‘Uitkomsten onderzoek salafisme zouden tot linkse zelfreflectie moeten aanzetten’, zo luidde de titel van een bijdrage van mijn hand voor Vrij Links, die vorig jaar verscheen. In deze bijdrage stel ik dat we het salafisme in Nederland eigenlijk als een vorm van religieus extreemrechts zouden moeten zien, en linkse partijen daarom samenwerking met instellingen en individuen die tot deze stroming behoren zouden moeten schuwen.

Het stuk was voor een belangrijk deel gebaseerd op de uitkomsten van het kort daarvoor aan Tilburg University verschenen proefschrift van Mohammed Soroush. In dit proefschrift kwam een kritisch beeld van het salafisme in Nederland naar voren, met name wat betreft de anti-integratieve houding en de afkeer van andersdenkende moslims van deze groep. Echter, het proefschrift zelf bleek ook niet helemaal zuiver op de graat te zijn. Inmiddels heeft een commissie geoordeeld dat Soroush bij zijn onderzoek toch behoorlijk wat steken heeft laten vallen. Zo duidde hij onder andere een aantal moskeeën als salafistisch aan terwijl deze dat helemaal niet waren. De vraag is nu in hoeverre we nog op de andere conclusies van het proefschrift kunnen vertrouwen.

Daarnaast verscheen eerder dit jaar de inventarisatie van vijftien jaar salafisme-onderzoek van de Universiteit Leiden en het Verwey-Jonker Instituut. In dit onderzoek werd geconcludeerd dat het beeld dat we in Nederland hebben van salafisten ‘onvolledig en soms onjuist’ was. Salafisten worden volgens het onderzoek veel te snel weggezet als potentieel gevaarlijke en gewelddadige extremisten, terwijl ze eerder gezien zouden moeten worden als typische Hollandse poldermoslims, die veelal de islamitische leefregels niet al te streng opvatten. Überhaupt zou de term salafisme volgens de onderzoekers niet meer gebruikt moeten worden, aangezien salafisten onderling ideologisch enorm verdeeld zijn en grote meningsverschillen hebben.

Kunnen we nu concluderen dat Soroush, en ook ikzelf, ten onrechte te kritisch zijn geweest op salafistisch Nederland? Hebben we inderdaad te maken met doorsnee conservatieve poldermoslims, in plaats van met een stroming wier uitgangspunten haaks staan op de fundamenten van onze samenleving? Oftewel: eerder gewoon religieus rechts in plaats van religieus extreemrechts?

Ondanks de kritiek op Soroush en het onderzoek van het Verwey-Jonker en Leiden zou ik deze conclusie toch niet te snel willen trekken. Want uit het kortgeleden verschenen Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 49 van de AIVD en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, komt toch weer een beeld van salafistisch Nederland naar voren wat een aantal van de conclusies van Soroush’ onderzoek lijkt te bevestigen. In het dreigingsbeeld wordt onder meer gesteld dat de centrale beginselen van het salafisme kunnen leiden tot radicalisering en extremisme en ook tot isolement en vervreemding van salafisten van de rest van de samenleving. Hierbij refereert men niet alleen aan jihadistische salafisten, maar ook aan politieke salafisten, die volgens het dreigingsbeeld steeds actiever een antidemocratische interpretatie van salafistische leerstellingen uitdragen, waarbij zij als doel het versterken van de islamitische identiteit van moslimjongeren hebben. Bovendien zijn de AIVD en NCTV kritisch op pogingen van salafisten om samen te werken met lokale overheden. Volgens de diensten doen salafisten geregeld of zij vreedzaam en tolerant zijn, maar strookt deze houding geenszins met de denkbeelden die zij intern uit zouden dragen.

Oftewel, salafisten zijn zeker geen doorsnee Hollandse poldermoslims, er is wel degelijk een stroming die we aan kunnen duiden als salafisme en waar veel van de uitgangspunten gekwalificeerd kunnen worden als zijnde religieus extreemrechts. Wat verder ook duidelijk wordt, is dat er een sterke, al dan niet ideologisch geladen, tegenstelling is binnen de wetenschap, maar ook tussen wetenschappers en praktijkmensen. Een (klein) deel van de wetenschap oordeelt, samen met de veiligheidsdiensten, veel kritischer over het salafisme dan de meeste andere wetenschappers in Nederland. Hoe dit te verklaren? Is er hier sprake van een ideologische bias? Van tunnelvisie? Van politieke correctheid?

Het antwoord hierop is lastig te geven. Hooguit kunnen we stellen dat wetenschappers ook gewoon mensen zijn en dat hun persoonlijke overtuigingen van invloed kunnen zijn op het onderzoek dat zij doen. Daarnaast zien we hier ook een verschil tussen wetenschappers en praktijkmensen, waarbij met name de laatsten, de mensen die met hun voeten in de modder van de praktijk staan, toch veel kritischer oordelen over diezelfde praktijk dan de wetenschappers die deze van een afstandje beschouwen.

En wat betreft het salafisme blijven er toch genoeg zaken over om, ondanks de sussende woorden van sommigen uit de wetenschap, ons zorgen over te maken. In de kern blijft het salafisme een stroming met een behoorlijk aantal uiterst problematische uitgangspunten, blijven salafisten intimiderend optreden jegens andere groepen moslims en kunnen verschillende stromingen binnen het salafisme een voedingsbodem voor geweld creëren. Het zou dus een cruciale fout zijn om te denken dat er weinig tot niets mee aan de hand is. En het blijft van belang dat politici en bestuurders, progressieve partijen voorop, zich uiterst kritisch blijven verhouden tot salafistisch Nederland, met daarbij een van de boodschappen van het DTN in het achterhoofd houdend: salafisten doen geregeld of zij vreedzaam en tolerant zijn, maar deze houding strookt veelal geenszins met de denkbeelden die zij intern uitdragen.

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.

Vorig artikelLaila Ait Baali: ‘Vrouwenrechten zijn niet onderhandelbaar’
Volgend artikelBoreale stropdassen versus de discipelen van de klimaatprofeet
Gert Jan Geling (1987) is docent Integrale Veiligheidskunde aan de Haagse Hogeschool en promovendus in de Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden. Hij is tevens kernlid van de Belgische denktank Liberales, spreker voor het Humanistisch Verbond en interviewer voor Café Weltschmerz.