste met ze voorheeft? Waarom kunnen schandalen, zoals het grootschalige kindermisbruik door de Britse televisiepresentator Jimmy Savile, of het gedrag van Hollywoodbobo Harvey Weinstein die beschuldigd wordt van grootschalig seksueel misbruik, zo lang door blijven gaan, terwijl talloze mensen ervan af blijken te weten? Waarom worden in oorlogen massa’s mensen de dood ingestuurd, tegen beter weten in?
Uiteraard spelen macht, angst en eigenbelang een rol. Maar talloze mensen willen het simpelweg niet weten om hun eigen veilige wereldbeeld in stand te houden. Daar hebben ze immers in geïnvesteerd. Aanpassen is een pijnlijk proces, met onzekere uitkomsten. Dat kan frustrerend zijn voor de mensen om die persoon heen, als die goede redenen hebben om aan te nemen dat het gemankeerde wereldbeeld schadelijke gevolgen heeft – voor de persoon zelf en misschien voor anderen. Frustrerend, want het kan dan lijken of al het ‘bewijsmateriaal’ bij de ander in een zwart gat valt. Of het levert misschien zelfs een uiterst agressieve reactie op, want je doet diegene met je kritische reactie daadwerkelijk pijn.
Zelf ontdekken
Dat betekent niet dat confrontaties met harde feiten nutteloos zouden zijn. Bij massacommunicatie, zoals de nieuwsmedia, heeft het wel degelijk zin om zo onderbouwd mogelijk het publiek te informeren. Je bereikt er alleen niet degenen mee die al heel veel in een ‘alternatieve versie’ van de werkelijkheid hebben geïnvesteerd. Sterker nog, die zouden wel eens veel steviger aan hun wereldbeeld vast kunnen gaan houden.
Om hen echt van gedachten te doen veranderen, is geen confrontatie met feiten, maar een andere, meer persoonlijke benadering nodig. Een mooi voorbeeld daarvan vind ik Street Epistemology. Dit zijn gesprekstechnieken met een sterke Socratische basis, die zijn ontwikkeld door de filosoof Peter Boghossian. In eerste instantie heeft hij die ontwikkeld om op een niet-offensieve manier kritisch over bovennatuurlijke en religieuze claims te praten, maar inmiddels wordt de techniek ook gebruikt om controversiële politieke onderwerpen te bespreken. De benadering is ‘epistemologisch’: je valt niet het specifieke wereldbeeld aan, maar je stelt vragen bij de manier waarop iemand erachter komt wat waar is en wat niet.
Zo kun je vragen hoeveel vertrouwen iemand heeft in een bepaalde claim. Stel dat diegene er voor de volle honderd procent van overtuigd is dat vaccinaties autisme veroorzaken, dan is een behulpzame vervolgvraag wat ervoor zou kunnen zorgen dat dit vertrouwen wat zou zakken. Het gaat er dan niet om dat je dat bewijs voor handen hebt, maar dat de persoon zelf nadenkt of die eigenlijk wel openstaat voor tegenbewijs. Immers, als je niets zou accepteren, dan geef je al aan dat het er eigenlijk niet toe doet of je beeld gebaseerd is op de waarheid of op wensdenken.
Een andere behulpzame vraag is om te vergelijken: ‘Ik hoor van een andere bekende dat vaccinaties juist helpen tegen ziektes. Hoe kan ik erachter komen wie van jullie twee gelijk heeft?’ Ook dit legt het initiatief bij de ander neer om zelf te formuleren wat het fundament van de eigen opvatting is. Is er eigenlijk wel een manier om te controleren wie er gelijk heeft? Of is het hele idee op niets meer gebaseerd dan vertrouwen in een bron die er als eerste mee is gekomen?
Het blijft altijd belangrijk dat dergelijke gesprekken niet uitmonden in debatten. Dat vereist ook een bepaalde mentaliteit: je moet oprecht benieuwd zijn naar het gedachtenproces van de ander. Wellicht weet die namelijk écht iets dat jij niet weet. Als je oprecht met zo’n houding een gesprek aangaat, zijn mensen vaak maar wat graag bereid om over hun ideeën te vertellen.
Zoals met alles, is dit geen totaaloplossing. Sommige mensen blijven stug aan hun wereldbeeld vastklampen. En het is heel moeilijk om in een gesprek open te blijven staan en niet je eigen mening te gaan verkondigen. Maar als het lukt, is er toch een grote kans dat er bij de ander een heel klein luikje opengaat.
Dat leidt zeker niet meteen tot een andere mening. Maar misschien komt een feitelijk berichtje in de krant na zo’n gesprek toch wel wat meer aan. En misschien wordt er toch iets sceptischer naar de oorspronkelijke bron gekeken. Op die manier wordt langzaam het oude idee afgebroken en het nieuwe idee opgebouwd. Tot er op een gegeven moment van het oude idee vrijwel niets meer over is. Zo is er minder last van cognitieve dissonantie. Zo doet van gedachten veranderen veel minder pijn.
Ik zou graag een voorbeeld geven van een moment waarop mijn eigen wereldbeeld langzaam zo drastisch is gewijzigd. Maar misschien heb ik wel last van de laatste manier waarop we onszelf voor de gek houden, als we eenmaal van mening zijn veranderd: gewoon ontkennen dat we er ooit anders over hebben gedacht.