Kunst en politiek. Kunst mag zich wel met politiek bemoeien of daar iets van vinden, maar omgekeerd niet. De laatste jaren lijkt het een trend te worden dat thematiek en inhoud criteria worden bij het toewijzen van publieke gelden. Bij theater, muziek, film, de hele mikmak.
Maar dat geldt ook voor de ’identiteit’ van de maker. En daarmee wordt niet bedoeld wat er oorspronkelijk mee werd bedoeld, namelijk wie iemand is, maar eerder het uit Amerika overgewaaide begrip identiteit, dat neerkomt op wat iemand is. Groepsidentiteit. En kenmerken als kleur, geslacht en geaardheid zijn in die gedachtegang leidend in welke ambtelijke lade een individu dan zou moeten horen.
Nu is identiteit in de echte wereld een heel complex geheel. Iedere Nederlander is een pakket op zich. Een bepaalde Nederlander heeft een vader of moeder die in een ander land is geboren, maar beide ouders zijn bijvoorbeeld hoogopgeleid en hebben een uitgebreid netwerk. Weer een andere Nederlander had ouders in een huurhuis, is homoseksueel en is politiek conservatief of misschien juist progressief georiënteerd. Die complexiteit bemoeilijkt al een ambtelijke indeling op identiteit.
Milieu
Veel jonge makers zullen uit een milieu komen waarin de keuze voor de kunsten niet voor de hand ligt. Hun ouders zijn misschien migrant met een praktisch beroep of komen uit Oost-Groningen uit een geslacht van generaties handwerkers.
Weer een ander heeft ouders die in de media werken of aan een universiteit en groeide op tussen wanden vol boekenplanken. Het ligt in de rede te veronderstellen dat een jong mens die niet uit een welgestelde wijk komt maar uit Kanaleneiland of Boxtel, percentueel minder kans maakt ooit in Carré te staan of met een film in Tuschinsky.
Wat alleen niet werkt, is om subsidiegeld te gaan verdelen op basis van geaardheid, kleur, geslacht of beroep en sociale status van de ouders van de kunstenaar. In het milieu van mijn grootouders was je werknemer en had je een baas. Mijn moeder moest naar de huishoudschool, ook al was ze de beste van de klas op de lagere school. Een dubbeltje werd geen kwartje. En een kunstenaar werd je al helemaal niet.
Verhalen
Maar ik ben het wel geworden. Ik ben filmmaker. Omdat ik het heel graag wilde en omdat er verhalen in mij brandden. En zo zullen er veel jongens en meisjes zijn met een voor de kunst misschien nu nog atypisch nest, die ook verhalen klaar hebben liggen. Allemaal individuen met eigen specifieke bagage. Myrthe uit de grachtengordel, maar ook Fatima uit Kanaleneiland of Remco uit Sittard.
De politiek houdt van ambtelijk overzicht en van controle. Wie is wat en komt uit welke groep? Maar kunst is een individuele uiting. Het resultaat van persoonlijke mijmeringen, inzichten en ervaringen. In plaats van kunst en haar makers in te delen in categorieën is het beter om zoveel mogelijk jongeren uit alle soorten wijken te interesseren in kunst en te stimuleren om verhalen te vertellen.
Laat kunst geen instrument zijn om mensen te verdelen in ras of geslacht, maar een wapen tegen sektarisch denken. Goede kunst is universeel en raakt hoofd en hart over grenzen van afkomst en geaardheid heen. De grote stap voorwaarts voor de mens was juist dat de mens verbanden aanging met mensen die fysiek niet op hem of haar leken. Samen bouwden ze steden of organiseerden zich in vakbonden. En ze maakten kunst. Met en voor elkaar.
Smeltkroes
Ik ben vele jaren betrokken geweest bij allerlei projecten waarbij jeugd films maakte. Op scholen en in buurtinitiatieven. Steeds weer viel het op dat veel kinderen en jongeren geweldige vertellers bleken te zijn. Ook verhalen van jonge Nederlanders met een migratieachtergrond vielen vaak op. Met veel schwung werden de verhalen verteld vanuit de smeltkroes. Origineel en vooral persoonlijk.
Gezien de veranderende samenstelling van de bevolking in de grote steden groeit ook de markt voor verhalen van buiten de welgestelde reservaten. Toegegeven: Myrthe, wier ouders een flink netwerk hebben, zal zoals het nu is eerder kunstenaar worden dan Fatima of Remco.
Maar dat verander je door gericht jongeren te stimuleren rolmodel te worden voor generaties na hen, door verhalen te vertellen. Verhalen vanuit hun eigen unieke wezen. Alleen kunst die eigenzinnig en vooral persoonlijk is, doet ertoe.
Aanmatigend
Suggereren dat er minder strenge criteria of voorrang moet zijn voor iemand met een andere kleur of achtergrond, is aanmatigend en een onderschatting van het aanwezige talent buiten de grachtengordel.
Stimuleer jonge makers van alle postcodes. Zorg dat ze leren en zich ontpoppen. Zodat sommigen van hen op eigen kracht en op basis van individueel talent grote en belangrijke makers worden. Met verhalen over thema’s waarvoor ze zelf de urgentie voelen. Dat hoeft niemand voor hen te verzinnen. Daar is geen beleidsnota voor nodig.
De overheid in vrije landen faciliteert en stimuleert kunst, maar houdt zich uiteraard verre van de inhoud. Die inhoud ontstaat vanzelf vanuit het creatieve geweten en de belevingswereld van de makers. Talent laat zich niet sturen of knechten. Talent is een grillig wonder.
Een moderne overheid zet zich als beheerder van gemeenschapsgeld uiteraard in voor gelijke kansen, ook in de kunst. Maar wat er uiteindelijk gemaakt wordt qua inhoud, dat is aan bijvoorbeeld Myrthe uit de grachtengordel, maar ook aan Remco en Fatima uit minder dure wijken. En als die inhoud genoeg mensen raakt, dan vindt die inhoud zijn publiek. Dat verhaal wordt dan vanzelf belangrijk. Dat is een natuurwet. Daar hoef je als overheid verder niets meer aan te doen.
Deze column verscheen eerder bij de Telegraaf en is hier met toestemming van, en dank aan, de uitgever en Eddy Terstall gepubliceerd door Vrij Links
Foto: Doodko/Depositphotos