Acteur en docent Abbie Chalgoum werkt aan zijn nieuwe theatervoorstelling. Ik blijf bij je is het zeer persoonlijke verhaal van een identiteitscrisis, een zware depressie en de weg terug naar een lichter leven.
‘In mijn voorstelling zie je, vanaf het moment dat ik als klein jongetje aankom in Nederland, de dood met mij meelopen. Naast mij. Hoe kan dat, hoe komt het, dat deze kleine jongen, 32 jaar later, bijna zelfmoord zal willen plegen? Wat heeft mij geleid naar dat moment? Dat is wat ik wil laten zien.’
‘We kwamen in 1983 vanuit Marokko naar Nederland. Ik was drie, er ging een andere wereld voor mij open – en ik was daar niet klaar voor. Voor ons allemaal was het moeilijk. Mijn oudste broer was 11, die kon zich hier niet hechten. Voor mijn vader … vanaf het moment dat wij naar Nederland kwamen had hij twee gezinnen te onderhouden: ons, met zeven kinderen; en zijn broers en zussen in Marokko. We woonden in Venlo, hij werkte in de fabriek. Het beetje geld dát er overbleef, ging naar Marokko.’
‘Pas achteraf zie ik in wat voor hel ook mijn vader leefde. Mijn vader was een eenzame man, hij liet zijn emoties niet zien. Behalve de stress. Die liet hij wel zien. En ik heb nooit geleerd, van mijn familie of ouders, om over emoties te praten. Nooit. Er werd gewoon niet over gesproken. Over verliefdheid, die zo mooi is? Niet. Over pijn, verdriet? Nee. Maar ook niet eens gewoon je mening geven. Papa was de baas. Klaar.
‘Op school voelde ik dat wij arm waren, anders. Als ik bij anderen thuis kwam, dan zag ik hoe het daar ging. Dat kinderen daar inbreng hadden. Dat ze het mochten zeggen als er iets niet goed ging. Er waren uitstapjes, dat deden wij niet. Geen geld, zei mijn vader, klaar. Maar voor veel dingen heb je geen geld nodig – een dagje naar de hei. Gewone gesprekken. Ik voelde in mij altijd de vraag: waarom? Waarom mag mijn zus al helemaal niets? Waarom gaat het bij ons zo? Waarom kunnen wij niet praten?
Naarmate ik meer eigen keuzes ging maken, was er meer stress
‘Ik werd verliefd op een Nederlands meisje. Daar kon ik ook niet mee thuiskomen. Ik ging dus alles stiekem doen. Dat maakt je gespannen, je voelt je slecht, en dat sla je allemaal op als je jong bent. Naarmate ik meer eigen keuzes ging maken, was er meer stress met mijn vader en met de gemeenschap. Geloof speelde voor mijn vader niet een grote rol – hij ging regelmatig naar de moskee en zei ons dat we moesten bidden. Maar wat de gemeenschap zou zeggen, dát was voor hem enorme stress. Tegelijk was ik in mijn relatie, bij haar vrienden en familie, weer ‘de Marokkaan’. En niet alleen daar.
‘In 2006 ging ik solliciteren, met een hbo-diploma. Ik stuurde zestig sollicitaties, maar ik hoorde niets. Niet één keer werd ik uitgenodigd. Mijn zus zei, dat ligt aan je naam. Ik dacht, nee. Dat geloof ik niet. Maar mijn Nederlandse vriendin stuurde één sollicitatie en mocht meteen op gesprek komen, zelfs al voldeed ze niet aan de eisen. Ik kon daar niet over praten, ik wilde geen slachtoffer zijn. Maar de molen in mijn hoofd ging draaien. Waarom lukt mij dat niet?
‘Jaren later ging het uiterlijk goed met me, ik werkte als docent, ik werd gedragen door studenten en collega’s, ik zat voor de PvdA in de lokale politiek, ik speelde bij een toneelvereniging. Ik maakte wat meer naam. En de krant noemde me een ‘super-allochtoon’. Hoe goed ik ook lesgaf, hoe goed het ging op het toneel – altijd was ik ‘de Marokkaan’. Abbie Chalgoum, de Marokkaan. Huh? Ik ben toch Nederlander? Speelde ik de rol van Sjefke, dan kwam er na afloop iemand op me af: ‘Wow. Ik dacht dat jij geschminkt was. Maar je bent helemaal geen Nederlander! Wat goed van jou, hee!’
Steeds werd ik bevestigd in het niet-zijn
‘In de Marokkaanse gemeenschap ging het precies omgekeerd. Naar de moskee gaan, omdat het Suikerfeest was? ‘Wat kom je hier doen? Laat jij je gezicht hier ineens zien? Ga jij maar lekker weer naar de Nederlanders.’ Waarom staat zo iemand daar niet met open armen? Welkom, wat heb ik je lang niet gezien? Maar nee. ‘Wat kom je doen? Je bent een nep-Marokkaan. Verkaasd. Je doet het goed voor de Nederlanders, maar wat doe je voor óns?’
‘Steeds werd ik bevestigd in het niet-zijn. Waar ik ook was, bij wie ik ook was. Ik wilde zó graag ergens bijhoren, ik was zo zoekende, maar ik leek nergens te passen. Bij de Marokkaanse gemeenschap niet, bij de Nederlanders niet.
‘Toen ik de rol van Jezus kreeg, in de Passiespelen van Tegelen, werd ik door de moskee gefeliciteerd. Dat vond ik super. Maar daarna waren er andere mensen die zeiden: ‘Jij bent toch Marokkaan, jij bent toch moslim? Hoe kan jij dit spelen?’ Ik ben zelfs bedreigd door een paar klootzakken. Anderzijds belde er ene ‘Wesley’ naar de krant in Venlo dat ik antisemiet zou zijn, dat ik mijn leerlingen zou aanzetten tot haat. Want ‘Wesley’ was boos dat een moslim Jezus speelde, en niet een katholiek. Jongens, ik ben acteur. Dit is een rol. Maar het was nooit goed. Nooit.
‘Waarom kon ik nooit Abbie zijn? Piet is wel altijd Piet. Nooit ‘Nederlander Piet’. Ik kon niet zijn wie ik was, nooit. En niemand wist hoe ik me voelde. In mijn hoofd maalde het: ‘Abbie, ze moeten jou niet. Je bent een loser. Niemand accepteert je echt. Het is allemaal nep. Gespeeld.’ En natuurlijk hoorde ik ook wel dat ik er wel bij hoorde. Maar daarna kwamen weer de Marokkanengrapjes. Van mijn teamleider. Van mijn directeur.
‘Alcohol. Drinken. Alles om maar rust te krijgen in mijn hoofd. Ik begon fouten te maken op mijn werk, waar ik altijd goed in was geweest. Liet steeds meer steken vallen. Ik begon een opleiding naast mijn werk – misschien zou ik er dan wel bij gaan horen – waarvoor ik elke maandag vrij kreeg. Maar dat kon ik toen natuurlijk helemaal niet aan. Dus ik ging niet. Zat ik de hele maandag verstopt in mijn huis, doodsbang dat iemand me zou zien. Meer drinken. Tot ik erbij neerviel.
Mensen die niet weten wat een zware depressie is, wil ik aan het denken zetten
‘In mijn voorstelling wil ik proberen zo persoonlijk mogelijk te laten zien hoe ik die hele, donkere chaos in mijn hoofd heb ervaren. Al die stemmen in mijn hoofd krijgen een gezicht. Mensen die niet weten wat een zware depressie is, wil ik aan het denken zetten. En aan mensen die er zelf mee worstelen, wil ik laten zien: dit is hoe ik ermee ben omgegaan.
‘In die tijd zelf kon ik er gewoon niet over praten, met niemand. Ik dacht ook dat ik niet meer terug kon. Zelfs met mijn vriendin maakte ik het uit. Ik durfde zelfs haar niet te vertellen hoe ik me echt voelde, bang dat ze me zou verlaten, omdat ik zo lang gelogen had, leugens dat ik me zo goed voelde. ‘We passen niet bij elkaar,’ zei ik, ‘ik ben nog zoekende…’
‘In de zomervakantie ging ik zes weken lekker rondtrekken – zei ik tegen iedereen. In werkelijkheid had ik besloten dat ik niet meer terug wilde komen. In Laos zat ik op een touwbrug. Weer stemmen in mijn hoofd. ‘Nú moet je springen Abbie, dat is het enige dat je nog kan helpen’. Maar ik wilde niet echt dood, dat wilde ik niet. En toen zag ik in een flits mijn moeder, mijn zus – hoe zullen zij ermee omgaan als ze me nooit meer zien, en ze zullen nooit weten waarom? Dát kon ik niet trekken. Ik wist dat ik terug moest naar Nederland, ik móest dit iemand vertellen. Thuis ben ik naar de vertrouwenspersoon op mijn werk gegaan en heb het hele verhaal in een keer bij hem neergelegd. ‘Dit is het. Hier. Ik weet het niet meer.’
‘En dat … Het raakt me nu weer, heel hard. Niet omdat ik nu de pijn nog voel. Maar omdat die jongen toen pas, eindelijk, zijn verhaal kwijt kon. Toen pas. En om het weten dat er nog zo veel meer mensen zijn zoals ik. Ik ben echt niet de enige, die zulke pijn voelt, en die nooit heeft geleerd zijn gevoelens te delen.
‘Mijn vertrouwenspersoon heeft me heel goed opgevangen. Daarna heb ik het aan mijn zus verteld. Zij omhelsde me, in tranen. Voor mijn moeder was het vanuit haar geloof heel erg moeilijk. Ze schreeuwde het uit. Ook aan vrienden ben ik het gaan vertellen. Wat fijn dat je het deelt, zeiden ze. Sommigen zeiden: ‘ik wist wel dat er iets was.’ Maar had dan een uitgestoken hand, had dan je armen … Blijf iemand vragen stellen. Of zeg ‘het gaat goed met je, maar als het eens minder gaat, dan ben ik er ook voor je’.
‘Ik heb ook mensen verloren. Die het niet konden begrijpen, of die boos waren dat ik ze niet eerder in vertrouwen had genomen. Uiteindelijk heb ik in een interview besloten volledig open kaart te spelen. Toen wist iedereen het.
‘Daarna kwamen er zo veel reacties. Steun, en ook veel herkenning. Mensen zeiden,’ ik heb een vader, een moeder, een broer, een zus, een neef … ik begrijp het nu beter.’ Er waren ook mensen die er hoop in vonden, die er zelf middenin zaten. Zo veel jongeren zijn eenzaam, zo veel mensen depressief. Iedereen heeft zijn eigen demonen.
‘Ik ben naar Amsterdam verhuisd, vond weer werk. Ik ging weer lesgeven, weer spelen. Stapje voor stapje werd het leven steeds mooier. Werd mijn pad meer verlicht. Ik kon eindelijk mijzelf zijn. Dit is wie ik ben. Mijn vriendin en ik zijn gelukkig, we hebben twee kinderen. En toen zochten we een huis in Heemstede, in de particuliere verhuur.
‘Wij gaan dit samen doen’, dat wil ik horen
‘Ik heb zó veel mailtjes gestuurd – maar niets, helemaal niets. Uiteindelijk zei ik: ‘Schat, wil jij het eens proberen? Ik denk dat ik er niet doorheen kom met mijn naam. Hier, mail jij eens?’ Ze verstuurde twee mails. En meteen kwamen er twee uitnodigingen. Ik heb gehuild. Zíe je wel? Merk je het nu? Hoe kut het voor mij is? En onze kinderen, hoe wordt het voor hén?
‘Het mantra is nu dat dat allemaal ‘lokaal’ moet worden opgepakt. Nee man, de overheid moet verdomme nu eens van bovenaf zeggen: ‘arbeidsmarktdiscriminatie gaan we keihard aanpakken’. Gewoon, toetsen. Solliciteer maar. En als je gepakt wordt? Boetes. ‘Dat moeten we lokaal doen’? Rot op, man. Ik voel me gewoon niet gesteund door mijn eigen overheid en niet door politici. Kom op, vecht voor dat tegenwicht. Laat je horen. En niet alleen in verkiezingstijd. Zo’n Rutte, die op een school in Amsterdam West zegt – ’poeh, goh, nee, ik had niet verwacht dat er zo veel uitsluiting zit, bij deze jongeren.’ Verdomme man, jij zei toch zelf dat ze zich ‘maar wat harder moesten invechten’. Dat waren toch jouw woorden?
‘Wij gaan dit samen doen’, dat wil ik horen. En niet alleen in verkiezingstijd. Ik mis dat overal. Ook bij linkse partijen. Er is zo veel beloofd. Maar wat staat er nou? Wat? Of het nu je geaardheid is of je je religie – sta er nou eens, mensen. Leg het gewoon wettelijk vast, nu. Arbeidsmarktdiscriminatie, discriminatie op de woningmarkt, stageplekken – zo gaan we dit aanpakken.
‘Een kinderdagverblijf zoeken? Ik begin er niet eens meer aan. Ik laat mijn vriendin het wel doen. Het verandert niet met ‘tijd’. De politiek móet iets gaan doen. De politiek zou sowieso veel harder moeten opkomen voor mensen die nu zichzelf niet kunnen zijn. Neem die ‘homogenezing’ – ik heb vorig jaar meegewerkt aan een undercoveractie op tv. Er volgde een enorme ophef daarna, iedereen was ertegen, maar nu? Het wetsvoorstel is afgekeurd. Er gebeurt helemaal niets.’
‘En we moeten allemaal eens wat vaker in de spiegel kijken. Er zijn homo’s. Er zijn Marokkaanse homo’s. En wie ben jij om daar wat van te zeggen? Ben jij de norm-moslim? Waarom heb jij die drang om je met anderen te bemoeien? Waar komt dat vandaan, dat ‘het mag niet’, dat vingerwijzen, of dat shamen van meisjes in whatsappgroepen? Waar zijn we in hemelsnaam mee bezig? Daarom vind ik het ook super dat steeds meer mensen zeggen: ‘Kijk eens? Ik ben homo. En ik ben moslim. Deal with it.’
‘Mijn hele theatervoorstelling gaat over jezelf mogen zijn. Dat jongetje van toen, die had alleen maar nodig om te horen: ‘Man, wat doe je het goed. En kom eens hier? Je mag huilen. Je mag het zeggen als je niet goed voelt. Dat mag.’
We moeten onze kinderen leren hoe ze kunnen praten over problemen
‘Begin bij het kringgesprek, op elke basisschool. Daar leren kinderen vertellen en luisteren. Zorg als leerkracht dat elk kind aan bod komt. Als je merkt dat alle kinderen verhalen hebben over uitstapjes naar het zwembad, naar een museum, en er is één kind, zoals ik was, dat elke week zegt: ‘ik ging buiten spelen’? Onthoud dat. Geef ook dat kind de ruimte. Misschien kan hij rond het Suikerfeest wel heel veel vertellen over de familie, de moskee, het feestelijke eten, de mooie kleding. Of vraag eens, wil jij iets vertellen over de hut die je buiten hebt gebouwd? Laat een kind voelen dat het erbij hoort.
‘Verschillen zijn niet erg. Het ene kind heeft veel speelgoed en zelfs een eigen kamer – wow . Bij een ander kind is dat niet, maar is het weer een zoete inval met zeven broers en zussen. We leven allemaal samen, dóen samen, hebben elkaar nodig. Laten we elkaar dan ook zien voor wat we zijn, in plaats van elkaar te bestempelen tot wat we niet-zijn.’
‘Met de teaser, twintig minuten uit de voorstelling, willen we mensen aan ons binden. We zijn al in gesprek met programmeurs, theaterzalen, scholen en moskeeën. Juist ook daar. Je kunt zeggen: ‘Vanuit mijn geloof denk ik zó, maar het is tussen jou en God’. Hier sta ik. Maar ik hoef anderen toch niets op te leggen, toch? Ik geloof echt dat religie individueel is. Dat het nooit massaal is bedoeld. Het is tussen jou en God.
‘We moeten onze kinderen leren hoe ze kunnen praten over problemen. Als je pijn hebt, hoe ga je daarmee om? Als je verliefd bent? Maar ook: wat als je als man op mannen valt? Vertel ze: ‘Ik houd van je. Ik ben er voor je. Ik zie je. Deel je geluk met me, maar deel ook je ellende.’
‘Als ik, als kleine jongen, maar had geweten dat ik het kon delen. Dat ik het mocht zeggen. Dat ik mocht vragen, wat moet ik met deze gevoelens? Het enige dat ik nodig had was de liefde voelen. Je hoort erbij. Je hoort bij ons.
‘Hoe jij behandeld wilt worden, zo behandel je ieder ander. Zo simpel is het – en zo moeilijk. Heb elkaar lief. Ik keur het totaal af, die klootzakken, die er ook zijn, in Amsterdam of waar ook, die alleen maar stennis schoppen. En toch denk ik ergens ook: misschien zijn ze nooit geaccepteerd geweest. Niet door de samenleving. Maar óók niet thuis. En iedereen zoekt. Iedereen zoekt die liefde.’
——————————————————————————–
Het autobiografische boek Ik blijf bij je van Abbie Chalgoum verscheen bij uitgeverij Prometeus (paperback € 20,99 / ebook € 12,99).
——————————————————————————–
De theatervoorstelling Ik blijf bij je gaat in 2024 op tournee door Nederland. Ik blijf bij je speelt van 13 maart tot en met 26 mei 2024 in theaters in heel Nederland. Voor meer informatie, kijk op www.toneelgroepmaastricht.nl/Ik_blijf_bij_je
——————————————————————————–
Lijkt je leven uitzichtloos? Heb je gedachten aan zelfmoord? Praat erover. Gratis, anoniem en 24/7 op 113.nl of bel 0900-0113.
Fotograaf: Benjamin Koket