De Joods-Surinaamse Amsterdammer Henk Bakboord (60) is auteur, docent urban dance en zelfstandig professional in de culturele sector. Daarnaast laat hij regelmatig een eigenzinnig geluid horen in het racismedebat. Remy Reuvekamp sprak met hem over racisme, het toenemende antisemitisme en over mensen die zichzelf continu als slachtoffer beschouwen. “Roep niet overal ‘racisme, racisme’, maar wees een positief rolmodel.”
Henk Bakboord werd in 1961 geboren in Paramaribo, maar groeide op in Amsterdam. “Toen ik vijf was verhuisden we naar Nederland, dus ik heb alleen nog vage herinneringen aan Suriname.” Het gezin komt terecht in de Nieuwe Pijp in Amsterdam-Zuid, vlakbij de Vredeskerk. De katholieke wijk, ook wel bekend als Papendorp, is een echte dorpsgemeenschap, met veel gezinnen uit de arbeiders- en middenklasse.
Na de mavo op het Amstelland gaat hij naar het Amsterdams Lyceum, een belangrijke tijd die hem heeft gevormd. “Ik kwam er in aanraking met vrijdenkers… Kinderen van artiesten, professoren, advocaten, ouders met vrije beroepen. Mensen die niet naar de camping gingen, maar naar Zuid-Frankrijk, naar St. Tropez en Ibiza. Ik hoorde al die verhalen en dacht: ‘Wow, dat wil ik ook!’ Kinderen op de mavo keken naar Toppop, maar op het Amsterdams luisterden we naar Roxy Music, David Bowie, de Stones, punkmuziek… Mijn blik werd er behoorlijk verruimd. Prachtige tijd.”
Begin jaren tachtig gaat het echter minder goed – hij mist zijn vijf jaar eerder overleden vader, weet niet goed wat hij wil en trapt ’s nachts met verkeerde vrienden rotzooi in het Vondelpark. Zijn broer wijst hem op Wild Style, de eerste hiphopfilm. “Het ging over New Yorkse jongeren die qua uiterlijk op mij leken, maar die een andere manier hadden gevonden om zich te doen gelden dan zich met geweld bezig te houden. Zij waren bezig met breakdance, rap en bodypopping.” Geïnspireerd door de jongeren uit de film stort Bakboord zich met succes op de nieuwe dansstijl. Niet veel later maakt hij als een van de eerste breakdancers in Nederland furore op het Leidseplein. Met behulp van deejay Alex van Oostrom breiden ze de act uit met muzikanten en als Alex & The City Crew touren ze door Nederland, België, Duitsland en Italië. Als de rage voorbij is, combineert hij nog jarenlang een baan als trambestuurder met die van professioneel danser in de iT en de Roxy.
Tegenwoordig is Bakboord docent urban dance en zelfstandig professional in de culturele sector. Geïnspireerd door Arthur van Amerongen schreef hij tijdens de lockdown Billenkoek. Avonturen van een stoute Surinamer, een boek over zijn jaren in de ondergronds opererende leer-, lak-, rubber- en sm-scene. Het boek komt in september uit. Daarnaast mengt hij zich regelmatig in het racismedebat. Bakboord gebruikt met opzet de term blank (“wit vind ik geen prettige uitdrukking”) en heeft een broertje dood aan slachtoffergedrag en betuttelracisten.
Op Twitter omschrijf je jezelf als: “Past overal tussen, hoort nergens bij.” Toen ik dat las moest ik denken aan wat Ray Davies ooit zong: I don’t fit in, but I don’t stand out.
“Ja, precies.”
Ben je een buitenstaander, of bedoel je er wat anders mee?
“Nee, zie het meer als een einzelgänger… Je hebt eenzame zielen en je hebt einzelgängers. Die laatste groep kiest er zelf voor om niet bij een club, vereniging, dispuut of wat dan ook te horen.”
Daar heb je geen behoefte aan?
“Nee, als ik ergens ben, als ik ergens bij hoor, knap ik altijd af na een maandje of drie, dan vind ik het gewoon niet meer leuk. Ik kan niet tegen groepsdruk, tegen moeten: je hoort nu bij dit, dus dan moet je zus of zo. Dat zit in elke groep: familie, vrienden, op je werk, in je voetbalteam. Het is niet omdat ik het zo graag wil, ik heb mijn pogingen gewaagd om ergens bij te horen, het is me alleen nooit gelukt. En dan kun je heel zielig doen: ik hoor nergens bij, maar je kunt het ook accepteren, misschien is zo’n levensvorm niet geschikt voor mij. Mijn relaties zijn ook allemaal stukgelopen, al heb ik daar een prachtige dochter aan overgehouden.
Maar als je telkens je neus stoot tegen allerlei ongeschreven regels – daarom heb ik op mijn Twitter-profiel ook staan: seculiere non-conformist – dan kun je ook bij jezelf te rade gaan: ligt het nou allemaal aan hen, of zou het ook aan mij kunnen liggen? Mijn moeder zei altijd: kijk eerst naar jezelf, wat kun jij doen aan je situatie?”
Ik zie racisme als een mensvijandig, soms ongrijpbaar monster waarvoor en waarvan niemand is gevrijwaard. Het kan iedereen overkomen en iedereen kan racistische gevoelens hebben.
Oké, een seculiere non-conformist dus. In je columns hanteer je de racismedefinitie van de Verenigde Naties. Daarin gaat het niet alleen om ras, wat volgens de wetenschap allang een achterhaald begrip is, maar ook om huidskleur, afkomst of nationale afstamming…
“Klopt, maar ik heb zelf ook een definitie. Ik zie racisme als een mensvijandig, soms ongrijpbaar monster waarvoor en waarvan niemand is gevrijwaard. Het kan iedereen overkomen en iedereen kan racistische gevoelens hebben.”
Racisme is dus geen uitvinding van blanke mensen?
“Haha, nee. Zo dacht ik er wel over in de jaren zeventig, dat racisme altijd iets van blank naar zwart is. Heel rigide. Maar dat was mijn wereldje, dat was wat ik zag. De mensen die mij racistisch benaderden waren blanke Nederlanders.”
Toen ik als vijfendertigjarige op het vliegveld van Curaçao aankwam, stond ik te wachten op een vriendin die me kwam oppikken. Het viel me op dat ik de enige blanke was, of beter: het was de eerste keer in m’n leven dat ik me bewust was van m’n huidskleur. Jij kwam in de jaren zestig als vijfjarig Joods-Surinaams jongetje naar een overwegend blank land. Ben jij je voortdurend bewust van je kleur?
“Goeie vraag… Niet voortdurend bewust, want als ik bijvoorbeeld op een bijeenkomst ben, heb ik daar helemaal geen tijd voor. Maar als ik ergens binnenkom kijk ik toch wel even met een schuin oog of ik de enige ben. Sowieso, altijd.”
En verder?
“Nee, verder niet. Ik ben niet zo bezig met kleur.”
Je vertelde net hoe je in je jeugd tegen racisme aankeek. In welke mate vind je racisme vandaag de dag een probleem in de Nederlandse samenleving?
“Uiteraard kan ik alleen maar voor mezelf spreken. Ik spreek niet voor mensen die ik niet ken of namens een gemeenschap. Ik heb een aantal dingen meegemaakt op het gebied van racisme, maar ik zie grote verschillen met de jaren zeventig toen ik opgroeide. In die tijd had je buurten in Amsterdam-West waar je als zwarte niet moest komen.
Ik denk dat er sindsdien heel belangrijke stappen zijn gezet op het gebied van acceptatie van gekleurde mensen in dit land. Je kunt nu niet meer zeggen: ik wil dat Nederland blank wordt. Dat is gek – het is een utopie, een waanbeeld. In de jaren zeventig kon je dat nog wel zeggen. De gekleurde mensen waren veruit in de minderheid, maar dat is nu anders. Mensen staan ook veel meer open voor andere culturen.”
Ik heb een aantal dingen meegemaakt op het gebied van racisme, maar ik zie grote verschillen met de jaren zeventig toen ik opgroeide
Ben je zelf vaak racistisch bejegend?
“Vroeger was dat veel erger, dan werd je op straat openlijk uitgescholden. Dat gebeurde wekelijks, tweewekelijks. Dan heb ik het over de jaren zeventig, begin jaren tachtig. Het was de periode dat je je in Nederland allerlei lullige geintjes en impertinente vragen moest laten welgevallen. Mensen die ongevraagd aan je haar gingen zitten, dat soort dingen.”
Waar scholden ze je voor uit?
“Kankerneger. Kankernegerjood, want sommigen wisten dat we Joods waren… Oudere mensen in de buurt die ‘Rot op naar je eigen land!’ zeiden. Of dat je niet bij een vriendje mocht spelen.”
Wat deed dat als kind met jou?
“Tja, ik heb zo vaak m’n schouders opgehaald. Er waren zoveel mensen bij wie ik wel welkom was. Ouders van schoolvriendjes die ik tot op de dag van vandaag ome Piet, tante Annie noem, dan ging ik me niet blindstaren op de gezinnen waar ik niet welkom was.”
Ik kan me voorstellen dat je als acht- of negenjarige met stomheid bent geslagen als je niet bij je vriendje mag spelen vanwege je huidskleur.
“Ja, dat ben je ook, maar ik dacht: nou, dan niet. In Amsterdam-Noord werd je ook echt aangestaard: wat komt die zwarte doen?”
Maar dat is toch heel ongemakkelijk?
“Ja, dat is het ook. Het doet zeker wat met je. Het snijdt als een mes door je ziel. Maar je weet: je hebt een aantal misselijke broeders die een dolk in je hart planten, maar zodra je in je eigen buurt, in je eigen kringen, op je eigen school bent, is het allemaal weer goed.”
En later, in je volwassen leven? Heb je er in je werk vaak mee te maken gehad?
“Nee. Ik denk dat het ook te maken heeft gehad met de moord op Kerwin Duinmeijer (een 15-jarige Antilliaanse jongen die in 1983 in Amsterdam werd doodgestoken door een skinhead – red.). Dat was in mijn ogen het absolute dieptepunt in een reeks van treiterijen. Dat heeft me zo diep aangegrepen, dat geef ik grif toe. Ik heb een paar donkere jongens opgetrommeld: we pakken ze terug, het is mooi geweest, nu is het onze beurt. We zijn ook een dagje op stap geweest, op skinhead-jacht. Kwamen we er een paar tegen, wij met z’n achten, zij met z’n vieren. Maar op een gegeven moment zag ik bij een van die jongens de doodsangst in zijn ogen. Het stond me tegen. Ik zeg: jongens, stoppen. Uiteindelijk hebben we ze laten gaan. Tot voor kort kwam ik een van die skinheads nog weleens tegen in de stad, dan maakten we een praatje. Bedankte hij me dat ik z’n leven had gered.
Op een gegeven moment raakte ik bekend als breakdancer en dan word je opeens herkend in plaats van uitgescholden. Maar dat is puur persoonlijk, anderen overkwam het nog steeds, wel minder. Midden jaren tachtig leek de multiculturele samenleving geslaagd. Het uitgaansleven: je zag er alle soorten kleuren. Ik denk dat door de moord op Duinmeijer genoeg blanke Nederlanders iets hadden van: godverdomme nee, nu moet het ophouden.”
Is het dan een kwestie van tijd, iets waar een paar decennia overheen gaat?
“Dat sowieso. Begin jaren zeventig had je de opkomst van de Nederlandse Volksunie. Nam m’n vader de Nieuwe Revue mee, met een interview met Joop Glimmerveen. We waren allemaal uit het veld geslagen. Ik zei: ‘Oh my God, wat heftig dit. Hoeveel mensen zullen er net zo over denken?’ Dan sloeg mijn vader wel met z’n hand op tafel: ‘Nee, dit is maar een marginaal groepje, dit is niet tekenend voor de blanke Nederlandse bevolking.’ En dan zei ik: ‘En al die scheldpartijen op straat dan? Of de vriendjes waar ik niet bij thuis mag spelen?’
Later, in de jaren tachtig, kreeg je nog Janmaat, maar die was veel minder extreem, terwijl hij toch werd weggezet als een zware racist. Rare snuiter, totaal niet mediageniek ook. Maar als je kijkt naar de afgelopen twintig, dertig jaar zie ik bij de blanke Nederlander de acceptatie dat er ook gekleurde mensen in Nederland wonen die zich Nederlander noemen, zich Nederlander voelen en binding hebben met het land.”
En dat betekent ook minder racisme, minder treiterijen en minder impertinente vragen?
“Ja, zeker. Ik kan je een voorbeeld geven. Midden jaren negentig ging ik met m’n vriendin op vakantie naar Mierlo. Het laatste stuk konden we de weg niet vinden. Wij naar zo’n truckerscafé, met allemaal van die rednecks zeg maar, haha. Ik naar binnen, iedereen naar mij kijken – klein zwart mannetje – zegt een van die gasten: ‘Hee, kijk! Simon Tahamata!’ Dus ik draai me om en roep: ‘Waar?’ Hele tent lachen. Ik zeg: ‘Heren, twee vragen. Één: ben ik hier veilig? Twee: kan iemand mij de weg vertellen?’ Daarna gezellig biertje gedronken met die gasten. Ik kan niet met zekerheid zeggen dat het twintig jaar eerder anders was gegaan, maar het had zomaar gekund dat je er toen was uitgeschopt, of dat ze hadden gezegd: ‘Rot op, ga het ergens anders vragen.’”
Weet je wat ik fijn had gevonden? Als de BLM-demonstratie in de jaren zeventig had plaatsgevonden.
Toch is er nog duidelijk sprake van racisme op de arbeidsmarkt, op de woningmarkt, we hebben net de toeslagenaffaire gehad – hoe kijk jij naar de BLM-demonstratie op de Dam vorig jaar?
“Als je ziet hoe BLM door veel blanke Nederlanders wordt opgepikt, wordt omarmd… Aanvankelijk had ik ook iets van: yes, right on, black lives matter! Maar later dacht ik wel: ik zou er iets aan willen toevoegen, áll black lives matter. Als je tekeer gaat tegen die blanke politiemensen die zwarten in elkaar timmeren, ga dan ook tekeer tegen de islamisten die zwarte schoolmeisjes in Nigeria ontvoeren, Boko Haram…” Hij valt even stil, zoekt naar de juiste woorden, dan: “Weet je wat ik fijn had gevonden? Als de BLM-demonstratie in de jaren zeventig had plaatsgevonden.”
Ja, dat kan ik me voorstellen. Ben je ook veel met antisemitisme geconfronteerd?
“Nee, persoonlijk niet. Niet echt. Mijn moeder was Joods, zij nam me af en toe mee naar de Portugese synagoge, verder deden we er thuis weinig aan. Maar ik ben wel scherp op antisemitisme. Ik ben erg geschrokken van de complotdenkers. Zo’n complot begint vaak met best een plausibel verhaal, dat je denkt: er zit een punt in. Maar zo ongeveer al die complottheorieën eindigen in antisemitisch gebral. Dan beginnen ze over de zionistische bankiers, de Rothschilds… Maar dat is toch geen Joodse samenzwering? Nou, zeggen ze dan, de Joden trekken toch overal aan de touwtjes? Tja, eigenlijk ben ik al weg als ze beginnen over de Rothschilds.”
Geen jood in Amsterdam heeft invloed op het beleid van de Israëlische regering, maar je wordt er wel op aangevallen
Het blijft ook niet meer beperkt tot complotdenkers of extreemrechts. Je ziet het ook bij extreemlinks, en uit onderzoek blijkt dat een deel van de moslimgemeenschap er ook niet al te plezante ideeën over Joden op nahoudt.
“Ja, zeker. Ik heb een aantal pittige discussies gehad met linkse mensen, tot aan mijn ex-schoonzuster toe. ‘Ja, Israël onderdrukt de Palestijnen,’ zeggen ze dan. Oké, en dat rechtvaardigt dat bij een restaurant met een Israëlische vlag de ruiten worden ingegooid? Als dat een rechtvaardiging daarvoor is, hoe zit het dan met de misdaden van IS? Er worden toch ook geen stenen door de ruiten van een islamitische slager gegooid? Israël is een land op 4.000 kilometer hier vandaan. Geen jood in Amsterdam heeft invloed op het beleid van de Israëlische regering, maar je wordt er wel op aangevallen.”
Als je het over antisemitisme hebt gaat het dus zeker niet beter?
“Nee, het is eigenlijk heel paradoxaal: het racisme van blank naar zwart zie je verschuiven naar racisme tegen Joden. De eerste drie decennia na de oorlog was driekwart van Nederland pro-Israël en nu is het precies andersom. Het is een change of balance, een kantelpunt. En de oude antisemieten, die heb je ook nog altijd, die voelen zich denk ik gesterkt door het antisemitisme vanuit de islam.”
Het ergerlijke aan de voorbeelden die je geeft is dat Joden die hier wonen worden aangekeken op het beleid van de Israëlische regering, wat overigens niet wegneemt dat je kritiek kunt hebben op dat beleid.
“Absoluut. Toen Netanyahu er nog zat, was hij in Israël maandelijks het mikpunt van demonstraties vanwege zijn beleid en nederzettingenpolitiek. Ik blijf het zeggen: kritiek op Israël is geen antisemitisme. Echter, als de nadruk ligt op het bestaansrecht van de staat Israël, dan kom je op een ander terrein.”
Daar ligt voor jou de grens?
“Zeker. Als je vindt dat Joden geen recht hebben op een eigen plekje onder de zon… Ik heb discussies gehad met mensen die twijfelen over dat bestaansrecht. Dat vind ik interessant, ga ik vragen stellen. Waar moeten de Joden dan naartoe? Naar Deutschland? Nein…La France? Amerika? Vijf eilandjes in de Stille Zuidzee? Dan nóg gaan er figuren achteraan met bootjes om te zeggen dat ze ook recht hebben op die eilandjes. Nee, ik heb eerder respect voor iemand die zegt ‘Ik haat Joden’ dan iemand die zegt ‘Ja, maar het zionisme…’ Zeg verdomme gewoon wat je vindt, daar kan ik wat mee. Hetzelfde verhaal met racisme.”
De betuttelracist bedoelt het allemaal goed, maar het ís paternalisme met een glimlach
Je hebt het op Twitter en in je columns ook regelmatig over betuttelracisme. Leg voor de leek even uit wat je met die term bedoelt.
“Betuttelracisme – door de Britse auteur en politicus Maajid Nawaz ook wel racism of lower expectations genoemd – komt vanuit de zogenaamd progressieve, linkse kringen. De betuttelracist bedoelt het allemaal goed. Hij heeft een jaar of twee in Afrika of Azië gewoond en meent dús alles over niet-westerse culturen te weten. Zulke culturen associeert hij met vrolijke of melancholieke dansmuziek, kleurige kledij, exotische gerechten, grenzeloze gastvrijheid, leuke winkeltjes en restaurantjes. Maar als je hem wijst op eventuele schaduwzijden van zo’n cultuur maakt hij je meteen uit voor racist of xenofoob.
Het is een vorm van racisme die uitgaat van het onvermogen dat mensen van kleur zouden hebben om zichzelf te verheffen. Ik noem het ook wel het Florence Nightingale-complex: mensen die zonder ook maar één keer gekleurde mensen te vragen naar hún visie of ideeën menen te weten wat goed is voor hen. Universiteiten en hogescholen die hun normen naar beneden bijstellen om mensen van kleur aan te trekken… Het klinkt allemaal leuk en aardig, maar het ís paternalisme met een glimlach. Ik heb het aan den lijve ondervonden.”
Bakboord geeft een paar voorbeelden. Zo werkte hij jarenlang in een stichting prettig samen met een vrouw die danswedstrijden organiseerde. “Ik deed dan de jury. Af en toe organiseerde ik ook workshops voor haar. Hartstikke leuk mens.” Toen hij in 2002 zijn baan kwijtraakte als teamleider ICT, besloot hij voor zichzelf te beginnen als dansleraar. Dat jaar solliciteert hij ook succesvol bij een dansfestival in Amsterdam, hij mag het volgend jaar organiseren. Hun relatie bekoelt meteen. “Zij dacht dat zij dat festival mocht organiseren. Toen ik haar tegenkwam in het Ostadetheater was er van die vriendelijke dame niks meer over.” Tegen hem zegt ze niks, maar later hoort hij via via wat ze anderen heeft verteld: “Ik houd die jongen uit het getto, ik zorg dat hij bij een leuke stichting komt te werken en dan flikt hij me zoiets.”
Het lijkt me ook lastig om er iets van te zeggen omdat het niet openlijk wordt gezegd, het gaat veel meer onderhuids. Als je er wat van zegt, krijg je al snel het verwijt dat je overgevoelig bent.
“Ja, het is ongrijpbaar. Ik heb weleens gezegd, en dat heeft me in Surinaamse kringen geen vrienden opgeleverd, dat ik liever een diehard racist tegenover me heb dan een betuttelracist. Dan weet je tenminste waar je aan toe bent.
Er is een tijd geweest dat ik er keihard tegen inging, maar dan bereik je alleen maar een averechts effect, voldoe je aan het verwachtingspatroon: ‘O, daar heb je weer zo’n agressieve zwarte’. Later ben ik vragen gaan stellen. Heel vervelende, lullige vragen: ‘O, wat bedoel je daarmee? Ik heb geen idee waar je het over hebt, kun je dat nader toelichten?’ Vragen stellen is veel leuker dan met statements komen. Statements moet je onderbouwen, dat kan ik niet altijd. Dus daarom stel ik het liefst vragen: jij schijnt er alles van te weten, leg maar uit.”
Een racist ziet iemand van kleur als inferieur, de betuttelracist behandelt hem als een klein kind dat hij bij de hand moet nemen.
“Ja, het is de mythe van de nobele wilde. Zolang je je als gekleurd persoon in een afhankelijke positie opstelt is dat koren op de molen van de betuttelracist, vindt hij heerlijk. Zodra je echter laat merken dat je niks van zijn paternalisme moet hebben, vindt hij het niet meer leuk. Uiteindelijk hebben ze het natuurlijk vooral goed met zichzelf voor: kijk mij eens goed bezig zijn, kijk mij die zwarte eens helpen. Daar krijgen ze blijkbaar een goed gevoel van. Of die zwarte daarmee geholpen is, is weer een heel ander verhaal.”
Met Sylvana Simons heb ik een agree to disagree. Op sommige punten sta ik 100 procent achter haar, met andere dingen sta ik lijnrecht tegenover haar
Er is wel enig verband met een ander onderwerp waarover je regelmatig schrijft en twittert: slachtofferschap. Wat versta je daar precies onder?
“Mensen die zichzelf constant als slachtoffer beschouwen, in de verdediging schieten terwijl ze niet worden aangevallen. Mijn moeder vergeleek dat met huilen voordat je wordt geslagen. Daar kon ze absoluut niet tegen, kreeg je echt een mep: zo, nu mag je huilen.
Slachtofferschap is trouwens geen begrip dat je per se in de context van racisme hoeft te plaatsen, het is veel breder. Mensen die denken dat ze slachtoffer zijn van de regering, van de zionistische bankier, van hun partner, van hun baas… Maar je ziet het ook in de Surinaamse gemeenschap. Ik ben een keer ontzettend tekeergegaan tijdens een bijeenkomst. Daar riep iemand: ‘Wij worden al driehonderd jaar gediscrimineerd en achtergesteld.’ Toen ben ik opgestaan: ‘Doe daar dan godverdomme wat aan!’ Vecht terug! Als iemand iets naars tegen je zegt, laat je horen. Lach niet mee met het vervelende geintje of de impertinente vraag. Wees geen slachtoffer.”
De Hongaars-Amerikaanse psycholoog Edith Eva Eger beschrijft in De keuze – Leven in vrijheid hoe ze haar ervaringen in Auschwitz heeft ingezet om haar cliënten te helpen. Zij maakt het onderscheid tussen slachtofferschap en slachtofferrol: het eerste is iets wat je overkomt, het laatste iets waar je voor kiest.
“Ja, slachtofferrol is beter uitgedrukt, want de echte slachtoffers, die hoor je eigenlijk nooit. Als je kijkt naar Zuid-Afrika, pre-Mandela, dat waren echt slachtoffers van een misselijkmakend apartheidsregime.”
Ja, ik snap wat je bedoelt. Tegelijkertijd heb je daar waarschijnlijk geen boodschap aan als je gediscrimineerd wordt op de arbeidsmarkt.
“Er is inderdaad in Nederland racisme, punt. Ik zal nooit zeggen: je bent maar een slachtoffer.”
Wie meten zich volgens jou wel een slachtofferrol aan?
“Ik zie het bij Denk, bij Bij1. Ik ken Sylvana Simons persoonlijk. Leuke meid, vroeger hebben we met elkaar gedanst in de iT: ik zat in een dansteam en zij coördineerde de dansers. Maar moet je eens kijken wat voor een prachtcarrière deze mevrouw heeft gehad. Ze begon bij Sex on the beach op MTV, nu zit ze in de Tweede Kamer. Wat ik graag aan haar zou willen vragen: schrijf een boek waarin je Rashida uit Nieuw-West, Sherida uit Zuidoost maar ook Mientje uit Drenthe vertelt hoe zij zo’n bevoorrechte positie kunnen bereiken in plaats van overal te roepen ‘racisme, racisme’. Wees een positief rolmodel, een inspirator.”
Nee, oké. Maar je zou kunnen zeggen dat haar politieke carrière begon in DWDD, toen ze Martin Šimek aansprak op het gebruik van de term “zwartjes”…
“Geweldig! Ik heb haar daarvoor ook geprezen, ik heb haar gebeld. Wat denkt die gast wel niet? Het is trouwens ook een prima voorbeeld van betuttelracisme.”
… en vervolgens kreeg ze een enorme hoeveelheid racistische bagger over zich uitgestort. Vind je haar iemand die continu tamboereert op slachtofferschap?
“Dat heeft ze wel gedaan. Met Sylvana heb ik een agree to disagree. Op sommige punten sta ik 100 procent achter haar, met andere dingen sta ik lijnrecht tegenover haar. Nu ze in de Kamer zit, zie ik haar groeien in haar vak. Ze is minder fel, alsof ze beseft dat ze zich daar niet meer kan gedragen als de antiracisme-activist die ze was. Ze blijft het aankaarten, maar ze heeft het ook over andere zaken. En gelukkig maar, anders word je een one-issuepartij.”
Maak niet zomaar iemand uit voor racist of xenofoob, dat is een ernstige beschuldiging. Als je je mengt in het debat, zorg dan dat je je statements kunt onderbouwen, roep niet zomaar wat vanuit je onderbuik
Schrijf je er regelmatig over uit ergernis of frustreert het volgens jou ook het racismedebat?
“Beide. Een slachtofferrol brengt je niets: je zit in een bubbel, bent de kat die achter z’n eigen staart aan jaagt. Wat er ook gebeurt, je zult altijd slachtoffer blijven. Maar het heeft ook een gevaarlijke kant. Slachtofferschap gaat soms ook over in daderschap. De nazi’s zagen zichzelf als slachtoffer van het internationale jodendom. IS? Slachtoffer van de westerse imperialistische mogendheden. Anders Breivik beschouwt Europa als slachtoffer van de sociaaldemocraten.”
Wat heb je, tot slot, mensen te zeggen die zich continu slachtoffer wanen?
“Maak niet zomaar iemand uit voor racist of xenofoob, dat is een ernstige beschuldiging. Als je je mengt in het debat, zorg dan dat je je statements kunt onderbouwen, roep niet zomaar wat vanuit je onderbuik. Stel vragen als iemand iets zegt wat je niet kunt plaatsen of een impertinente opmerking maakt, dat is veel leuker. En als je op straat loopt: schouders naar achter, rechte rug en met de blik op oneindig.”