Onderwijsminister Van Engelshoven heeft er haar persoonlijke missie van gemaakt: zij wil meer diversiteit op de universiteit. Daarom heeft zij het Nationaal actieplan diversiteit en inclusie opgesteld waarmee de diversiteit onder studenten vergroot zou moeten worden. Haar doel is allerminst een slecht voornemen – het mag immers niet uitmaken wat je achtergrond is om te kunnen studeren.
Maar het doel heiligt niet altijd de middelen, en zeker niet de middelen van minister Van Engelshoven. Haar plan is om de etniciteit van studenten te registreren, ‘diversiteitsofficieren’ aan te stellen en etnische diversiteit een factor te laten zijn bij accreditering van opleidingen.
Deze plannen schieten haar doel voorbij. Tot mijn grote verbazing ging parlementair links hierin mee. Hoewel de intentie van Van Engelshoven nobel is, zijn bovenstaande onorthodoxe maatregelen zeer onwenselijk.
Etnische registratie is schadelijk
Allereerst is er een principieel argument waarom we geen etnische registratie van studenten moeten willen: de simpele reden is dat het te weinig zegt over de geturfde student in kwestie. Diversiteit moet op zichzelf breder worden getrokken dan etniciteit, zo stelt ook geograaf Josse de Voogd. Is de klasse, gezondheid en regio waar iemand vandaan komt niet minstens zo belangrijk als etniciteit?
Zo blijkt dat onderadvisering van scholieren een grote rol speelt bij de vraag of zij gaan studeren of niet. Dit probleem speelt in het gehele land en los van etniciteit. De focus op slechts etniciteit zorgt daarom voor afleiding van een groter, nationaal probleem. Omdat scholen in de provincie niet aan het minderheids-etniciteitsplaatje van Van Engelshoven voldoen, worden deze jongens en meisjes over het hoofd gezien. Zij kunnen beter presteren dan wordt gedacht, maar blijven door de verkeerde focus onder de radar. Kortom, deze focus levert een zeer beperkt resultaat op.
Ten tweede zijn universiteiten niet ‘relatief wit’. De juiste vraag in dezen is: waarmee vergelijk je de diversiteit op de universiteiten? Wanneer je de etniciteits-diversiteit op onderwijsinstellingen vergelijkt met de steden waarin zij gevestigd zijn, kom je op een totaal ander resultaat uit dan wanneer je diversiteit landelijk bekijkt. Landelijk vergeleken is de diversiteit waar Van Engelshoven het over heeft niet problematisch. Dat is belangrijk, omdat het grootste deel van de studenten oorspronkelijk helemaal niet uit de stad komt waar zij studeren.
Deze principiële punten meegenomen is etnische registratie nog meer een paardenmiddel dan dat het al was.
Tot slot maakt de registratie een gigantische inbreuk op de privacy van studenten en reduceert het hen tot de afkomst van hun ouders. Zo raakt het mijzelf op een directe manier: mijn moeder is geboren en getogen in Roemenië, maar ik heb me nooit anders dan een echte Hollander gevoeld. Dat blijkt ook nergens uit: ik – en zij ook, overigens – spreek vloeiend Nederlands, onderschrijf alle normen en waarden die we in ons vrije land hebben en heb alle kansen die dit land te bieden heeft met twee handen kunnen aanpakken. Kortom, wat zégt mijn etniciteit over mijzelf? Het antwoord is: niets. En naast mij zijn ongetwijfeld andere studenten die hetzelfde ervaren.
Meewegen bij accredtitatie? Heel slecht plan
Daarnaast wil Van Engelshoven graag dat bij de accreditering van opleidingen de diversiteit op de studie wordt meegewogen. Ook dit voorstel heeft niets te maken met hoe de werkelijkheid eruit zou moeten zien. Het bestaan van opleidingen kan, à la het voorstel van onze onderwijsminister, in gevaar komen wanneer de studie niet ‘etnisch divers’ genoeg zou zijn.
Dat is ironisch. De oorsprong van een groot deel van het diversiteitsbeleid is gelegen in de Maagdenhuisbezetting van 2015, die hiervoor aandacht vroeg. Ook vroegen de bezetters erom om opleidingen die niet rendabel waren, toch in stand te houden. Een studie is op zichzelf veel waard en geld moet geen reden zijn om vrije kennisvergaring tegen te gaan. Met dezelfde redenering kan gesteld worden dat te weinig etnische diversiteit van studenten geen reden mag zijn om een studie te doen stoppen.
De kwaliteit van een studie moet doorslaggevend zijn, en een vermeend gebrek aan etnische diversiteit is geen reden om een studie te laten voortbestaan of niet meer te accrediteren. Deze vorm van diversiteit heeft niets met het bestaansrecht van een opleiding van doen. Gelukkig is ook dit voorstel van de baan door een aangenomen motie van de Tweede Kamer.
Diversiteitsofficieren: duur en niet effectief
Een laatste voorstel van de minister dat ik wil bespreken is het instellen van diversiteitsofficieren. Laten we mijn eigen universiteit, de Universiteit van Amsterdam (UvA), als casus nemen. De diversiteitsofficieren zijn ingegeven door wetenschappelijk activisme van Gloria Wekker. In haar – overigens zeer bekritiseerde – rapport over diversiteit op de UvA stelde zij voor om diversity officers in het leven te roepen. De UvA, woke als zij is, nam haar voorstel blindelings over.
De diversiteitsofficier is een concept dat regelrecht vanuit de Verenigde Staten over is komen vliegen. Als de UvA internationale wetenschappelijke literatuur over deze officieren had gelezen, had ook zij kunnen zien dat dit concept allesbehalve effectief is. In de Verenigde Staten blijkt dat er geen significante stijging in diversiteit is geweest door het instellen van de officers, en evenmin is dat het geval in Nederland.
Behalve dat de officieren niet effectief zijn gebleken, kosten zij de universiteit ook nog eens een hoop geld. Zo is jaarlijks een bedrag van bijna vier ton begroot. Dat is genoeg geld om het gehele collegegeld van bijna 200 studenten te vergoeden, maar nu is het weggegooid gezien er geen enkel effect is te zien.
Als student zag ik waar diversity officers zich mee bezig hielden: de ‘dekolonialisering’ van de literatuur, waarmee zij zich actief bemoeiden met de inhoud van vakgebieden en ze de vrije vergaring van kennis hinderden. Dit is onacceptabel in een academische instelling, waar zelfontplooiing en debat op plek nummer één moeten staan. Concluderend zijn diversiteitsofficieren alleen goed geweest voor een literaire beeldenstorm op onze universiteiten.
Alle drie deze averechtse ideeën zijn van de baan, dankzij een meerderheid van de Tweede Kamer. Het signaal wat daarmee gegeven is, is duidelijk: het is tijd voor een ander perspectief over wat diversiteit is op de universiteit is en hoe dat bereikt moet worden.
Een breder perspectief is nodig
Om de universiteit daadwerkelijk tot een betere plek te maken, is verandering nodig.
Allereerst moet de focus worden verlegd van alleen etniciteit naar een breder palet. Diversiteit behelst bijvoorbeeld ook verschillende politieke meningen. Ik herinner mij nog goed een werkgroep in mijn eerste studiejaar waar een student, laten we hem even Tom noemen, een persoonlijk probleem aankaartte. Wanneer Tom zijn – rechtse – mening tijdens de les gaf, zo stelde hij, werd de toon vijandelijk en werd hij hier persoonlijk op aangesproken na de les. Sommige studenten wilden niet meer met hem omgaan. Juist op de universiteit moet het debat breed worden gevoerd en zijn alle meningen welkom, behoudens de bij wet gestelde beperkingen. Ook politieke diversiteit moet daarom gewaarborgd worden.
De universiteit is slachtoffer van een kleine groep activisten die koste wat het kost hun mening willen doordrukken en nu ook de politiek beïnvloeden. Docenten, medewerkers en studenten zijn bang om hun ideeën af te wijzen, omdat niemand graag voor racist wil worden uitgemaakt of ‘gecanceld’ wil worden. Dat is kwalijk en zorgt voor een ineffectief diversiteitsbeleid. Er is dus werkelijk niemand bij gebaat.
Etnische registratie is onacceptabel
Linkse partijen durven of willen zich niet tegen etnische registratie, diversiteitsaccreditering en diversiteitsofficieren uit te spreken. De moties om dit alles tegen te gaan konden maar op één linkse politica rekenen: de eenpersoonsfractie Femke Merel van Kooten-Arissen. Zeker nu de verkiezingen eraan komen staat de woke agenda hoog op het prioriteitenlijstje van links, zo blijkt.
Dat is meer dan alleen zonde. De gemiddelde kiezer zit niet te wachten op averechts werkend, etnisch registrerend diversiteitsdenken, en de gemiddelde student ook niet. Links verliest niet alleen de ‘gewone’ burger, maar ook de ‘gewone’ student. Die wordt gepaaid door rechtse partijen, terwijl die juist helemaal niets met toegankelijk onderwijs op hebben.
Zorg voor échte kansengelijkheid
Want dát is hetgeen ware diversiteit waarborgt: het openbaar en toegankelijk maken van al het onderwijs. Alle belemmeringen om te studeren moeten vanaf de bodem worden weggehaald. Het collegegeld moet verminderd worden, de basisbeurs terug, huren van studentenwoningen moeten omlaag en het openbaar vervoer moet gratis blijven.
De kern is kansengelijkheid. Daar moet links voor staan. Linkse partijen, verlies de studenten niet als achterban: wees rationeel, solidair, progressief; verbreed jullie visie en zorg voor échte diversiteit.