Ype Akkerman werkte bijna dertig jaar voor de overheid, onder andere als beleidsmedewerker van het ministerie van Onderwijs. Hij heeft nu een eigen bedrijf Pedagogisch Engagement. Vanuit zijn ervaring, maar vooral als inwoner van Feijenoord kijkt Ype Akkerman met zorg naar de toekomstkansen van de jeugd in de wijk.
‘Er zijn hier wonden geslagen door de flexibilisering van de arbeidsmarkt. En veel jongeren worden hier al op zo veel manieren op achterstand gezet- ónze kinderen, voor wie wij allemaal verantwoordelijk zijn.’
Als betrokken inwoner van de wijk maak jij je zorgen om de jongeren in de wijk Feijenoord en startte je met anderen het burgerinitiatief Pedagogisch Collectief Feijenoord. Hoe ziet Feijenoord er nu uit, voor een opgroeiend kind? Wat zie jij?
‘Er zijn veel ouders die de grootste moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen, of die het moeilijk hebben door onzekere banen. Ouders die schulden hebben, waardoor gezinnen in een permanente staat van stress verkeren. Er is veel maatschappelijke uitsluiting door armoede, en door discriminatie wegens achtergrond.
‘En als je als ouders steeds maar in de rats zit over je werk of de huur en of je het einde van de maand nog haalt met je boodschappen, dan heb je niet die energie over om er echt te zijn voor je kind. Veel onderzoek wijst uit dat armoede en stress een enorme invloed hebben op de keuzes die mensen maken. Met jeugdzorg en gezinsondersteuning en armoedebestrijding kun je veel steun geven. En aan armoedebestrijding wordt in Rotterdam best wat gedaan. Maar dat zijn vaak alleen maar pleisters op de wonde van het feit dat veel mensen hier structureel in bestaansonzekerheid verkeren.
‘Van onderwijs en welzijn wordt vervolgens verwacht dat die dat allemaal wel gaan compenseren. Daardoor staan de mensen in onderwijs, de jeugdzorg, de gezinsondersteuning, de kinderopvang en het welzijnswerk onder enorme druk. Waardoor personeelstekorten toenemen, het werk nog minder aantrekkelijker wordt en zo belanden we in een neerwaartse spiraal. Werkers van de dagelijkse praktijk worden bovendien onder druk gezet met prestatie-indicatoren en een afrekencultuur. Veel mensen houden het voor gezien of ze raken burnout.
‘Hier op Feijenoord zijn aan de oevers van de Maas de tassen gevonden met het lichaam van het Maasmeisje. Dat is hier in Rotterdam hard aangekomen, ook politiek. En het heeft terecht tot enorme ophef geleid. Er waren tig instellingen om dat gezin heen, maar desondanks ging het mis. Vervolgens wordt als reactie vooral ingezet op meldcodes, regels en protocollen. Maar werkt dat ook? Kun je het überhaupt voor honderd procent voorkomen? En als je dit wilt voorkomen met maatregelen uit het systeem, dan moet je hier wel een politiestaat inrichten. Ik ben daar dus niet uit.
‘Maar wat je in élk geval kunt doen, is werken aan samenleven. Werken aan een ‘village to raise a child’, het dorp dat het kind grootbrengt. Waar mensen elkaar kennen en naar elkaar omkijken, waar mensen ook op elkaars kinderen letten. Een wijk die gewoon een fijn dorp is waar er toewijding is en structuur voor de kinderen om op te groeien.’
Hoe staan de gemeente en de politiek in Rotterdam daarin?
‘Politici in Rotterdam zien het belang misschien wel, maar ze vallen steeds terug op een technocratische en interventionistische manier om de problemen aan te pakken. Een rapport van de Rekenkamer in Rotterdam concludeerde: de wijkteams komen al om in het werk, maar hebben daarbovenop nog eens een groot probleem met de controledrift van de gemeente.
‘Dan moet je als gemeente niet reageren met nóg meer regels, want daarmee help je die professionals niet. Maar zet in op samenlevingsopbouw. Zodat die wijkteams binnen de samenleving kunnen gedijen – en ook zien door welke ándere mensen en organisaties en clubs in de wijk die kinderen ook geholpen kunnen worden. Maar dat laat de gemeente systematisch na. Sterker nog, sinds de gemeente in 2014 zelf verantwoordelijk werd voor het welzijnswerk – voor die tijd was de deelgemeente Feijenoord dat- is alles wat vanuit het welzijnswerk aan samenlevingsopbouw en jeugdwerk gebeurde, teniet gedaan. Hier verdient toenmalig wethouder Hugo de Jonge een ernstig verwijt en dat heb ik onlangs ook de Gemeenteraad meegedeeld.
‘Als er zoiets gebeurt als destijds met het Maasmeisje, kan dat niemand onberoerd laten. Het raakt iedereen. Maar ik vind dat de wijkteams, onderwijs en de jeugdzorg onterecht worden aangesproken op de gevolgen van beleid dat op ándere terreinen misgaat. De gevolgen van fout sociaal-economisch beleid.’
Welke fouten zie jij?
‘Vooral de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Dat is funest voor veel gezinnen. Kijk – honderd jaar geleden waren veel mensen hier op Feijenoord dagloners met een onzeker bestaan. Dankzij jarenlange strijd van de vakbonden en de socialisten gingen de salarissen naar een fatsoenlijk niveau, kwam er de veertigurige werkweek met stabiele werktijden, en kwam er baanzekerheid met een vast inkomen.
‘Daardoor kwam er in gezinnen rust en meer vrije tijd om met de kinderen door te brengen. Voor die tijd kon dat amper – iedereen werkte zich een slag in de rondte. Waar de vakbonden en de linkse partijen voor gestreden hebben, dat is cruciaal geweest voor de uitgangssituatie van de kinderen die in deze wijken opgroeiden. En verder was er veel – verzuild – particulier initiatief om de opgroeikansen van de jeugd te verbeteren: onderwijs, jeugdwerk, sport, cultuur. De verheffing van de arbeiderskinderen was toen zeker niet alleen de verdienste van het onderwijs. En dat geldt ook nog steeds.’
Wanneer is dat veranderd?
‘Een combinatie van dingen. Het begon met de stadsvernieuwing in de jaren zestig en zeventig. Door renovatie en nieuwbouw kwamen er overal mooie, goedkope sociale huurwoningen. Maar veel Feijenoorders hadden het wat beter gekregen en zagen dat ze op IJsselmonde of in Barendrecht ruimer konden wonen.
‘In dezelfde tijd kwamen er veel migranten, en die gingen juist in wijken zoals Feijenoord wonen. Veel autochtone Feijenoorders maakten een grote teloorgang mee in de sociale binding in de wijk. Als je ouderen vraagt, die zich de tijd van vroeger nog herinneren – het spreekwoordelijke ‘touwtje uit de brievenbus’ – dan komen de verhalen los over de gemeenschap die het toen was, ook voor de jeugd. Als ouder A het kind van ouder B aansprak op baldadigheid, dan kregen de ouders géén ruzie met elkaar. Dat zegt iets over een wijk.
‘Die saamhorigheid is kwijtgeraakt. Kinderen van nieuwe bewoners bleven vaak laat op straat, terwijl de autochtone kinderen om 8 uur gingen slapen, om maar iets te noemen. Dat is maar één zichtbaar verschil, van vele culturele contrasten. Er gebeurde wat Paul Scheffer omschreef in Het multiculturele drama. Al die verschillende groepen in de wijk, die ook onderling grote verschillen kenden – dat leek vooral heel leuk voor mensen die zelf niet in die wijken woonden.
‘In 2000 werkte ik voor de Taskforce Inburgering, die de wachtlijsten voor taalcursussen voor nieuwkomers aanpakte. En die ook gemeenten ondersteunde bij de inburgering van de ‘oudkomers’, bijvoorbeeld vrouwen die hier al een tijd waren maar hun huis niet uit kwamen. Of die steun gaf aan het promoten van Nederlands op de werkvloer. Dat begon vruchten af te werpen.
‘Maar vervolgens zijn, onder de ministers Nawijn en Verdonk, de drempels voor inburgering ontzettend verhoogd. En de taalcursussen, voorheen bij de ROC’s, zijn vrijgegeven aan marktwerking. Waardoor mensen nu veel geld moeten betalen voor slechte cursussen. Ook de ministers Vogelaar en Van Der Laan hebben dat tij niet gekeerd. Lodewijk Asscher kreeg het vervolgens op zijn brood toen bleek dat heel veel nieuwkomers hun inburgeringsexamen niet haalden.
‘Ook die falende inburgering draagt bij aan de negatieve kansen van jongeren. Die worden dus op al op vier of vijf manieren op achterstand gezet: armoede, bestaansonzekerheid, discriminatie op hun afkomst, gebrek aan inburgering en toenemende personeelstekorten bij alle jeugdvoorzieningen.
‘Neoliberalisme, dat was ook flexibilisering van de arbeidsmarkt. Mensen zitten misschien niet meer in de bijstand, maar nu hebben ze banen met een onzeker perspectief. Postbodes en thuiszorgmedewerkers zijn nu zzp’ers. Veel mensen zitten op nul-urencontracten in de groeiende ‘flexibele schil.’ De kaalslag van vaste banen heeft voor heel veel mensen geleid tot een enorme bestaansonzekerheid.’
Dus het is niet alleen werkloosheid – zoals ik zou denken – maar ook onzekerheid?
‘Dat vooral! Kijk, als je werkloos bent, heb je een uitkering. En dat is ook zeker geen vetpot, maar aangevuld met toeslagen heb je in elk geval nog een zekere stabiliteit. Je weet wat er volgende maand op je rekening staat. Maar als je voortdurend onzekere baantjes hebt, of een nul-urencontract met elke week een ander aantal uren, dan weet je dat niet. En je raakt in de tussentijd wel je toeslagen kwijt. Of je krijgt ineens naheffingen die je niet kunt betalen.
‘Armoedebeleid en schuldhulpverlening zijn goed en nodig – maar het zijn pleisters op de wonde die geslagen is door de neoliberalisering. We gaan hier eigenlijk weer terug naar honderd jaar geleden, toen mensen dagloners waren en maar af moesten wachten wat er aan het einde van de week in hun loonzakje zat.
‘Daarnaast dringt die marktwerking nu ook door in de publieke sector. Scholen, jeugdzorg en welzijn worden als bedrijven gezien. De overheid houdt openbare aanbestedingen, waardoor er een race to the bottom ontstaat. En dáár bovenop komt nog de bestuurlijke schaalvergroting. Heel grote schoolbesturen, heel grote jeugdzorginstellingen en heel grote woningcorporaties die een hekel hebben aan bemoeienis van de burgers voor wie die publieke voorzieningen bedoeld zijn. Er is dus een ernstig democratisch tekort.
‘Die organisaties hebben geen oog meer voor de mensen van de dagelijkse praktijk die het werk moeten doen. Mensen gaan het onderwijs of de zorg in of bij de politie omdat ze iets willen betekenen voor anderen. Maar die voortdurende administratie en bureaucratie, en dat je voortdurend met wantrouwen wordt bejegend, daarmee jaagt men die mensen weg.
‘En dan heb je ook nog die enorme nadruk van de overheid op outputfactoren. Er is hier op Zuid groots ingezet op hogere Cito-scores en meer doorstroom naar havo/vwo. Dat waren de prestatie-indicatoren. Na acht jaar heeft men vastgesteld dat de Cito-scores licht gestegen zijn, net als de deelname aan havo/vwo. Alleen – dáár lopen de kinderen vast.
‘Wat zijn die Cito-scores dan waard? Ze hebben van de kinderen plofkippen gemaakt. Het is niet zo moeilijk om kinderen hogere Cito-scores te laten halen. Dat is gewoon teaching to the test. Maar om het als kind op het voortgezet onderwijs goed te doen, moet je een bepaalde veerkracht, en studievaardigheden, en zelfvertrouwen hebben opgebouwd. Dáár is niet aan gewerkt.
‘De tragiek is, die kinderen worden gepresst om een roltrap op te klimmen die naar beneden gaat. Ze werken keihard en ze schieten er niets mee op. En wat men niet heeft gemeten, en dat is geheid zo, dat het beroep op jeugdzorg enorm is toegenomen. Want op een school die heel erg prestatiegericht is, worden alle kinderen doorverwezen die op een of andere manier niet mee kunnen komen – die gaan naar de wijkteams en de jeugdhulpverlening voor remedial teaching, en van alles. Je betaalt een hoge prijs voor die CITO-scores. Dat schoolbesturen in dat beleid zijn meegegaan, reken ik ze zwaar aan.
‘Er zijn heel veel jongeren die voelen, wij horen er niet meer bij. Ze zijn niet op school, ze hebben geen werk en geen uitkering, omdat ze bij hun ouders wonen – ze zijn niet meer te vinden, althans niet voor de systemen. Dat noemen beleidsmakers ‘spookjongeren’. Maar stond dat soms op hun geboortekaartje, ‘ik ben een spookjongere’? Wat is dat voor een afschuwelijk frame?
‘En dan zie ik een citaat voorbij komen van een socioloog, die zegt ‘en niemand kent die jongeren’. Dan ontplof ik. Ik ken zelf enkele van die jongeren en ik ken veel mensen die die jongeren beter kennen, en die uit alle macht proberen om wat voor die kinderen te doen. Alleen, dat zijn niet de mensen van het systeem.
‘Hóe kan uitgerekend een wetenschapper zoiets nou zeggen? Ga toch kijken wat er aan de hand is! En praat met bewoners. Dan ontdek je dat er rond die jongeren best goeie mensen zitten. Alleen: die worden door de systeemdenkers niet gezien en al helemaal niet gewaardeerd. Er zijn hier sociaal ondernemers die fantastisch met kinderen kunnen omgaan, maar die lopen voortdurend de grote prijzen mis. Want die kunnen niet van die leuke glossy offertes maken voor de openbare aanbesteding. En het gemeenschapsgeld gaat dus op aan organisaties die niet leveren en het gaat voorbij aan de mensen die dat wel doen.
‘En zo worden de mensen van de dagelijkse praktijk, ouders, vrijwilligers, professionals en sociaal ondernemers, door de overheid en de instituties gemaltraiteerd. Moet ik dat pikken als burger van deze trotse stad? Ik dacht het niet.’
Is er iets aan te doen? Is er hoop en hoe kunnen we dat concreet maken met zijn allen?
‘Ik ben een groot fan van het boek Our Kids, van Robert Putnam. Hij zegt: we kunnen die kansenkloof verkleinen, maar dus moeten we aangrijpen op álle factoren die ertoe doen. Het versterken van de basis voor de jeugd, het opheffen van de armoede, dat die ouders hun ouderrol weer kunnen vervullen, dat die gezinnen weer stabiel worden. Dat kinderen in aanraking komen, elke dag, met interessante activiteiten. In onderwijs, sport, kunst, en zeker ook werk.
‘Achterstandsbeleid is in essentie dat het in de wijk wemelt van de mensen van allerlei slag en soort – ouders, vrijwilligers, professionals – die met elkaar een wijk maken waar je je kind graag op laat groeien. En dat er voor elk kind tenminste één persoon tussen zit waaraan hij zich langdurig kan hechten en die het kind doet beseffen dat het er mag zijn. Of dat nou een ouder, is of een tante of een sportcoach of een leraar of wie dan ook.’
Jullie burgerinitiatief, de stichting Pedagogisch Collectief Feijenoord wil, zoals je het al noemde, zorgen dat dat ‘dorp dat een kind grootbrengt’, ook hier weer ontstaat. Hoe kun je dat bereiken?
‘In essentie: doordat de mensen die hier verantwoordelijkheid dragen voor de jeugd, elkaar leren kennen en met elkaar beter worden, in een gezamenlijke missie. Een voorbeeld – in ons plan stond een ‘pedagogische academie’ voor de wijk. Waar pedagogisch sterke mensen uit de wijk zelf, anderen begeleiden in hoe je er voor deze kinderen kunt zijn. Er stonden hier al mensen in de startblokken om ermee aan de slag te gaan. De gemeente heeft dit initiatief totaal niet gehonoreerd, maar – huurt vervolgens zelf een externe organisatie in om hier workshops ‘Positive Behaviour Support’ te geven. Dat is toch raar? Daarmee snijd je deskundige burgers de pas af en je ontneemt ze de mogelijkheid hun brood te verdienen met werken voor hun eigen wijk.’
Wat zou jouw boodschap aan de politiek en de gemeente zijn?
‘Verdíep je in wat er hier in deze wijk gebeurt. Vertrouw je nu eens toe aan de beweging die de burgers hier willen maken. Ga praten met de burgers; ga praten met de mensen die zich hier voor de jeugd inzetten. Kom uit die ivoren toren.’
Daar schrik ik van. Ik dacht dat dat wel de normale basis zou zijn al. Maar jij ervaart anders?
‘Nou, hier in elk geval niet. Terwijl – vanaf de Coolsingel ben je in tien minuten hier.’
Als ik dit lees – wat kan ik dan zelf doen? Wat kunnen wij allemaal zelf in onze eigen wijken doen?
‘Begin ermee dat je die kinderen als je eigen kinderen beschouwt. ‘These kids belong to us, and we belong to them,’ zegt Putnam in Our Kids. Beschouw ze als je eigen kinderen en ga dan na wat jij voor hen kan betekenen. Als politicus, ambtenaar, bewoner, filantroop, vrijwilliger, wie je ook maar bent. Wat ik heb gedaan, met mijn ervaring als beleidsambtenaar, is een stichting oprichten, me solidair verklaren met de mensen die er werken, de politiek bewerken, met jou praten. Jij kunt erover schrijven. En een welzijnswerker kan weer iets anders dan een ondernemer die een stagiair aanneemt.
‘Doe wat je kunt vanuit wat je zelf graag doet, vanuit jouw mogelijkheden. Dat is voor iedereen heel anders, maar het mooie is: dan wordt uiteindelijk alles gedaan.’
Meer lezen?
over Pedagogisch Collectief Feijenoord
over Feijenoord als diverse wijk
Grote foto: Niels Kehl
Foto Ype Akkerman bij de Hef: Femke Akkerman