Als er geen bijzonder onderwijs meer is, wat blijft er dan nog over om onze kinderen te beschermen tegen staatsindoctrinatie op school? Wat behoedt ze nog voor het onderwijs zoals we dat kennen uit Sovjet- en andere dictaturen?
Menig voorstander van het bijzonder, al dan niet religieus geïnspireerde onderwijs, vreest dat met bordkrijt en aanwijsstokken bewapende apparatsjiks klaarstaan om de Nederlandse scholen volledig over te nemen. In een column voor het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, verwoordt Alex ten Cate het bezwaar als volgt:
‘Ik spreek over dit onderwerp regelmatig mensen uit de hoek van ‘Vrij Links’. Persoonlijk lijken zij mij niet erg vrij – zeker niet van ’t Hartiaanse religiestress en de bijbehorende karikaturen. In mijn ogen zijn ze eerder oud-links: wat de staat zegt is ‘neutraal’, en ‘iedereen even arm’ is óók een oplossing voor ongelijkheid.’
Waar ‘militant seculier links’ volgens Ten Cate uit zou zijn op ‘gelijkschakeling’ – oftewel van staatswege overal één versie van de waarheid op willen leggen, namelijk de ‘onze’ – zou de ChristenUnie een maatschappij voorstaan waarin duizenden bloemen kunnen bloeien: dankzij het bijzonder onderwijs is er volgens Ten Cate namelijk een verscheidenheid aan scholen mogelijk. ‘Als ChristenUnie is ons vertrekpunt niet de almachtige staat, maar het principiële pluralisme – inclusief de ruimte voor verschil.’
Deze tegenstelling, ‘staatsonderwijs’ versus ‘pluralisme’, leeft hardnekkig onder de voorstanders van het bijzonder onderwijs, maar is – zoals veel hardnekkige ideeën – ver bezijden de waarheid. In tegenstelling tot het bijzonder onderwijs, biedt het openbaar onderwijs namelijk in de kern al de mogelijkheid tot pluralisme.
Dat heeft een simpele reden: openbare scholen mogen leerlingen noch leraren weigeren om hun levensovertuiging. Op openbare scholen kunnen scholieren dus atheïstische leraren voor de klas krijgen, maar ook christelijke, islamitische, boeddhistische, antroposofische, noem het maar op. En de kinderen kunnen er klasgenootjes ontmoeten die van huis uit totaal andere visies hebben meegekregen dan zijzelf. Kortom, op een openbare school kan een complete waaier aan overtuigingen voorbijkomen. De enige reden dat een van die overtuigingen tot ontslag mag leiden, is als een docent zich actief anti-pluralistisch gedraagt: door de eigen overtuiging tot enige waarheid te verheffen.
Als dat geen principieel pluralisme is, weet ik het ook niet meer.
Maar waar het pluralisme binnen het openbaar onderwijs doordringt tot in het klaslokaal en de lerarenkamer, mag het in het bijzonder onderwijs al bij de voordeur van de school gestopt worden. Bijzondere scholen hebben namelijk wél het recht docenten te weigeren wegens hun levensovertuiging; zij mogen wél kinderen weigeren wegens de levensovertuiging van hun ouders. Sterker nog: het hele bestaansrecht van bijzondere scholen is dat één overtuiging speciale bescherming verdient tegen de besmettelijke invloed van andere ideeën; dat één overtuiging nou nét iets, tja, bijzonderder is dan al z’n concurrenten.
En dat mag je vinden. Maar het is natuurlijk allesbehalve pluralistisch.
Gelukkig ziet Ten Cate ook dat het bijzonder onderwijs wel degelijk een legitiem onderwerp van discussie is, omdat er een belangrijke vraag onder ligt:
‘Toch snijdt Vrij Links een belangrijk punt aan (…) Het gaat om de vraag hoe de vrijheid van het individu zich verhoudt tot de vrijheid van gemeenschappen.’
Vrij Links maakt zich inderdaad sterk voor de vrijheid van het individu tegenover de gemeenschap. Maar het gaat ook om een andere vraag, namelijk: Wat is precies het doel van ons onderwijs? Ten Cate geeft daar in zijn column terloops al een antwoord op: ‘opvoeden tot bij deze samenleving betrokken burgers’.
Maar hoe doe je dat eigenlijk?
Het zou wat flauw zijn om nu over ‘staatsindoctrinatie’ te gaan beginnen. Eigenlijk vind ik een andere, veel simpelere vraag belangrijker: Willen we een samenleving waarin onze kinderen leren om goed met andersdenkenden om te gaan?
Als we dat niet willen, dan moeten we het scholen inderdaad mogelijk maken drempels op te werpen die andersdenkenden buitensluiten. Jong geleerd is immers oud gedaan. Dan moeten we faciliteren dat het pluralisme kan stoppen bij de poort van de school en dat één overtuiging in het klaslokaal bijzonder kan zijn.
Maar als we wél willen dat onze kinderen leren hun weg te vinden in een maatschappij vol verschillende opvattingen, dan lijkt het klaslokaal me een uitstekende plek om met elkaar kennis te maken. En dan is het heel belangrijk dat iedereen, welke levensovertuiging dan ook, welkom is op een school; dat het pluralisme doordringt tot in het klaslokaal.
Wat uiteraard niet betekent dat daarmee alles meteen koek en ei is: tussen alle betrokkenen – leerlingen, docenten, ouders, besturen – zullen opvattingen botsen en zullen er compromissen gesloten moeten worden.
Net als in de rest van de maatschappij eigenlijk.
Mijn keuze is duidelijk: laat voor álle kinderen de samenleving beginnen in het klaslokaal. Principieel pluralisme dus. Oftewel, openbaar onderwijs voor iedereen.
Op zaterdagmiddag 29 juni presenteert Vrij links ‘Het Vrijheid en Onderwijsdebat’ over artikel 23, segregatie en individuele vrijheid. Kom mee debatteren met opiniemakers, deskundigen en vertegenwoordigers van diverse politieke partijen uit de Tweede Kamer over deze belangrijke thema’s. Kaarten zijn beschikbaar via onze website.