Ik was in Bilbao en kwam er via de roman Vaderland, van de auteur Fernando Aramburu, achter dat de oorspronkelijke bewoners van Baskenland hun land ‘Euskadi’ noemen, niet ‘País Vasco’. De vergelijking met het Amazigh-volk, dat door anderen Berbers wordt genoemd, drong zich direct op.
Jaren geleden bedachten vertaler Hester Tollenaar en ik aan het piepkleine barretje van poëzietheater Perdu het project de Berberbibliotheek. We kozen niet voor de naam Amazighbibliotheek omdat het project aan een uitgeverij gesleten moest worden, en de naam Berberbibliotheek maakte meer kans, omdat het woord Berber meer geschiedenis kent in Nederland.
Als ik van Imazighen (meervoud van Amazigh) vragen over de naam kreeg, want de naam Berber wordt als negatief ervaren, vertelde ik dat voor mij Berber een geuzennaam was en dat Berberbibliotheek zo lekker allitereerde.
Ik vertelde niet dat het voor mij net zo ongemakkelijk was.
Misschien weet niet iedere lezer dat ‘Berber’ naar ‘barbaar’ kan verwijzen. In het Latijn betekent ‘barbarus’ iemand die geen Latijn of Grieks spreekt, maar het kan dus ook verwijzen naar ‘wreedaard’. Dit onderscheid heeft professor Maarten Kossman mij eens uitgelegd. Ook vertelde hij het volgende:
‘Toen men in de negentiende eeuw het klassiek Arabisch ging hervormen om het klaar te stomen voor de nieuwe tijd, kon men in het Arabisch geen mooi equivalent vinden voor het Europese concept ‘barbaar’. Daarom heeft men daarvoor het woord barbar uitgekozen. Hierdoor werd barbar tweeduidig: ‘Berber, barbaar’, terwijl het daarvoor alleen ‘Berber’ betekende (de minachting van (oost-)Arabische intellectuelen voor het Berber maakte dat men dit ook geen probleem vond). Sindsdien heeft het standaard-Arabische woord barbar voor ‘Berber, barbaar’ een negatieve bijklank en wordt het terecht als beledigend gevoeld.’
Maar ook de professor zat met een probleem, want ‘na tientallen jaren informatievoorziening begint eindelijk door te dringen dat in Nederland (en elders) het Berber een rol speelt (en niet, zoals in de jaren 1980, dat het allemaal ‘Turken’ zijn, of, wat later ‘Arabieren’).’
Zoals zovele andere toeristen bezochten we het Guggenheim. Er was een overzicht van het beginwerk van Chagal (met het schilderij ‘Stel met geit’, of was het ‘Geit met stel’?), een kleine expositie van het bombastische werk van Joan Vasconcelos (stilettohakken van pannen) en er werd aandacht besteed aan de (activistische) kunst in China na 1989, het revolutiejaar. De Olympische Spelen van 2008 in Beijing kwamen in verschillende werken terug. De onderdrukkende Chinese overheid die de Olympische gedachte van verbroedering misbruikte, werd in doek en installatie bekritiseerd.
Het meest indrukwekkende werk was uit 1995 van de bekende kunstenaar Weiwei en was van kinderlijke eenvoud. Hij schreef op een eeuwenoude waterkruik de welbekende sierletters van Coca-Cola. Ik keek naar het grijze aardewerk en dacht aan de man in het dorp in de Rif die op een muilezelzadel, gemaakt van hooi, ‘Misibuschi’ had geschreven – ‘Mitsubishi’ is ook niet te doen.
Het is de Amazighbibliotheek, maar nu nog verkeerd geschreven.
Een eerdere versie van deze column is verschenen op asisaynan.nl