‘Kinderen zijn niet moreel verantwoordelijk te houden voor de keuzes van hun ouders’, zegt Gert Jan Geling. De Nederlandse kinderen die meegenomen zijn naar Syrië, zouden volgens hem dus teruggehaald moeten worden. Maar als linkse partijen ervoor blijven pleiten dat daarbij ook de moeders terug moeten keren, is de kans groot dat er helemaal niets gebeurt. ‘Het onderscheid maken in deze kwestie is hard, maar nodig.’

Moeten we ze terug laten keren? Die vraag staat centraal in het debat dat op dit moment heftig woedt over kinderen en moeders onder de Syriëgangers. Naar schatting bevinden een kleine 200 kinderen van Nederlandse Syriëgangers zich op het grondgebied van het voormalige kalifaat in Syrië in Irak, of in gevangenenkampen elders in diezelfde landen. De roep om terugkeer van deze kinderen klinkt steeds sterker. Zij hebben er immers niet voor gekozen om daar naartoe te gaan, zo wordt er gesteld. Maar de Nederlandse overheid maakt geenszins aanstalten om de kinderen te halen. Het beleid is om alleen mensen die zelfstandig terugkeren ook daadwerkelijk hier binnen te laten. Syriëgangers vormen immers een risico voor de veiligheid, dus men is niet heel happig op hun terugkeer. En de meeste kinderen bevinden zich samen met hun moeders in gevangenschap, en blijven daar dus in. Wat nu te doen?

Het morele dilemma dat hier speelt is duidelijk. Kinderen zijn niet moreel verantwoordelijk te houden voor de keuzes van hun ouders. Zij zouden dus terug moeten kunnen keren. Maar kinderen komen zelden alleen; ze komen hoogstwaarschijnlijk met een of beide ouders. Ouders die wél moreel verantwoordelijk te houden zijn, en waar een aanzienlijk risico voor de veiligheid vanuit gaat. Teruggekeerde Syriëgangers zijn niet alleen in het verleden betrokken geweest bij een aantal aanslagen in Europa, maar kunnen ook de jihadistische beweging in Europa verder inspireren. En dit risico geldt zowel voor de mannen als voor de vrouwen, zo waarschuwde de NCTV recentelijk nog weer eens.

Maar is dat een geldig excuus om niets te doen en onschuldige kinderen in de erbarmelijke omstandigheden in kampen in Syrië of Irak achter te laten? De roep om terugkeer klinkt vooral op links. Het bredere sentiment in de samenleving lijkt overwegend tegen te zijn. Het probleem hier is dat rechts in deze kwestie geen enkel mededogen kent, maar links ronduit naïef is, waardoor velen geneigd zijn liever het zekere voor het onzekere te nemen en het rechtse standpunt in deze kwestie – niets doen – aan te hangen. Links wordt niet vertrouwd omdat de roep van velen om terugkeer immers niet alleen gaat over de onschuldige kinderen, maar ook over de moeders die meekomen – en indirect mogelijk ook de vaders. Het onderscheid tussen kinderen en ouders wordt niet gemaakt. Op links heerst aangaande de reïntegratie van Syriëgangers nog steeds de maakbaarheidsgedachte: we kunnen hen succesvol reïntegreren en ze verdienen een tweede kans.

Deze gedachte is echter ronduit naïef. Deradicalisering is een idee wat in de praktijk niet of nauwelijks werkt. De Syriëgangers die zich op dit moment nog in het voormalige kalifaat bevinden, behoren overwegend tot de groep ideologisch overtuigden; uitreizigers die gingen omdat ze echt in IS en haar ideeën geloofden, ook al waren vele van de wreedheden al bekend. Syriëgangers die in het verleden terugkeerden waren eerder naïeve personen die dachten te kunnen helpen, of avonturiers. Van deze groep terugkeerders gaat in Europa al een behoorlijke dreiging uit, laat staan van degenen die echt in IS haar ideeën geloofden – en waarschijnlijk overwegend nog steeds geloven.

Maar we kunnen ze toch vastzetten en berechten? Dit is lastig. Bewijs van misdaden ontbreekt veelal: ze vonden immers plaats in Syrië en Irak. De meeste terugkeerders zullen hooguit voor enkele jaren vast komen te zitten en daarna weer terugkeren in de samenleving. De gevangenisstraf zal te kort zijn om een positieve invloed te kunnen hebben op deradicalisering en zal hooguit hun status onder IS-fans alleen maar verhogen. Wanneer deze groep terugkeert in de samenleving, hebben we dus een aanzienlijk probleem. En het feit dat velen op links dit niet onder ogen zien, of willen zien, maakt dus dat het rechtse standpunt in deze kwestie, wat gespeend is van alle mededogen, het wint van het linkse.

Het is daarom tijd dat links een nieuwe houding aan gaat nemen aangaande de Syriëgangers en hun kinderen. En daarbij is het maken van het onderscheid tussen kinderen en hun ouders cruciaal. De kinderen zijn onschuldig, en moreel niet verantwoordelijk voor het feit dat ze zich in Syrië en Irak bevinden. Zij dienen daarom teruggehaald te worden. De ouders daarentegen zijn hier wel moreel verantwoordelijk voor en moeten daar ook dan de consequenties van ondervinden. De consequentie is dan ook dat zij niet teruggehaald zullen worden.

Het ‘We halen ze terug’ zou alleen moeten gelden voor de kinderen, die eenmaal terug in Nederland bij familie of pleeggezinnen ondergebracht kunnen worden. Hiermee kunnen we als samenleving zowel het moreel juiste doen voor de kinderen, als voorkomen dat een grote groep van teruggekeerde Syriëgangers een permanente dreiging voor onze veiligheid vormt.

Het onderscheid maken in deze kwestie is hard, maar nodig. Zonder dit onderscheid is de kans zeker aanwezig dat de kinderen van Syriëgangers nooit terug zullen keren. De weerstand in de maatschappij zal blijven en de kinderen zullen wegkwijnen in kampen in het Midden-Oosten. Het is aan progressieve partijen om dit drama te voorkomen. Maar progressief Nederland zal daarbij wel realistisch moeten zijn: de samenleving is niet altijd maakbaar, en terugkerende Syriëgangers vormen een dermate groot risico voor de samenleving dat we hun terugkeer niet moeten willen. De kinderen zelf vormen in sommige gevallen, met bijvoorbeeld oudere kinderen die al ideologische training en gevechtstraining hebben gevolgd, al een aanzienlijk risico. Meer dan dat moeten we niet willen. En we kunnen ook moreel gezien duidelijk maken waarom.

Het is dan ook tijd dat links voor een meer realistische koers kiest. Haal de kinderen van Syriëgangers terug, maar laat de ouders daar. Er zijn geen simpele of makkelijke keuzes in deze kwestie en zachte heelmeesters maken stinkende wonden.  Daarom moeten we hard kunnen zijn. Hard om mensen hier te beschermen, maar ook om de terugkeer van onschuldigen mogelijk te maken. Om het morele dilemma van de terugkeer van de kinderen van Syriëgangers op te lossen, zijn we daarom gebaat bij een nieuwe koers op links.

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.

Vorig artikelJerry en Jenny: bundel je krachten en Kick Out Doorgeslagen Neoliberalisme
Volgend artikel‘Geen objectieve moraal, wel een maatschappelijke ruimte die cultuur overstijgt’
Gert Jan Geling (1987) is docent Integrale Veiligheidskunde aan de Haagse Hogeschool en promovendus in de Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden. Hij is tevens kernlid van de Belgische denktank Liberales, spreker voor het Humanistisch Verbond en interviewer voor Café Weltschmerz.