We zijn murw aan het raken waar het gaat om wapenbezit en gewelddadige criminaliteit. Een deel van onze jeugd vindt het normaal om met een mes en machete of zelfs met een pistool rond te lopen. Ook door bepaalde muziekstromingen beïnvloede straatcultuur is daarin een factor. Maar het is breder dan dat. Series over gewelddadige poldermaffiosi, van Penoza tot Mocro Maffia, zijn populair. Dat levert rare rolmodellen op.
We hebben vaak de neiging om de werkelijkheid van geweld in de samenleving in taal af te zwakken. Bij een fataal afgelopen roofoverval is het slachtoffer in de berichtgeving ’doodgeschoten na een ruzie over een horloge’. Een ’ruzie’.
Wanneer een vader een moeder en kind vermoordt, heet het geen vrouwenmoord of kindermoord, maar een ’familiedrama’. Een pooier die jong een meisje prostitueert, noemden we tot voor kort zelfs ’loverboy’ en als BN’ers hun partner slaan heet dat een ’incident’.
Je zou denken: het is ook een taaldingetje in een land waar rellen sowieso al ’ongeregeldheden’ worden genoemd, maar het zit dieper. We denken te kunnen bezweren met jargon. Door iets anders te noemen verdwijnt het niet. Eufemismen zijn geen tovermiddel. Daar wordt iets heel ergs niet anders door. Niets wordt er beter door en niemand wordt er beter van.
Misplaatste beleefdheid
Sterker nog, het versluiert ons zicht op een harde werkelijkheid en verkleint de kans dat we het probleem zo serieus nemen als het is. Mildheid in taal uit misplaatste beleefdheid naar het criminelengilde is een ding, fascinatie voor het kwaad is nog een andere factor.
Dat laatste fenomeen zwengelt een cultus aan van het salonfähig maken van criminelen. Medeburgers bedreigen of doden is geen beroep als banketbakker of verzekeringsagent. En uit popsterren bestaat het boevengilde al helemaal niet. Al proberen wij het er soms wel van te maken. Willem Holleeder bijvoorbeeld werd door de staatsomroep uitgenodigd voor College Tour om eens gezellig over zijn loopbaan te praten.
Maar misschien is het ook murwheid. De doorgedraaide Belgische militair die viroloog Marc Van Ranst op internet met de dood bedreigde bijvoorbeeld. Het bagatelliseren van de bedreigingen van deze man door dansleraar Willem Engel van dansvereniging Viruswaarheid kreeg nauwelijks aandacht in de pers. Ook niet toen hij eerder lacherig deed over de suggestie van een aanslag op Mark Rutte. Alsof er in Nederland en in onze buurlanden nog nooit aanslagen op politici en andere publieke figuren zijn gepleegd. Er werd bij onze zuiderburen zelfs een heuse steunoptocht gehouden voor de dreigmilitair, die volgens een tekst een ’gouden hart’ heeft.
In de Amsterdamse Pijp stak een ’verwarde man’ zomaar in op vijf mensen, van wie er een overleed. Vroeger hadden verwarde mannen een Napoleon-pakje of zongen ze onsamenhangende liedjes. Nu leidt ’verwarring’ nogal eens tot steekpartijen. Waarom heeft iemand die verward is een wapen? Uit verwarring uit de keukenla gepakt terwijl hij eigenlijk het theezeefje zocht?
Morele ijdelheid
De Amsterdamse driehoek van burgemeester, politie en justitie moest juist deze zomer bakzeil halen ten opzichte van de gemeenteraad bij hun plannen om structureler te gaan fouilleren op wapenbezit.
De raad wist het voor elkaar te krijgen dat er alsnog toch iets minder wordt gefouilleerd dan dat Femke Halsema c.s. wilden. En dat werd dan door enkelen waarschijnlijk ook nog als een victorie voor het humane gezien.
Nou, dat was het niet. Het is niet zacht, mild of wijs om niet te proberen het aantal wapens in de maatschappij te verminderen. Het is hard, gevoelloos en dom. Het is morele ijdelheid. Het vermindert het onrecht in de maatschappij geenszins. Het zorgt juist voor meer onrecht.
Een aantal raadsleden dat blij was met de uitkomst, ziet zichzelf waarschijnlijk ook nog als progressief. En progressief is het al helemaal niet. Het beschermt de zwakkere namelijk niet, deze uitkomst. Integendeel. Op straat is de zwakkere de persoon die geconfronteerd wordt met de persoon die het mes of het pistool vast heeft. Of die persoon nu verward is of niet. Het wapen wordt daar niet minder dodelijk door.
Geweldsmonopolie
Het geweldsmonopolie behoort in een democratische rechtsstaat aan de ons vertegenwoordigende instituten. Het recht op het dragen van een wapen op straat is er uiteraard niet voor de eerste de beste halvegare. Dat was nooit de bedoeling en dient ook met maximale inspanning te worden uitgebannen.
De Haagse politie had een actie voor het inleveren van wapens na een voorlichtingscampagne. 669 wapens leverde die op. Een fractie waarschijnlijk en ik neem aan dat het nou net niet de gevaarlijkste types zijn die dermate tot rede te brengen zijn dat ze hun wapens inleveren. En misschien ook naïef om te denken dat deze aantallen het probleem gaan oplossen, maar het initiatief is wel onderdeel van het streven naar minder wapens op straat en van een besef dat wapenbezit onder burgers niet normaal is en ook nooit normaal mag worden.
Deze column verscheen eerder bij de Telegraaf en is hier met toestemming van, en dank aan, de uitgever en Eddy Terstall gepubliceerd door Vrij Links.