Joris Luyendijk heeft wel zeven vinkjes achter zijn naam (wit, man, hoogopgeleide ouders, enzovoort) en vertelde afgelopen zaterdag in de Volkskrant dat mensen als hij hun grootste successen aan die vinkjes te danken hebben. Nu is Luyendijk niet de enige en draagt tegenwoordig zowat iedere ‘vinkjesmens’ diversiteit en rechtvaardigheid een warm hart toe. Dat lijkt allemaal nobel, maar als het er op aankomt wegen de belangen van de persoon zelf en die van zijn groep altijd zwaarder. Ook al betekent dat frustratie, depressie en soms de dood voor talentvolle, autonome, kansarme migrantenkinderen.
Nu we het toch over deze fijngevoelige kwestie hebben, kan het geen kwaad om iemand ten tonele te voeren die kan worden gezien als een tegenhanger van de kansrijke Luyendijk. Wat dacht u van een man met een migratieachtergrond, geboren in het oosten van Turkije, op latere leeftijd naar Nederland gekomen, met ouders die halve analfabeten zijn? Geen betere persoon dan mezelf, omdat Luyendijk en ik al zo lang hetzelfde parcours belopen.
Luyendijk vertelt in het interview dat hij in de loop der jaren telkens de belangrijke banen en de grote opdrachten heeft gekregen omdat mensen van zijn afkomst en culturele achtergrond hem telkens het voordeel van de twijfel gaven. Bij mij ging het iets anders. Een grote documentaireserie waarvoor ik werd benaderd ging elf jaar geleden naar iemand anders omdat volgens de producenten de omroepbaas de documentaire door een witte Nederlander wilde laten presenteren.
En wat betreft het andere vak waarin ik dezelfde passie deel met Luyendijk; in al die jaren dat ik nu boeken schrijf, hebben de boekenredacties van de grote kranten en tijdschriften in Nederland om precies te zijn nul woorden besteed aan recensie en bespreking van mijn werk.
Lang heb ik gezocht naar een verklaring voor deze ‘boycot’. Een keer vroeg ik in alle verlegenheid het hoofd van de boekenredactie van de krant waar ik tien jaar als correspondent voor werkte of ze mijn nieuwste roman niet liet recenseren. Het kille antwoord was dat er zoveel boeken uitkwamen en dat ze keuzes moest maken.
Die keuzes werden gemaakt. Altijd in het voordeel van Luyendijk en de anderen met de vinkjes. En in het voordeel van een paar allochtone schrijvers die met hun oriëntaalse wereldbeeld als een extra kruid waren op het anders te saaie dieet van het literaire establishment. De gastarbeiderszoon daarentegen, vastberaden om een universele pen te ontwikkelen en daarmee het intellectuele veld uit te dagen, werd jaar in jaar uit genegeerd. Ieder boek dat ik schreef belandde eerst op de tafels van de boekenredacties om daarna in een put van de algehele stilte te verdwijnen.
Na zoveel jaren van teleurstellingen doorstaan en toch doorgaan met schrijven kwam dan eindelijk het heugelijk nieuws van erkenning. Niet uit Nederland natuurlijk, maar uit België. Een paar weken geleden liet een vrouw in het prachtige Vlaams weten dat mijn roman De gevangenisjaren was genomineerd voor De Boon, een prestigieuze prijs voor het beste Nederlandstalige boek.
De vreugde duurde niet lang, want kort na dit telefoontje kreeg ik van Nederlandse familie te horen dat ik de nominatie niet te danken had aan de inhoud, maar aan het feit dat ik allochtoon was. Met de woorden ‘ze wilden zeker verbinden’, spuugde ze recht in mijn gezicht.
Met een collega-schrijfster, die mij vorige week naar aanleiding van De Boon voor een Vlaamse krant kwam interviewen, hadden we het over dit soort zaken. Aan het einde van het gesprek zei ze in alle ernst: ‘Ooit ben jij gevlucht uit Nederland. Anil Ramdas deed dat niet. Dat is misschien het grote verschil tussen jou en hem.’
Het is nu de zoveelste februari van mijn leven, ik drink koffie en fantaseer over de talloze recensies die over het nieuwe boek van Joris Luyendijk zullen verschijnen. Grote stapels van zijn boek, waarin hij het opneemt voor mensen als ik, straks in alle boekwinkels. En ik schrijf gewoon door. Nieuwe zinnen van de hand van iemand zonder vinkjes. De pen als het grootste symbool van de rebellie, dames en heren, omdat dit land niet in staat mag zijn om nog meer migrantenkinderen met een vrije geest dood te zwijgen. Schrijven; in de eenzaamheid van een plastic tasje dat in de sterke wind van dit land schreeuwt dat het los wil komen van het prikkeldraad.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant en is hier met dank aan de uitgever en aan Erdal Balci geplaatst.