Het is de dag na de veelbesproken demonstratie op de Dam. Om de inmiddels beroemde/beruchte woorden van burgemeester Femke Halsema – zij zei dat de demonstratie doorging ondanks coronamaatregelen omdat dit ‘te belangrijk is’ – ben ik nog steeds heel erg boos. Maar dan lees ik deze tweet, van Chinello Ifebigh, die ik al lang volg en hoog heb zitten.
Daar komt mijn boosheid tot een haperende stilstand en begin ik mezelf vragen te stellen. Ik vraag Chinello of we kunnen spreken, over onze heel verschillende beleving van deze zelfde avond. Zij stemt in op één voorwaarde: we spreken live, in het echt. ‘Want dit is persoonlijk, en ik wil je in de ogen kunnen kijken.’ Een week later zitten wij buiten in Amsterdam, aan het IJ. Als ik mijn vragen wil gaan stellen, vraagt Chinello mij eerst dit: wat is jouw intentie? Een gesprek.
‘Wat is mijn intentie … Net als iedereen heb ik drie maanden lockdown achter de rug. Ik begreep de demonstratie en vond het ook nodig. Maar de woorden van Halsema, dit is ‘te belangrijk’, daar werd ik heel erg boos om. Een primaire reactie. Omdat ik dacht: ‘Te belangrijk? We doen dit met zijn allen. Mensen hebben begrafenissen moeten missen, ondernemers zijn failliet, ouderen én jongeren leven in isolement hiervoor – hoe kun je nou ineens zeggen, dit is ‘te belangrijk’?’
Maar de dag erna zag ik jouw tweet vanaf de Dam, en díe kant wil ik ook heel graag beter begrijpen. Want ik heb dus toch een stuk van het verhaal niet echt begrepen of gevoeld, ondanks dat ik dacht dat ik wel wist waarom de demonstratie nodig is. Maar blijkbaar is het voor mij toch meer een soort van ‘abstract’ begrip geweest. En wat mij de laatste tijd zo zorgen baart: het lijkt wel alsof we allemaal steeds verder van elkaar afdrijven, dat de kloven groeien. Hoe kunnen we dat met zijn allen voorkomen, als we dat kunnen?
Als iemand in een minderheid heb je altijd een ‘leven in een leven’.
‘Ik begin met een klein zijverhaal. Mijn kinderen wisten dat ik ging demonstreren, ze waren ook niet verbaasd. Een paar jaar geleden heb ik de solidariteitsmars in Den Haag #BringBackOurGirls georganiseerd, dus zij zijn dit soort dingen wel van mij gewend. Ik heb ze opgedragen om thuis te blijven: ik heb al corona gehad, dus als iemand van ons gevaar moest lopen, vond ik dat ik het moest zijn. Toen de demonstratie bijna voorbij was, kreeg ik een app van mijn zoon: ‘Mam, waar sta je? Ik ben ook op de Dam.’ Hij wilde naast mij komen staan. Dat raakte mij heel diep.
‘Ik denk dat Femke Halsema misschien meer had moeten uitleggen wat zij bedoelde met ‘te belangrijk’. Ze zei het, en klaar. Ze heeft het niet verder uitgelegd, en er is ook niet doorgevraagd. Wat ik denk dat zij bedoelde was, ‘belangrijk in het grote geheel’. Een belangrijkheid die heel ver teruggaat. Zonder die uitleg snap ik dat het voor sommigen als onverschillig of misschien neerbuigend kan overkomen.
‘Iedereen gaat met racisme om op zijn of haar manier, maar ik heb dit gevoel: in de westerse wereld heb je, als iemand in een minderheid, altijd een ‘leven in een leven’. Heel veel mensen in de meerderheid merken dit niet. Als je dit gevoel niet hebt, sta je er ook niet bij stil. Want je ziet het niet. Daarom kwam haar ‘belangrijk’ bij mij wel heel erg aan, omdat ik dacht dat ze daaraan appelleerde. Aan het leven in een leven. Dit leven in een leven is zo gewoon geworden, zo alledaags, we zijn het allemaal gewend. We leven met een ander realiteitsbesef dan andere mensen.’
Wat maakt het anders?
‘Jij vertelde hiervoor net heel terloops van je kind dat door Europa wil reizen. Als mijn kind dat zou zeggen, dan zou ik eerst wel even slikken. Alles wat vanzelfsprekend is voor heel veel mensen is niet vanzelfsprekend voor anderen. Want ook van gewone vakantielanden kan ik nooit zomaar denken: daar ga ik heen, daar heb ik zin in. Ik moet het altijd extra overwegen. Iemand zei eens: ‘Het meest gevaarlijke dat je kunt doen als person of colour wanneer je reist, is te vergeten dat je een person of colour bent’. Dit te vergeten, kan spelen met je leven betekenen. Het is een andere realiteit.
‘Het is niet zo dat mensen altijd klaar staan om je wat aan te doen; toch ben je jezelf in veel situaties (on)bewust aan het gadeslaan, aan het observeren vanuit de ogen van een wit persoon. Als ik dit ga doen, hoe zou ik dan gezien worden? Zelfcensuur toepassen, zodat je niet bedreigend overkomt. Mijn partner zei ooit tegen mij: jij bent altijd extra vriendelijk, ook naar kleine kinderen. Ja, dat klopt. Ik denk er niet eens meer bij na, het zit in mijn aard en het is mijn automatische piloot geworden dat ik streef iedereen, zwart of wit, een good experience te geven. Zodat ergens in hun hoofd een positief zaadje wordt geplant – ‘ze is eigenlijk gewoon, er is geen sprake van een ‘ander’. Ik heb contact gehad met een zwart persoon en ze was okee’. Dat is mijn bijdrage. Ik hoef het van niemand te doen, ik kies ervoor. Het lijkt misschien een klein dingetje maar kleine dingen kunnen later een grote impact hebben. Meewegen in hoe iemand wel of niet kromgroeit.’
Plant je die zaden voor jezelf of voor anderen?
‘Ik wil dat geen enkel kind ooit zelfs maar op het punt zal komen dat het denkt: ‘dit soort mensen moet ik mijden’. Ieder mens wordt zonder racisme geboren; mensen worden racistisch, of krijgen een bepaalde mening, door de omgeving. Niet per se via bewuste indoctrinatie – maar het komt, op een gegeven moment gebeurt het toch. En in die hele soep aan menselijke ervaringen van een persoon hoop ik dan dat ik bepaalde goede dingen kan toevoegen. Iets dat een onbewust positieve invloed heeft op je beeldvorming over mensen.’
En je voelt bij alles wat je doet die verantwoordelijkheid?
‘Ja. Het gaat automatisch en het is geen straf hoor. Het is niet zo dat ik niet de waarheid tegen iemand kan zeggen, of mijn boosheid niet kan tonen als er wat aan de hand is – maar mijn uitgangspunt is altijd: ik laat jou, wit of zwart persoon zien dat ik okee ben. Ik stel je graag gerust.’
Dat lijkt mij heel erg vermoeiend, letterlijk een ding dat moe maakt. Je altijd bewust zijn van …
‘Laat ik het zo zeggen, Ik zou niet eens weten hoe het is om het niet te zijn.’
Je moet je erg kwetsbaar opstellen met het risico om te horen: ‘ach joh, waar heb je het over?’
Een leven in een leven, zei jij daarnet. Ik herinner me dat ik ooit in een grote club was met mijn beste vriend en zijn vriend. In die tijd dacht ik ‘er zijn nog wel mensen met stomme vooroordelen tegen homo’s, maar ach wat, het is maar een klein groepje, een kleine minderheid’. Die avond in de club hadden zij ruzie gehad en ze legden het bij. Dus ik zei, ‘kom op joh, geef hem een kus’. Waarop hij heel achteloos en vanzelfsprekend zei: ‘Nee bedankt, ik heb geen zin om in elkaar geslagen te worden.’
Het was alsof ik met een plank op mijn hoofd werd geslagen. Terwijl ik altijd had gedacht dat ik het snapte. Maar ik had nóóit, nog geen seconde, hoeven nadenken voor ik een geliefde in het openbaar wil kussen. Of hand in hand te lopen. Voor mij was het: ‘de wereld is grotendeels niet meer zo, het is nog maar een klein stukje’. Maar op dat moment sloeg het in. Voor hen – zij leven elke dag in dat stukje. Het maakt niets uit dat het onverdraagzame stukje groot of klein zou zijn. Want dat stuk is voor hen de héle realiteit.’
‘Dat is een goede vergelijking. Het is heel moeilijk om sommige dingen met je verstand te begrijpen als je geen bewijs in je dagelijks leven hebt dat bepaalde dingen zo zijn. Dus ik begrijp wel dat heel veel mensen bepaalde dingen niet weten of erbij stilstaan. Waarom zou je, als je er niet mee te maken hebt? Het maakt geen onderdeel uit van jouw realiteit. Daarom denkt men dat de ander maar aan het zeuren en klagen is. Ze hebben geen idee. Ze gaan de voor hen volstrekt onbekende ervaring van een ander bagatelliseren omdat het geen onderdeel uitmaakt van hun referentiekaders.
‘Dit is waarom zwarte mensen het over het algemeen heel vervelend vinden om over racisme te praten – omdat je dan moet aanhoren hoe andere mensen jouw ervaringen bagatelliseren. Ik vind het een rot onderwerp om over te praten, en het is heel erg persoonlijk. Je moet je erg kwetsbaar opstellen met het risico om te horen: ‘ach joh, waar heb je het over?’
‘Nare ervaringen zet ik zo snel mogelijk opzij. Want als je je daarmee echt bezig gaat houden, word je heel ongelukkig. Heel veel mensen hebben dat survival mechanisme: wegzetten, next. Vergeet het, en ga verder. Want je kan er niets mee. Je kunt er nergens mee terecht. En pas op het moment dat ik erover moet nadenken, als iemand erover vraagt, zie ik dat mijn ervaringen met racisme en discriminatie veel meer zijn dan ik zou willen toegeven. Ik ben er niet minder gelukkig om, ik ga er niet onder gebukt en ik kan alsnog gewoon mijn werk doen, en alsnog mijn doelen en mijn idealen nastreven.
‘Ik denk dat het me juist sterker heeft gemaakt en meer vastberaden. Er is in het dagelijks leven veel pijn en veel onderling onbegrip. Mensen zeggen vaak dingen, zonder te beseffen hoe hun woorden aankomen of overkomen. Ik heb in mijn horecajaren zó veel meegemaakt. Gasten met wie je een heel leuk gesprek denkt te hebben, en dan is er ineens een hele nare opmerking over zwarte mensen, of een vreemde ‘grap’. Het overvalt je altijd.
‘Doordat je het niet ziet aankomen weet je ook niet gelijk hoe te reageren. En soms kijk ik in de ogen van mensen die hele foute dingen zeggen en kan ik er niets kwaadaardigs in bespeuren. Mensen kunnen echt uit domheid handelen, zonder kwaadaardig te willen zijn. Domheid zal blijven bestaan wanneer het nooit wordt uitgedaagd. Dat soort mensen en ik leven in twee verschillende werelden. Het is niet zozeer ‘racistisch’ of ‘niet racistisch’, maar het is een totaal gebrek aan besef en zelfreflectie in hen.
‘Voor mezelf vind ik het niet eens zo erg, ik kan het wel hebben. Maar als het om mijn kinderen gaat … Ik heb gezien dat ze ermee omgaan zoals ik er vroeger mee omging. Met een ironisch lachje. En dat vind ik heel pijnlijk om te zien, want ik doe het soms ook nog als het me overvalt bij mensen die ik aardig vind. Lach het maar een beetje weg, trek je schouders op en get on with it.
‘Het nadeel is dat dit de manier is hoe een onzichtbaar scherm ontstaat. Er ontstaat op dat moment afstand. Er gaat een deur in me dicht. Wat veel ouders zullen herkennen, is ook een soort schaamtegevoel op het moment dat er iets gebeurt dat racisme-gerelateerd is; dat je kinderen dat moeten zien of meemaken. Dat jouw kind jou vernederd moet zien worden, of dat jouw kind is vernederd en jij kon het niet goedmaken.’
Die whataboutisms over en weer, daar word ik zo moe van
Dit raakt mij wel erg. Ik herken als moeder heel goed dat je voor jezelf dingen beter kunt verdragen dan als het je kinderen overkomt. Maar – jouw moeder heeft misschien ook gedacht: ‘ik kan het wel aan, maar voor mijn dochter vind ik het erger…’ En jij denkt het voor jouw kinderen. Maar zo kunnen we niet nog weer een eeuw doorgaan toch?
‘Mijn zus is verpleegkundige in Amerika, ze heeft een zoon van 17. Zij zegt: ‘Ik kan geen oog meer dichtdoen. Ik weet niet hoe lang ik met de druk kan leven dat elke dag misschien zijn laatste dag kan zijn. Ik weet niet hoe lang ik dit gevoel nog kan verdragen. Het kan zomaar misgaan.’
Dit komt heel erg hard bij mij aan, hoe dit moet zijn om te voelen elke dag? Niemand zou dit gevoel ooit moeten hebben. En tegelijk raakt dit ook aan iets dat veel mensen zeggen over Nederland, ‘ja maar dit is geen Amerika, we hebben geen wapenbezit, geen gewelddadige politie’?
‘Gelukkig is het hier geen Amerika. Die whataboutisms over en weer, daar word ik zo moe van. Natúúrlijk is het hier geen Amerika. En ja, zwarte mensen kunnen ook racistisch zijn, want elk mens kan racistisch zijn. Racisme is gewoon iemand anders negatief behandelen aan de hand van zijn huidskleur. Als je in Nigeria bent als wit persoon zul je ook wel eens racistisch bejegend worden. Maar op het moment dat het gaat over racisme in Nederland en iemand zegt ‘ja, maar hoe zit het dan met …’ Natuurlijk, dat is óók erg. Maar het zijn whataboutisms. Daar gaat het nu niet over.’
Jij zei net: ‘veel mensen zetten het meteen weg, anders word je heel ongelukkig.’ Ik vond dat Sylvana Simons erg gelijk had in De Wereld Draait Door tegen Martin Šimek. [Simons sprak hem aan op het door hem gebruikte woord “zwartjes”, MH]. Maar daarna heeft ze zó veel woede over zich heen gekregen. Ik ken haar niet maar ze lijkt me steeds meer fel of verbeten, en steeds minder gelukkig … doet dat het met iemand?
‘Dit is een voorbeeld van hoe het proces zich kan voltrekken. Eerst misschien jarenlang wegstoppen en wegstoppen, en op een dag heb je zo’n Martin Šimek-moment. Dan gebeurt er iets met je en dan sta je ineens op een kruispunt in je leven. Dan is er een klik in je hoofd, of in je hart en daarna is er geen weg meer terug. Wat zij daarna heeft meegemaakt aan doodsbedreigingen en dingen die wij allemaal niet eens weten, voedt wellicht bij haar continu aan het gevoel ‘ik heb niets meer te verliezen’.
Het gaat om de ontmoeting met de ander. Je moet met elkaar in gesprek blijven
Wat ik – net zoals toen met mijn vrienden in die club – denk dat dat maar dat ‘ene kleine stukje’ is, is voor haar daarmee realiteit en de hele wereld. Dus dan is het totaal betekenisloos als ik ga zeggen ‘ach het valt wel mee hier’. Maar wat is dan de manier waarop wij hier allemaal wat aan kunnen doen? Zodat mensen niet meer hoeven kiezen tussen enerzijds heel ongelukkig worden als je je uitspreekt, ofwel anderzijds alles opkroppen en wegstoppen en zwijgen?
‘Wat ik vaak hoor van zwarte mensen is ‘ik ga witte mensen niet meer educaten over racisme’. Ik ben het daar zo mee oneens. If you know better, you do better. Als jij het wel weet, moet je toch mensen daarin meenemen. Wie het licht heeft gezien heeft een plicht dat licht ook bij anderen te brengen. Je kan het niet laten liggen, en wachten, en maar hopen dat mensen het licht ineens inzien. Dat is te makkelijk. Als je weet hoe het moet, moet je de moeite nemen om anderen het ook te leren; hoe moeilijk het ook is.
‘En moeilijk is het zeker. Want het vertellen aan mensen, houdt soms in dat je je eigen wonden openhaalt. Dat sommige mensen daarom geen zin meer in hebben, ook al ben ik het er niet mee eens, ik snap het wel. Het is een vorm van zelfbescherming. ‘Ik trek een scherm dicht en klaar. Zoek het maar uit. Dan doet het mij in elk geval geen verse pijn meer’. Hierover in gesprek gaan en niet serieus genomen of uitgekafferd worden, dat is pijn lijden. Dat is een mes in een wond. Je wond heelt niet, het blijft open. Dit geldt overigens niet voor iedereen. Voor sommigen kan het ook een aangeleerde respons zijn. Zoals dat ‘we see you’, ook zo’n mode term.
‘Maar of je het wilt of niet, je kán niet zomaar klaar zijn. Als je racisme wilt beëindigen, moet je wel deelnemen en bijdragen aan het oplossen van het probleem. Het gaat om de ontmoeting met de ander. Je moet met elkaar in gesprek blijven. Intentie is in deze heel erg belangrijk. Als de intentie is dat racisme echt aangepakt wordt – dat racisme überhaupt bespreekbaar is – dan moet je echt in gesprek willen en niet elkaar dissen. Spreek van tevoren samen uit: waarom gaan we het gesprek aan en wat willen we ermee bereiken. Als de intentie is om ruzie te maken en om je gelijk te halen, dan is het gesprek al bij voorbaat gedoemd.
‘Als ik echt het gesprek wil aangaan met deze intentie: ‘ik wil een luik openzetten om jou te laten zien hoe mijn wereld is’. En als jouw intentie is: ‘Laat me kijken, ik wil zien wat je wilt tonen, ik wil het begrijpen’. Dan is de intentie een uitwisseling van informatie met als doel meer kennis van zaken voor beiden. Op dit moment denk ik dat veel mensen dat punt al voorbij zijn. Het is een tijd waar emoties de baas zijn en van klappen uitdelen, over en weer.
Er zijn echt héél weinig echt oprecht nare mensen, weinig die echt haatdragend zijn
Die woorden ‘ik stop met educaten’- ik moet bekennen dat ik dat natuurlijk ook zie op social media en dat voelt voor mij dan als: diegene zegt mij dat ik iets moet leren maar wil verder niets zeggen. Dan is mijn primaire reactie: ‘Ja hallo hee, jij eist dat ik het snap maar je wil het me niet vertellen? Doei!’ En dan haak ik af. Maar zoals jij het nu zegt … dan is jouw oproep, hoor daaronder ook een andere betekenis: ‘het doet mij te veel pijn om het steeds te moeten vertellen’?
‘Wat ik denk … om het nog in goede banen te blijven leiden moet je betrokken blijven en je kwetsbaar kunnen opstellen, want juist dan kun je de waarheid op een goede manier spreken. We moeten proberen de pijn te ontstijgen en elkaar toch blijven educaten ondanks de woede. Ontstijgen, ontstijgen als je het kan. Inzien dat dingen worden gezegd vanuit pijn, of vanuit een eigen (beperkt) referentiekader of een eigen beperkt niveau van emotionele intelligentie. Er zijn echt héél weinig echt oprecht nare mensen, weinig die echt haatdragend zijn. Er zijn voornamelijk mensen die niet begrijpen – en zich niet begrepen voelen. Van beide kanten.’
Ik denk nu – als iemand niet weet hoe het is om in andermans schoenen te staan, in andermans huid te leven – en diegene heeft zelf een heleboel pijn van andere dingen: dan denkt hij misschien eerder: ‘ik heb niks veroorzaakt aan jouw pijn en toch móet ik nu iets, maar wat dan? En mijn pijn dan?’
‘Dat appelleert aan iets wat ik nu ook hoor: ‘de slavernij was lang geleden, jij hebt nooit katoen geplukt en ik had geen plantage’. Dat is waar en is zeker zo, alleen dat gif dat in die periode is ontstaan, dat is nog wel actueel – helaas. Het is niet omdat het nu niet meer zo is als vroeger, dat alles nu okee is. Sommige universele gebeurtenissen worden als een erfgoed in ons systeem opgeslagen generatie op generatie. De blauwdruk ervan wordt opgenomen in onze sociale systemen en evolueert mee met de tijd. Het is niet meer zoals het toen was, maar het is er nog wel in een aangepaste vorm. Net zoals een banaan of een wortel er drie miljoen jaar geleden heel anders uitzag dan hoe hij nu is geworden. Hij is geëvolueerd, gecultiveerd en veranderd, maar het is toch nog steeds dezelfde vrucht.’
In welke manieren vind jij het nog in het systeem, zie jij het nog? Of is het ongrijpbaar?
‘Mensen maken systemen. Mensen zijn het systeem. Als minderheid in een sociaal systeem ben je gedoemd tot opvallen. Je bent de uitzondering op de regel en dit heeft voor jou gevolgen. Zelfs wanneer de oorspronkelijke codes van een oud systeem worden gewist, zie je nog dat oude gewoontes vaak blijven hangen; zeker als het om gewoontes gaat die in het verleden als prettig door de meerderheid werden ervaren.’
Als jij wilt dat je boodschap overkomt, dan moet je ook wel echt fokking je best doen om te zorgen dat het ook aankomt
De voorouders van veel witte Nederlanders behoorden door de eeuwen heen tot de straatarme onderklasse. Mensen zeggen bijvoorbeeld: ‘mijn overgrootouders woonden in plaggenhutten in Drenthe.’ Hoe zie jij dat? Veel witte mensen waren zelf ook slachtoffer – géén slaven – maar alsnog ook onderdrukt door dezelfde, rijke bovenklasse.’
‘Dat is onderdrukking, door armoede, met economische redenen. Economie speelt ook een grote rol in racisme. White privilege betekent dat jouw huidskleur geen rol heeft gespeeld bij alle tegenslagen in jouw leven. Dat is het enige verschil. Dus het is niet om te zeggen: je voorouders hadden het niet moeilijk; of om de ervaring van je voorouders te ontkennen. De onderdrukking en armoede die zij hebben ondervonden had met alles te maken – behalve hun huidskleur.’
Wat ik het probleem vind van de term ‘white privilege’- in de basis: ik weiger het als een voorrecht te gaan zien dat ik niet bang hoef te zijn om gediscrimineerd te worden. Het is een groot onrecht dat anderen het wél worden en dat onrecht moeten we bestrijden. Maar als je het ‘privilege’ noemt – je kunt ook gelijkheid bereiken door privileges weg te pakken. Terwijl ik juist wil dat we iedereen dezelfde rechten erbíj gaan geven.
Ik heb een doel en mijn doel is dat het goedkomt
‘Dat begrijp ik. Er is niets mis met privilege. Privilege is geen ziekte. Het lijkt me verkeerd om van iedereen privileges af te pakken zodat niemand privileges heeft. Een oog voor een oog maakt iedereen blind. Het is heel krom om te denken: ‘als ik het niet heb, dan kan beter niemand het hebben’. Privilege moet juist beschikbaar zijn voor iedereen. En het helpt niet als mensen zeggen: ‘lees maar, ik leg het niet uit, zoek het maar op’. Het helpt niet als men alleen maar verwijst naar white privilege. Blijf in gesprek. Maak contact. Als jij wilt dat je boodschap overkomt, dan moet je ook wel echt fokking je best doen om te zorgen dat het ook aankomt en wel op de juiste manier. Dat is jouw verantwoordelijkheid als zender. En dan moet de ontvanger van de boodschap, ook echt openstaan om die boodschap te horen, wil het een kans van slagen hebben.’
Dus als ik afhaak bij ‘educate yourself’ – wat ik vaak doe – dan zeg ik eigenlijk ook: ‘zo veel is de relatie me dan niet waard’? En dan blokkeert het van twee kanten.
‘Ja. Dat kan. Dat is het probleem op dit moment van beide kanten. Maar ik heb een doel en mijn doel is dat het goedkomt. En als dat inhoudt dat ik mijn pijn moet pauzeren zodat ik beter kan luisteren, zodat ik beter kan uitleggen, dan zet ik graag die emotie opzij. Want in mijn emotie blijven is wel fijn, maar uiteindelijk wil ik ergens komen.’
Wat maakt dat jij ergens wilt komen? Hoe behoud jij die positieve wil?
‘Ik hou zo van mensen! Ik hou zo ontzettend veel van mensen! En of we het nou toegeven of niet, we zijn écht wel hetzelfde. En het is zo nodig, zo nodig … hoe erger het wordt, hoe meer ik van mensen hou. Het is paradoxaal: hoe groter de pijn wereldwijd, hoe meer de urgentie van de liefde. Ik kan niet uitleggen waarom. Ik radicaliseer niet naar de haat, ik radicaliseer naar de liefde. Hierdoor vind ik het belangrijk om nóg meer moeite voor te doen.’
Heb je hoop? Dat dit anders kan gaan worden? Of is dit zoals we blijkbaar met zijn allen niet anders kunnen?
‘Ik heb een individuele hoop. Niet een collectieve hoop, de hele wereld is te groot. Dat is ook waarom ik ander werk ben gaan doen [ze verkocht haar horeca-bedrijf en startte een nieuwe onderneming The Confidante, MH] Ik wil alleen maar méér contact maken met mensen. Dat is het enige dat belangrijk is. De rest kan me gestolen worden. Dit is zo belangrijk. Ik wil, ik moet, iets gaan doen dat zorgt voor de ontmoeting.’
En misschien het enige dat we allemaal kunnen doen? Als we allemaal één ontmoeting meer zouden doen, dan zijn we al 17 miljoen ontmoetingen verder?
‘Het begint toch bij jezelf, als individu. Het is geen beweging ergens out there, het moet in het dagelijks leven plaatsvinden. En soms worden dingen heel erg in het extreme getrokken zoals de protesten in Amerika, voordat er weer een bepaalde balans is.’
Dat is wat ik nog hoop. Dat dit alles niet betekent dat het ‘slechter gaat’ maar dat het gewoon de volgende stap is in het ‘beter gaan’. Want mensen kunnen wel gaan wijzen naar ‘het was alleen iets in Amerika’ maar dat het ook in Nederland zo heftig is, betekent dat er iets niet goed was.
Zo veel mensen die het graag beter willen. Dat ontroerde me enorm en gaf hoop.
‘Het heeft zo lang gebroed. Ik hoop dat de mensen die verbaasd waren van de grote aantallen mensen bij de demonstraties, inzien dat dit betekent dat er toch écht wel wat aan de hand is. Al deze mensen hebben een bewuste keuze gemaakt om naar de demo te gaan. En mensen zijn echt bang voor corona, hoor. Maar ze kwamen. Omdat er iets aan de hand is dat veel ouder is dan corona.
‘Als ik er nu weer aan denk dan schiet ik weer vol; zoals toen op de Dam. Ik heb daar staan huilen, niet om de woorden van de sprekers, maar om de gewone mensen om me heen: wit, zwart, alles er tussenin. Valide en mindervalide, ziek en gezond. Zo veel mensen die het graag beter willen. Dat ontroerde me enorm en gaf hoop. Je vraagt je af: waarom was de opkomst zo groot ondanks het coronagevaar, in plaats van het te ontkennen of negeren.
‘En andersom, je kunt wel zeggen, I’m not gonna educate anymore. Je kan jouw pijn en boosheid als pantser gebruiken om niet meer oplossingsgericht te handelen. Ik kies ervoor het te ontstijgen. Voor mezelf. Maar ik snap ook de mensen die het niet doen en ik neem dat niemand kwalijk. Het is geen makkelijk proces. Als je het kán, dan raad ik aan om het te doen. Het geeft je peace of mind en dan kun je ook anderen helpen. Anderen die ook deze worstelingen kennen, wit of zwart.
‘Met ontstijgen bedoel ik, zie het grotere geheel. We zijn allemaal mensen, we hebben allemaal flaws in ons karakter. Deze flaws manifesteren zich in iedereen op verschillende manieren. Onderhuids zijn we net zo goed en net zo slecht.
‘Het klinkt heel hippie-achtig om te zeggen liefde is het antwoord, maar liefde ís het antwoord. Niet om op een hippie-bloemetjespleister-achtige manier alles af te dekken, maar op een heel kritische, reflectieve manier. Door heel diep naar binnen te gaan.’
Bij mezelf merk ik soms – en dat vind ik echt rot – dat het soms makkelijker lijkt te worden om óók maar boos te blijven, om ook mee te gaan in de polarisatie. Terwijl ik dat niet wil, maar toch. Boos zijn op Halsema voelde stressend en vervelend, maar het voelde tenminste wel als een duidelijk moreel standpunt na maanden onzekerheid van corona. Een boos houvast is beter dan geen houvast, zoiets denk ik, achteraf? En als iedereen wij/zij lijkt te gaan denken en jij wilt dat zelf niet, voel je je ook op los zand staan bijna. Maar ik wil juist dat houvast, de gezamenlijke grond, tussen het wij/zij van de polariseerders vinden. In wat we delen als individuele mensen. Dus jouw individuele hoop, die geeft ook mij weer hoop.
‘Polarisatie is een product van het hoog laten oplopen van emoties. Het geeft ook een bepaalde rush: Je emoties de vrije loop laten in plaats van het saaie, zware werk van je kopie erbij houden en jouw verantwoordelijkheid nemen. Maar wat wil je op lange termijn?
‘Mijn uitgangspunt bij alles is: ik weet heel veel niet. Want wanneer ik denk dat ik het niet weet, dan sta ik automatisch open om te leren, meer te weten, en staan mijn voelsprieten uit. Een gevulde beker kun je niet bijschenken. Op het moment dat je denkt dat je het al weet, sluit je je eigenlijk af voor het opdoen van kennis. Je staat niet meer open voor de ontmoeting. Blijf nieuwsgierig, blijf open.
‘Blijf jezelf toetsen en jezelf onderzoeken. Een proces wat door moet gaan tot je laatste adem. Question everything.’
Foto: Chinello Ifebigh bij de demonstratie op de Dam, 1 juni 2020