Op de Vrij Links Kieslijst staan vrijzinnige kandidaten van politieke partijen die op 17 maart meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen. Aan de hand van zes vaste vragen bevragen we tot aan de verkiezingen in een serie interviews een aantal kandidaten op hun vrijzinnige en sociale gehalte. Alles om het de zwevende kiezer te vergemakkelijken.
Vandaag deel 5: Mohammed Mohandis, de nummer 11 van de PvdA.
De Vrij Links Kieslijst bestaat uit politici die zich in het publieke debat manifesteren op Vrij Linkse thema’s als mensenrechten, vrijheid, secularisme, maatschappelijke en economische (on)gelijkheid of de insteek in het debat over diversiteit. Ook jij bent genomineerd. Waarom zou een Vrij Linkse kiezer nu juist op jou moeten stemmen?
“Naast mijn ideeën voor Nederland – waarbij ik primair vind dat publieke voorzieningen toegankelijk moeten zijn voor iedereen – denk ik dat ik Vrij Linksers aanspreek omdat ik altijd, sinds ik op mijn 18e de politiek in ben gegaan, heb gestreden voor individuele keuzevrijheid. In alle vormen. Het is een fundamentele bouwsteen in hoe ik naar de samenleving kijk.”
Kort samengevat staat Vrij Links voor vrijheid van levensovertuiging, vrijheid van levenspad en vrijheid van liefdespad. Welke van de drie vrijheden kies jij, als je móet kiezen?
“Vrijheid van levenspad. Dat is voor mij een fundamentele benadering; die andere twee zijn ook belangrijk maar ze zijn uiteindelijk een uitvloeisel daarvan. Laat mensen zelf bepalen hoe ze het willen doen. Groepen bepalen niet hoe het individu door het leven gaat. Wil je orthodox moslim zijn? Prima. Maar je mag het ook niet zijn, je mag christen zijn of niet, en wel of niet naar de kerk gaan.
“De vrijheid om gelovig te zijn betekent ook de vrijheid om het niet te zijn, het gaat om die wederkerigheid. En dit gaat voor mij ook in het huidige maatschappelijke debat nog verder. Want wederkerigheid betekent ook dat een christelijke partij in de Kamer zouden moeten opkomen voor moslima’s met een hoofddoekje die worden bedreigd en dat Nida of Denk opkomen voor een joodse ondernemer die wordt bedreigd. Het mooiste zou zijn als we een samenleving hebben waarin die individuele vrijheden van de ander door iedereen met hand en tand worden verdedigd. Omdat het ook je eigen vrijheid kan aantasten. Maar we zijn daar nog niet.
“Het is ook een emancipatieslag, ik heb dit zelf doorleefd en ervaren. Toen ik hier rondhing in Gouda als jong jochie praatte ik ook op een bepaalde manier over bepaalde vrijheden omdat het groepsproces dominant is. Dit is slecht en dit is goed. Maar gaandeweg emancipeer je en kom je in aanraking met alle individuen die er zijn in Nederland, alle soorten mensen, alle keuzes die mensen hebben gemaakt. Als voorzitter van de JS [de Jonge Socialisten in de PvdA, red.] werd ik geconfronteerd met het feit dat bepaalde groepsbeelden totaal geen recht doen aan hoe iemand is. Het doormaken van dat proces was echt belangrijk.”
Heel goed punt dat je daar maakt, want soms lijkt het in Nederland wel alsof je niet meer van gedachten mag veranderen, niet meer mag leren, niet meer mag groeien. Als je eenmaal een bepaalde mening geuit hebt, dan word je daar op vastgeprikt en dat is het.
“Die spiegel wil ik iedereen wel geven, heb oog voor dat proces. Anders hadden jullie mij ook wel kunnen vastbeitelen op “Mohandis heeft ooit gezegd dat …!!”. Lekker makkelijk. Maar geef mensen ook ruimte, pas op met veroordelen. Ik zie wel dat we daarin al wat verder zijn gekomen met elkaar. Overal trouwens hoor. Ook in mijn familie zijn er verschillende stromingen. Mensen die strikter in de leer zijn, en die nu toch de vrijheid van iemand in de familie die dat anders ziet, veel meer accepteren dan twintig jaar geleden.”
Dus de botsing zorgt wel voor verandering?
“Ja. En vanuit respect kun je heel ver komen met elkaar. Dan beseffen mensen ook wel dat als je elkaars vrijheid niet verdedigt, of als jíj denkt dat jij op het goede pad zit en een ander alleen maar verkettert om hoe hij of zij doet, het er echt niet beter op wordt.”
Ben jij in je werk of privéleven wel eens tegen belemmeringen in een van die drie vrijheden aangelopen?
“Zeker. Je merkt dat er mensen zijn die je – misschien niet eens altijd bewust – benaderen als ‘iemand met een buitenlandse achtergrond’. Maar ik ben in Gouda geboren, ik ben hier opgegroeid – benader me niet als een soort exoot.
“Toen ik hier in Gouda in de raad kwam als 19-jarige, was ik het eerste raadslid met een Marokkaanse achtergrond. In een stad overigens waar 12 procent een andere etnische achtergrond heeft, dus op zich heeft dat nog best lang heeft geduurd. Maar toen ik in de raad begon, kwam ik erachter dat ik een van de weinigen was die in Gouda was geboren. Al mijn autochtone collega-raadsleden kwamen van buiten Gouda. Dus toen ik de vraag kreeg: “Hoe is het nou om het eerst allochtone raadslid in Gouda te zijn?” zei ik: “Hoe is het nou om het eerste autochtone raadslid in uw midden te krijgen?” Ik ben hier geboren en getogen, wie is hier nou de allochtoon?
“Bij het uitgaan ben ik op mijn 16e, 17e ontelbare keren geweigerd. Pas toen ik er een keertje over twitterde, toen ik voorzitter van de JS was, kwam er ineens grote media-aandacht. We waren in Utrecht bij drie clubs op rij geweigerd omdat we er niet Zweeds uitzagen, zeg maar. Het gekke is dat dat me al bijna niet eens meer raakte omdat ik het gewend was. “Er zijn er al genoeg van jouw soort binnen,” dat heb ik zo vaak gehoord. Daarna zijn we naar twee andere clubs gegaan, en ik voelde al aan, dit wordt zo’n avond dat ik nergens binnenkom. Toen heb ik het maar keihard getwitterd. Niet wetende dat ik daar natuurlijk als semi-BN’er stond, want ik kwam dat jaar regelmatig in de media als voorman van de JS. Dus ik ging naar huis, ik ging een beetje slapen en vanaf acht uur bleef die telefoon maar zoemen. Ik had oprecht de impact niet overzien. De complete landelijke pers was aan de telefoon.”
Het is op zich natuurlijk heel mooi dat je dan zo’n impact hebt, maar het verhaal zelf was al jaren bekend.
“Ja dat frustreert natuurlijk. Sommige journalisten kijken me aan van “hoe kan jij nou geweigerd worden?” Dan denk ik, doe even normaal man – ik word mijn hele leven al geweigerd. Het gekke was: ik werd dubbel boos die week. Boos omdat het was gebeurd maar nog bozer op allerlei mensen die dan zeggen “jaaaa, maar hoe kan hij nou geweigerd worden, zo’n voorbeeld Marokkaan, hij spreekt keurig Nederlands.” Ja mensen, afkomst matters, op dat moment voel ik dat heel sterk.
Want jij bent een van de duizenden die dit elk weekend gebeurt.
“Ik heb dat toen ook in een interview met Sven Kockelman gezegd: “Weet je wat het is, ik heb dit zo vaak meegemaakt en nu pas is het groot nieuws – en dat raakt ook.” Ik ben altijd voor een pasjessysteem geweest. Want ik ben daar ook weer keihard in hoor – als je het verkloot, verkloot je het gewoon en dat moet jij zelf dan voelen. Niet een hele groep die gewoon normaal wil uitgaan.
“Pak dingen aan, maar doe dat altijd op een manier dat je de juiste persoon aanpakt en dat je niet – en dat is altijd wat mij steekt – de meerderheid raakt die gewoon naar school gaat, hun best doet, er wat van maakt. Die moet je niet in die hoek duwen. Het grootste gevaar is dat je individuen die onze bondgenoot zijn, duwt in dat groepsproces. Dat is echt. Het is altijd mijn grootste zorg geweest. Dat zie je op dit vlak, maar ook op het religieuze vlak. Je moet mensen altijd het gevoel geven dat ze er mogen zijn.”
Kunst raakt alle drie die vrijheden. In Nederland zien we meer dat kunst gevoelig ligt, dat het kwetsend wordt gevonden, soms wordt gecanceld. Wat vind jij van kwetsende kunst?
“Kijk, ik heb hier hierin echt wel aan beide kanten van het spectrum gestaan. Maar de laatste twaalf jaar ben ik wel radicaler in de zin van “elke vrijheid die je beknot, brengt weer een verdere beknotting van een andere vrijheid mee”. Dus op het moment dat je zegt: “nou, dit is te kwetsend”, dan kun je nog wel even doorgaan. Er is geen definitie te maken die zegt: dit is de grens voor gekwetst worden. Dat lijkt me heel ingewikkeld en ook onwenselijk.
“In het verleden heb ik wel gedacht: waarom moet je dingen zeggen die kwetsend zijn? Maar gaandeweg heb ik ook gemerkt dat gemeenschappen emanciperen op het moment dat je laat zien dat je niet bij elke cartoon of wat dan ook helemaal uit je slof hoeft te schieten. Als je je gekwetst voelt, kun je ook zeggen: voor mij hoeft het niet, maar succes ermee.
“Ik vind dat je in artistieke vrijheid heel ver moet kunnen gaan. Echt heel ver. Je hebt artikel 1 Grw dus als je rechtsstatelijk de grens overgaat, dan moet je ook wel hard ingrijpen. Maar in een samenleving moet je beseffen dat je als mens, als individu, maar ook als gemeenschap – geloofs- en ongeloofsgemeenschap – publieke ruimte inneemt. En dat betekent dat je rekening met elkaar moet houden, en dat is wederkerig. Rekening houden met het feit dat niet iedereen zit te wachten op jouw cartoon maar óók niet die cartoon willen verbieden. En dat wederkerige mechanisme brengt mensen uiteindelijk verder. Je moet een nuchtere sfeer blijven houden met elkaar om het erover te kunnen blijven hebben. Anders heb je een samenleving die met de rug naar elkaar staat.”
De lockdown heeft de samenleving dit jaar flink onder druk gezet. Heeft dat iets veranderd in jouw visie op de samenleving?
“De sociale tweedeling die er toch al was in Nederland, zien we nu opeens keihard. Ik werk zelf in het onderwijs. Thuisonderwijs klinkt misschien mooi, maar lang niet elk huishouden kan dat dragen. Dáárom hebben we juist scholen in onze samenleving. Het thuisonderwijs in de lockdown is een ramp voor degenen die het klassikale nodig hebben. Degenen die dat van huis uit meekrijgen, die redden zich wel. Maar kinderen van ouders die die springplank van goed onderwijs zelf nooit hebben gezien of nooit hebben kunnen bereiken, die kinderen komen niet vooruit. Dat gun je geen kind.
“En dat is wel gebeurd tijdens de lockdown: we sloten alle plekken die een soort verheffingsspringplank zijn. Dat kan individuele emancipatie zijn, dat kan deelname in de samenleving zijn, dat kan culturele verheffing zijn – dus ja, ik zie een enorme sociale en culturele impact, om nog maar te zwijgen over de economische impact die we nog zullen gaan voelen.
“Daarmee kom ik terug op mijn begin: publieke voorzieningen moeten toegankelijk zijn voor iedereen. Van betaalbaar wonen tot veiligheid op straat in welke wijk je ook woont tot en met de bibliotheek en de kinderboerderij. Want dat is in de zomer echt een uitje voor mensen die de Efteling niet kunnen betalen.
“Ik heb in Gouda bijvoorbeeld gezegd, samen met de wethouder van wonen: éénderde van de totale woningvoorraad is sociaal. Keihard. Wil je als projectontwikkelaar bouwen, oké, dan heb je rekening te houden met die éénderde. Kom je met een project die die éénderde verstoort? Dan bouw je niet of je past je bouwplannen zo aan dat de betaalbare woningen er tussen zitten.”
Stel, jij wordt 18 maart premier met een absolute meerderheid. Wat is het eerste dat je doet?
“Ik zou heel veel willen doen maar als ik nu moet kiezen: zorgen dat dat er voor alle kinderen in Nederland scholen zijn waar ze al vanaf tweejarige leeftijd naar de peuterspeelzaal gaan, waar ze worden gevolgd en waar naar hun ontwikkeling wordt gekeken. Waar ze dan in datzelfde gebouw naar de basisschool gaan. En in de funderende onderwijswet regelen dat alle kinderen tot 18 jaar geen schoolkosten hoeven te betalen. Want je ziet nu een totale scheefgroei waarbij een leerling van 16 jaar op de havo geen kosten heeft voor boeken maar een 16-jarige leerling op het mbo wel. Elk kind heeft het recht om vanaf 2 tot en met 18 jaar het beste onderwijs te krijgen, waar wij gewoon allemaal samen de rekening voor dragen.”
Een van de punten waar het manifest van Vrij Links zich sterk voor maakte is het aanpassen of zelfs afschaffen van artikel 23. Als je kijkt naar de manier waarop kinderen bijvoorbeeld op orthodoxe scholen in de bible belt geschoold worden, een manier die niet congruent is met de rest van de samenleving – wat denk jij daarbij over artikel 23?
“Als voormalig Kamerlid op onderwijs ben ik hier altijd duidelijk over geweest. Ik ben voor modernisering van het artikel, omdat ik weet dat afschaffing nooit gaat gebeuren. Dus ik wil artikel 23 aanpakken om recht te doen aan artikel 1. Dat is misschien een praktisch antwoord, maar het blijft bij mij anders te veel een semantische discussie en ik ben ook een politicus die dingen wil regelen.
“De vrijheid van scholen om onvrijheid te prediken moeten we aan banden leggen. Dat houdt in: acceptatieplicht. In de Kamer heb ik me daarvoor ingezet, samen met Jasper van Dijk van de SP. Dus géén verklaringen laten tekenen dat ouders en leerlingen homoseksualiteit afwijzen. En een moslima die in haar dorp alleen een christelijke school heeft, zou niet geweigerd mogen worden omdat ze dat geloof niet onderschrijft. Acceptatieplicht houdt in dat niemand uitgesloten mag worden op religieuze argumenten. Je kunt anderen niet uitsluiten op basis van je eigen religie. Ik zelf ben meer voor religie in je privé-situatie. Zo zit ik er persoonlijk in. Ik vind niet dat je het anderen moet opleggen.
“Uiteindelijk is de essentie van elke school: hoe word je van een dubbeltje een kwartje. Het is belangrijk dat kinderen naar elkaar leren omkijken op jonge leeftijd en dat ze met elkaar spelen op het plein. En je wilt niet dat ze dat later niet durven of niet doen.”
In de vorige Kamerperiode was je woordvoerder onderwijs voor de PvdA. Toen was je voorstander van het sociaal leenstelsel. Hoe kijk je daar nu tegenaan?
“We hebben het destijds gesteund vanuit de gedachte: waarom was er een generieke basisbeurs en geen specifieke beurs voor degenen die het echt nodig hebben? En daarom is de aanvullende beurs bij het leenstelsel ook verhoogd.
“Waarom ik er nu anders tegenaan kijk, is om te beginnen natuurlijk dat ik zie dat de discussie in de partij is veranderd, dus dat is een gegeven waar ik me aan heb te committeren. En waarom ik er zelf ook strenger in ben geworden is dat ik vind dat we wel moeten oppassen dat we als PvdA niet álle collectieve voorzieningen inkomensafhankelijk willen maken. Als je de studiefinanciering als individu benadert – dus elke jongere moet het zelf opbouwen ook al heb je rijke ouders – dan is een generieke beurs logischer.
“Maar een heel belangrijke reden is: ik zie dat levensonderhoud voor studenten extreem veel duurder is geworden door de woningmarkt. En die woningmarkt vind ik nu echt het allergrootste probleem, meer nog dan het leenstelsel. Heel veel studenten komen gewoon niet meer aan een woning en als het wel lukt, dat kost dat je heel veel geld. Stel je nou voor dat je het leenstelsel terugdraait en je krijgt een basisbeurs, dan wordt dat een soort verzachtende maatregel. En dat is prima, maar het fundamentele probleem ligt dieper. Want ik weet zeker dat zodra die basisbeurs weer is ingevoerd, de particuliere huurbazen zullen zeggen: “Hee, studenten hebben meer inkomen – we kunnen de huur weer verhogen.”
“We moeten dus veel meer gaan kijken naar wat er nodig in de zekerheid van het bestaan van elke jongere die gaat studeren. Dat gaat om de hoogte van het collegegeld, maar ook dat je de woningmarkt aan banden legt als het gaat om die middenhuur die alleen maar stijgt. Dat je bijvoorbeeld ook bouwt voor studenten die dan nooit méér huur betalen dan een x bedrag. Ik vind dat de overheid zich gewoon mag bemoeien met wat dat mag kosten.”
Samen met Hafid Bouteibi, fractievoorzitter PvdA Eindhoven, schreef je een opiniestuk in Trouw: Mag de vierde generatie nu eindelijk Nederlands zijn. Wat is daar voor nodig, wanneer hoeven we die vraag niet meer te stellen?
“De houding en de manier waarop we met elkaar praten, vind ik echt doorgeschoten op dit moment. Als het goed gaat met iemand in de topsport of in de cultuur dan is hij een van ons en als hij uit de bocht vliegt dan is hij mocromaffia, zeg maar.
“Ik zou het zo sterk vinden – en dat is ingewikkeld, bevooroordeeldheid zit in de mens – als we elke boef, ongeacht afkomst, zien als een Nederlandse boef. Omdat diegene zelf ook niets heeft met het land van herkomst. Al pretendeert hij dat wel, met een soort machogedrag, hij voelt zich daar meer verweesd dan wanneer hij hier rondloopt op straat.
“Dat stuk schreef ik vanuit een combinatie van frustratie én hoop. Ik loop naar school met mijn kinderen van 7, 5 en 2 en die stuiteren vanuit ons huis naar school in de wijk waar ik zelf vroeger stout ben geweest. Dan zie ik mezelf daar ook weer lopen. En dan komen er heel pure herinneringen naar boven. Want mij werd vaak gevraagd wat mijn afkomst is, wat ik ben, wat ik vind van bepaalde dingen. Dat had ik ergens ook altijd wel geaccepteerd en begrepen: ‘tja mijn ouders spreken niet goed Nederlands, dat zal daar wel mee te maken hebben …’
“Maar nu kijk ik naar míjn kinderen, ik zie ze lopen en met andere kinderen spelen en ik denk: Hoe zullen zij oud worden, waar zullen ze begraven worden, voelen ze zich veilig en zijn ze geaccepteerd voor wie ze zijn?
“Hafid en ik schetsten in dit stuk ons uitgangspunt: dit is de samenleving die we willen. Het is inmiddels de vierde generatie die naar de basisschool gaat. Dat zijn kinderen die autochtoon zijn volgens de definitie omdat hun ouders hier geboren zijn.
“Dat beeld in mijn hoofd van kinderen die samen naar zo’n school lopen, staat in fel contrast met het maatschappelijke debat zoals we dat nu soms voeren met afkomst, met ‘ga terug’ en het intrekken van je nationaliteit en weet ik het allemaal. Het kan toch echt niet zo zijn dat mijn dochter straks, stel dat ze ooit een fout maakt, wordt aangesproken op haar ooit Marokkaanse nationaliteit omdat haar opa en oma daar zijn geboren?”
Voelt dat onveilig voor jou?
“Ja, dat voelt soms heel ongemakkelijk. De hele discussie over hoe jongeren zich voelen – kom op, jongeren kunnen zich van alles voelen van Marokkaan tot Ronaldo. Het is zo makkelijk om te zeggen, “we doen even een steekproef”. Het gaat erom hoe je intellectueel deze discussie met elkaar voert, in de wetenschap dat je te maken hebt met een vierde generatie die linksom of rechtsom hier gaat wortelen. Ik zie de islamitische begraafplaatsen groeien. Het is voor mij een fundamenteel voorbeeld van worteling in Nederland. Mijn ouders zouden nog het liefst in Marokko begraven worden, maar ik zie die kanteling en die wordt nog veel te weinig omarmd.
“Kijk, wij weten ook niet precies hoe we er moeten komen, maar we hebben wel een idee dat onze richting nog niet echt wordt gepreached. We zien dat de meeste politieke partijen toch ergens in de schaduw van de hitsers en splitsers staan. Maar waar staan diegenen die tegen die vierde generatie zeggen: voor jullie doen we dit?
“Ik geloof in gemengde scholen. Ik geloof in gemengde wijken. Een gemengde wijk houdt in dat je wijken hebt waar alle portemonnees wonen. Daarmee heb je ook gelijk als je zegt: als je diversiteit in alle portemonnees hebt, heb je ook vaak diversiteit in in wie dan ook. Dus ik geloof daarin.”
Volgens de peilingen gaat het op dit moment slechter dan ooit met links. Het vertrouwen van de kiezer in de linkse partijen is historisch laag. Wat denk jij dat hier de oorzaak van is?
“Als ik het samenvat, is het dat we sociaal-economisch de tijd aan onze zijde hebben in de publieke opinie – daarvan ben ik 100 procent overtuigd – maar dat de kiezer behoudender is op sociaal-culturele thema’s. Ik denk dat linkse kiezers dat over het algemeen lastig vinden. Daarvoor heb ik ook niet ‘de’ oplossing maar ik vind wel dat de linkse partijen na moeten denken over wat heeft gemaakt dat die hele grote groep kiezers vanaf de linkerkant naar rechts is gegaan, door alle partijen heen.
“En dat zijn echt niet allemaal mensen die heel erg overtuigd bij die partijen zitten, daar ben ik dan weer van overtuigd. Die mensen zoeken een bepaalde zekerheid, dat kan zekerheid zijn om een hypotheek te hebben – bij de middeninkomens is de hypotheekrenteaftrek heilig. Sommige mensen vinden dat mensen in hun buurt de Nederlandse taal moeten kunnen spreken; en als je dat soort discussies niet nuchter kunt voeren dan wordt het niks.
“Er zijn fundamentele vraagstukken die door links niet zijn opgepakt – dat is het grootste probleem – omdat ze te bang waren om geassocieerd te worden met wat dan ook. Dus ik vind dat je op sociaal-cultureel gebied, en ook op onderwerpen als migratie, moet gaan nadenken of je opvattingen rijmen met hoe je Nederland verder brengt. Dus nee, ik heb niet hét antwoord maar wel een richting, van denk hier eens over na.
“Wij hebben het met de PvdA in Gouda in 2018 twee keer zo goed gedaan als het landelijk gemiddelde – omdat we ontdekten dat bepaalde onderwerpen onze traditionele linkse kiezers totaal niet bezig hielden; en dat wat hen wél bezig hield, door links werd gemeden uit angst. Dat lijkt me een belangrijke les voor links.”