In het publieke debat zijn er momenten dat het er fel aan toe gaat. Inhoudelijke discussie, over onderwerpen die ertoe doen. Geregeld wordt dat debat ook persoonlijk, en alhoewel deze ontwikkeling het debat niet altijd ten goede komt is het, zeker in tijden van identiteitspolitiek, lang niet altijd te voorkomen.
De grenzen van het debat worden bewaakt door de rechten en vrijheden die de wet ons geeft. Aanvallen op een persoon, zijn of haar familie, geslacht, geaardheid, huidskleur en nog een aantal andere factoren worden over het algemeen gezien als not done of zelfs strafbaar. Een andere grens, die afgelopen weekend door velen werd overschreden, is in mijn ogen de dood.
Over de doden niets dan goeds, is een bekend en ook belangrijk Nederlands spreekwoord. Bij leven kun je op het scherpst van de snede tegen iemand ingaan, maar wanneer deze persoon overlijdt, is het soms goed om hier niet mee door te gaan, maar respect te betuigen aan de overleden persoon in kwestie, zijn of haar naasten, en anderen die aan hem of haar hechtten. Het is dan niet het moment op politieke standpunten nog een keer door te drukken, oude koeien die deze persoon in een kwaad daglicht stellen uit de sloot te halen, en af te geven op iemand die zichzelf niet langer kan verdedigen.
Deze grens werd voor mij afgelopen weekend uitgebreid overschreden, en dit zegt veel over het publieke debat van de dag van vandaag. Twitter stond dit weekend bol van het commentaar over twee personen die waren overleden: Aart Staartjes – meneer Aart uit Sesamstraat – en de Britse conservatieve filosoof Roger Scruton. Over de dood van Staartjes ontstond ophef toen antiracisme-activiste Arzu Aslan een dansje leek te doen op een graf door commentaar te geven op het feit dat mensen om zijn dood rouwden.
Volgens Aslan was Staartjes een ‘dode racist’ – omdat hij decennialang meewerkte aan Sinterklaasintochten waar Zwarte Pieten bij waren – en diende er niet om hem gerouwd te worden. Critici die op haar uitspraken reageerden, werden ook als racisten neergezet, en in het kielzog van Aslan kwam op Twitter een stroom van reacties van zelfbenoemde antiracisten en feministen los die over Staartjes en de zijnen heen vielen. Een nog veel grotere stroom van woede werd vervolgens over hen gedaan, waarbij er ook wel degelijk racistische uitspraken over Aslan en co gedaan werden. Een heuse cultuuroorlog woedde over de overleden Sesamstraat-acteur heen.
Eenzelfde ontwikkeling was er in de slipstream van het nieuws dat de Britse conservatieve filosoof Roger Scruton was overleden. Scruton was een van de meest bekende Britse filosofen van deze tijd, en een inspiratiebron voor velen, binnen en buiten het conservatieve spectrum. Zelfs velen die het inhoudelijk niet met hem eens waren respecteerden hem, mede omdat het bij Scruton altijd duidelijk was waar hij stond en je goed met hem het debat aan kon gaan.
Maar ook bij Scruton konden sommigen het niet laten om zich over het nieuws van zijn dood heen te profileren, en op hem af te geven. Want Scruton was fout, fout omdat hij een conservatief was, de co-promotor was van Thierry Baudet (die hij overigens later bekritiseerde) of omdat ook onder andere politici uit radicaal-rechtse kring om zijn dood treurden. Zo stelde de zichzelf ooit als conservatief profilerende activist en publicist Joshua Livestro dat Scruton ‘een spoor van extremisme had nagelaten’ als reactie op het feit dat ook Vlaams Belang-voorzitter Tom van Grieken de dood van Scruton herdacht. Het feit dat je hem ook waardig kunt herdenken terwijl je nog steeds duidelijk maakt het fundamenteel met hem oneens te zijn – iets wat onder meer NRC-columnist Zihni Özdil aantoonde goed te kunnen doen – lijkt aan sommigen voorbij te zijn gegaan.
Het feit dat nu ook al de dood wordt aangegrepen om politieke tegenstellingen verder aan te scherpen en een cultuurstrijd uit te vechten over hun lichamen heen, vind ik een bijzonder onverkwikkelijke ontwikkeling.
Juist wanneer we onredelijk gaan denken, wanneer we de samenleving alleen nog maar kunnen indelen in goed en fout, in onderdrukkers en onderdrukten, en mensen niet meer primair als mens, maar als lid van een groep of drager van bepaalde ideeën kunnen zien, ligt het verschralen en steeds harder op de persoon worden van het publieke debat op de loer. Inhoud wordt dan irrelevant, er wordt meer en meer op de man (of vrouw) gespeeld, en redelijkheid dreigt te verdwijnen uit het debat.
Er zijn momenten dat we als samenleving hard met elkaar kunnen clashen, maar er zijn ook momenten waarin we gezamenlijk moeten kunnen rouwen om de doden die gevallen zijn, of waarop we in ieder geval anderen hiervoor de ruimte moeten kunnen geven. Momenten waarbij politieke tegenstellingen op de achtergrond zouden moeten komen te staan, en juist datgene wat we gezamenlijk delen, samen met het rouwen, op de voorgrond.
Of op zijn minst één dag te zwijgen.
Foto: Michael Gaida