Hoe voorkomen we dat woede onze samenleving ontwricht? Deze vraag staat op zaterdagochtend 20 oktober centraal in de Amsterdamse Zuiderkerk. Schrijver en presentator Adriaan van Dis heeft historicus en Tweede Kamerlid Zihni Özdil (GroenLinks) en journalist Joris Luyendijk uitgenodigd hierover in gesprek te gaan. Journaliste en presentatrice Marcia Luyten leidt het gesprek.
Van Dis (1946) is de ‘geestelijk vader’ van de bijeenkomst, die plaatsvindt in het kader van het Brainwash Festival, een zevendaags festival waarbij denkers uit binnen- en buitenland in gesprek gaan over actuele thema’s. De auteur maakt zich zorgen over de woede in de samenleving. Hij is er om te luisteren naar Zihni Özdil, die met zijn boek ‘Nederland mijn vaderland’ laat zien hoe in Nederland mensen met een migratieachtergrond slechts voorwaardelijk Nederlander zijn, en Joris Luyendijk, die in zijn boek ‘Kunnen we praten’ het verloren vertrouwen in traditionele politieke partijen in beeld probeert te brengen.
Het is een opzet die mooi uitpakt. Van Dis, met wandelstok, stelt zich op als een man die zich geen raad weet met de veranderende tijdsgeest. Zijn eigen verleden speelt daarin mee: van zijn vader, een KNIL-militair, hoorde hij toen hij opgroeide vooral de woede over hoe repatrianten werden behandeld. Later merkte hij pas de woede over de Nederlandse aanwezigheid in het destijds zo genoemde Nederlands-Indië. ‘De woede van de kolonie wordt steeds zichtbaarder’, stelt Van Dis nu vast. ‘De witte wereld krijgt de rekening gepresenteerd voor het koloniale verleden.’
Daar kan hij wel begrip voor opbrengen. Al is dat ongemakkelijk, want Van Dis merkt dat hij zichzelf censureert. Zo reist hij al sinds de jaren zeventig naar Zuid-Afrika en schrijft hij al jaren over het land. ‘Nu zouden ze me een ‘helper whitey’ noemen’, stelt hij vast. Hij vraagt zich af of hij nog over Zuid-Afrika kan schrijven als hijzelf wél in De Wereld Draait Door wordt uitgenodigd, maar een schrijver met daadwerkelijke wortels in het land níet? Dus doet hij maar een stap terug, vertelt Van Dis.
Burgerschap
Zihni Özdil vindt een term als ‘helper whitey’ in ieder geval niet bijdragen aan de oplossing. ‘Ik geloof heel erg in humanisme’, vertelt hij. Özdil vindt dan ook niet in dat mensen een ‘schuld af te lossen’ hebben namens hun voorouders. Al wordt hij zelf wel regelmatig op zijn Turkse achtergrond aangesproken. Dat is wat hij noemt ‘voorwaardelijk burgerschap’: met een migratieachtergrond ben je voor velen bij het minste of geringste al geen Nederlander meer. Zo vertelt hij dat hij ooit een column in NRC Handelsblad had, waarin hij over verschillende onderwerpen schreef: ‘Als ik dan kritisch was over de zorg, kreeg ik gelijk allemaal mailtjes: “Alsof de zorg in Turkije zo goed is!”’
Zelf is Özdil niet woedend, maar wil hij vooral strijden voor bewustwording: accepteer dat het burgerschap van mensen met een migratieachtergrond gewoon vaststaat. ‘Dat we het oneens zijn op basis van argumenten.’ En het debat mag hard zijn: ‘We moeten elkaar desnoods kunnen haten.’ Maar het Nederlanderschap, daar moet geen voorbehoud aan worden gekoppeld. Özdil: ‘Dat geldt ook voor jongens die met Turkse vlaggen op de Erasmusbrug staan. Ik vertel hen: als je zelf al zegt “Ik ben geen Nederlander”, wat kun je Wilders dan nog kwalijk nemen?’
Verandering
Volgens Joris Luyendijk kan woede de brandstof zijn om verandering in gang zetten. ‘Maar je hebt pas wat aan woede als je ook een programma hebt. Anders vergroot je alleen de hang naar autoritair leiderschap.’ Hij maakt zich zorgen om het verlies van vertrouwen in de democratie. ‘Dat mensen kijken naar de bankencrisis, het klimaat en denken: ja, maar als het democratisch bestel ons dít oplevert …’
Alle drie zijn ze het erover eens dat links hier gefaald heeft, door zich niet meer over de arbeidersklasse te ontfermen. Luyendijk vertelt over hoe een havenarbeider de nadelen ondervindt van de Europese Unie. Die moet concurreren en samenwerken met arbeiders uit andere landen, omdat dankzij EU-richtlijnen ook niet-opgeleide arbeiders in de haven aan het werk mogen, die ook nog eens goedkoper zijn. Niet alleen moet de havenarbeider dus loon inleveren en is zijn opleiding minder waard, ook wordt zijn werk minder veilig. Voor de hoogopgeleide witte middenklasse, die niet zulke offers hoeft te brengen, is voorstander van de EU zijn dan makkelijk. Voor of tegen zijn komt volgens Luyendijk neer op een simpele vraag: is jouw baan wel of niet veilig?
Verlies van vertrouwen
Het komt uiteindelijk neer op een verlies van vertrouwen. ‘Een onderwerp als immigratie, het is nogal wat. Maar het is nooit een electoraal onderdeel geweest. Net als de EU. Je was óf voor, of je was een ‘griezel’.’ En kun je legitiem tegen verdere immigratie zijn, vraagt Luyendijk zich af. Als een vrouw in het publiek opmerkt dat mensen vooral nieuwsgierig naar elkaar moeten zijn en dat het dan vanzelf goed komt, vertelt Luyendijk dat veel PVV-stemmers die hij heeft ontmoet, juist hun best hebben gedaan contact te leggen met moslims om hen heen. Maar daarbij hebben ze het deksel op de neus gekregen: ‘Gekwetste nieuwsgierigheid’.
Als Luyendijk refereert naar zijn eigen ervaringen als Egypte-correspondent, vertelt hij dat hij ook niet vrolijk werd van de ideeën die daar leefden over onder meer Joden, homo’s en ongelovigen. ‘In de meeste Egyptenaren zit echt geen D66’er verstopt die schreeuwt om naar buiten te komen.’ Maar Luyendijk en Özdil zijn het er tegelijk over eens dat je van ‘Henk en Ingrid’ ook geen ‘Nobele Wilden’ moet maken, waarbij alles wat ze zeggen opeens heel diepzinnig zou zijn. Luyendijk: ‘Vaak zijn mensen ook gewoon racistisch.’
Eerlijkheid
Özdil vindt dat je respect moet hebben voor mensen: ‘En dan moet je het ook in hun gezicht zeggen als ze onzin praten’. Uiteindelijk is openlijk conflict dan ook beter dan geen conflict, vertelt Luyendijk. Het zijn ‘stress-signalen’ en daar kun je wat mee doen. Van Dis heeft het daar als conflictmijder moeilijk mee. ‘Ik meet met twee maten. Ik vind het helemaal niet erg om een SGP’er belachelijk te maken. Maar bij een fundamentalistische moslim vind ik dat ongelooflijk moeilijk.’
Toch moeten de voorstanders van immigratie ‘veel eerlijker’ zijn volgens Luyendijk. Zodat mensen voelen dat ze het proces in de hand hebben. En daar moet ‘redelijk’ en ‘inhoudelijk’ over gesproken kunnen worden. ‘Legitieme grieven moeten niet als ‘communicatiekwestie’ af worden gedaan.’
Uiteindelijk is eerlijkheid het grootste contrast tussen Van Dis, de keurige, oudere man, die het liefst de gevoelens van anderen spaart – een rol die hij deze ochtend ietsjes extra scherp lijkt aan te zetten en af en toe met wat venijnige, humoristische opmerkingen ook weer ondermijnt – en de jongere honden Özdil en Luyendijk, die liever recht voor zijn raap zijn, hoe hard dat ook is.
Daar lijkt dan ook vooral daar de hoop te liggen dat vertrouwen hersteld kan worden. Niet verantwoordelijk zijn voor je voorouders of je achtergrond, maar onvoorwaardelijk Nederlander zijn en dan hard het debat kunnen voeren – op de argumenten, niet op de persoon. En eerlijk zijn over wat je van mensen vraagt. Redelijk en inhoudelijk. Özdil: ‘En weer keihard links durven zijn.’
Afbeelding via brainwashfestival.nl