Na Maarten ’t Hart, Jan Siebelink en Franca Treur kreeg lezend Nederland dankzij Lale Gül’s succesdebuut Ik Ga Leven opnieuw een inkijk in de verstikkende werkelijkheid van de religieuze orthodoxie. Ditmaal betreft het echter niet de lotgevallen van een bevindelijk gereformeerd opgevoed hoofdpersoon. De jonge studente Lale doet embedded verslag van haar worsteling in een Allah-vrezend Amsterdams-Turks gezin. Het boek is inmiddels een regelrechte bestseller en houdt de gemoederen flink bezig.
Overeenkomsten met Lale heb ik weinig. Ze heeft net als ik Turkse ouders, zal ook de Turkse taal goeddeels beheersen maar daarmee houdt het ook wel op. Haar familie is afkomstig uit ruraal Anatolië, de mijne uit de metropool Istanbul. Ik kom uit een vrijzinnig, republikeins nest, zij uit een conservatief, religieus gezin.
En heel simpel: ik ben een man en zij is een vrouw. En dat laatste maakt anno 2021 in de Turkse context helaas nog steeds veel uit. Daarom wil ik dus op geen enkele manier pretenderen dat ik “begrijp wat zij doormaakt”. Want dat is domweg niet zo.
De loodzware last op de vrouw
Maar Lale’s relaas raakt mij wel. Dat komt onder meer door deze passage uit haar interview met de NRC van 26 maart: “Een enorme focus op de vrouwelijke kuisheid, maagdelijkheid en eer. Mannelijke kuisheid lijkt niet belangrijk. Er moet constant toezicht zijn op de vrouw zodat ze niet uitgaat, flirt, mannen verleidt, zich onzedig kleedt. Kortom: schande brengt. Ze kan beter thuis zijn en zich bedekken zodat ze geen begeerte opwekt bij de man”. Lale beschrijft hier in het kort de loodzware verantwoordelijkheid van veel moslima’s. Vrouwen die zich moeten bedekken voor mannen.
De innerlijke roeping van gelovigen is voor mij onbegrijpelijk. Maar als moslima’s zeggen zich te bedekken om godsdienstige redenen, dan geloof ik dat meteen. Tegelijkertijd vraag ik me af waarom zuivere overtuiging zo uiterlijk betoond moet worden? Zelden heb ik gezien dat moslima’s het aandurfden om die eerste laag van argumentatie weg te krabben om vervolgens dit gebod tot de kern te analyseren. Het zou zomaar kunnen leiden tot de vaststelling dat het dragen van islamitische bedekking ook een tamelijk banale, seksuele dimensie kent. En dat dat zorgt voor schrijnend onrecht, onrecht waarover ook Lale Gül zich beklaagt.
Wanneer we de Koran-vertaling van F. Leemhuis erop naslaan, zijn er twee passages te vinden die betrekking hebben op de bedekking van vrouwen. Volgens Soera 24/30-31 moeten vrouwen “hun boezem bedekken en hun sieraden niet prijs geven”. Op basis van mijn waarnemingen van bedekte moslima’s bestaan die “sieraden” uit borsten, billen, benen en hoofdhaar. De volgende relevante passage betreft Soera 33/59: “Vrouwen, draag een doek om te voorkomen dat je lastiggevallen wordt”. Dat lastig vallen slaat dus op mannen, mannen die kennelijk gebukt gingen onder een gebrek aan zelfbeheersing. Dat was ergens in de 7e eeuw na Christus in een primitieve Arabische setting begrijpelijk. Maar we zijn nu veertien eeuwen verder en, afgaande op de toenemende islamitische accenten in het Nederlandse straatbeeld, concludeer ik dat nog steeds erg veel moslimmannen lijden aan tekortschietende zelfcontrole.
De man als eeuwige puber
Voor mij is dat gebrek aan beheersing een indicator van adolescentie. Met andere woorden, deze mannen zijn in zekere zin onvolgroeid. Vrijwel iedere volwassen man kan zich de ongevraagde lichamelijke reacties uit de puberteit nog herinneren. Gelukkig krijgen we in Nederland vanaf de brugklas seksuele voorlichting. Daar wordt ons op jonge leeftijd geleerd wat er gebeurt en hoe we daar mee om kunnen gaan. Seksuele voorlichting in het onderwijs doet dus een hoop. Maar wat op school onderwezen wordt, wordt thuis in veel islamitische gezinnen ondergraven door de premisse van de alles overstijgende vrouwelijke deugd.
Want meisjes uit moslimgezinnen worden vaak opgezadeld met de volledige verantwoordelijkheid van de zedigheid. Jongens zijn volgens deze kromme redenatie willoos slachtoffer van de vrouwelijke verlokking. Elk gebrek aan lichamelijke beheersing van de man is een direct gevolg van een oneerbare vrouw die teveel heeft prijsgegeven. Deze opvatting staat al eeuwenlang elke verhouding op ooghoogte tussen mannen en vrouwen in de weg. Moslimmannen blijven hierdoor steken in een soort van permanente puberteit. Er is geen noodzaak tot het ontwikkelen van zelfbeheersing, want die verantwoordelijkheid wordt immers gelegd bij vrouwen.
Daarom is het voor mij onbegrijpelijk hoe zichzelf als progressief afficherende politici hun ogen kunnen sluiten voor de regressieve aspecten van islamitische leefregels voor vrouwen. Zo mag nieuwbakken GroenLinks-kamerlid Kauthar Bouchallikht van fractieleider Jesse Klaver ongestoord in het NRC beweren dat vrouwen en mannen best gescheiden mogen zitten. Zolang er maar geen sprake is van dwang. “Ze kiezen er zelf voor. So be it”, aldus Kauthar. Jesse Klaver weet drommels goed dat gescheiden zitten in het Milli Görüs-universum ook teruggrijpt op het principe van de vrouwelijke zedigheid. Ik heb uitgelegd hoe onvrij dat eigenlijk is.
Sigrid Kaag sprak 14 november 2020 op Twitter de volgende woorden: “In Nederland bepalen vrouwen zelf wat zij dragen én waarom”. Het was haar antwoord op een tweet van Geert Wilders, die iedere hoofddoek in een breder kader plaatste van islamitisch imperialisme. (Wilders en andere simplistische populisten vind ik met hun contraproductieve standpunten de grootste aanjagers van datzelfde islamitische imperialisme, maar dat geheel terzijde).
Voor mij laat Sigrid Kaag de kans onbenut om een hardnekkige scheefverhouding te agenderen. De D66-leider had hier met een beetje fantasie kunnen spreken van toxische masculiniteit, een modieuze verzamelnaam voor hardnekkig seksisme en misogynie. Maar consequente progressiviteit verloor hier, zoals wel vaker bij mevrouw Kaag, van gecalculeerde politieke winst.
Problematisch voor vrouwen – en mannen
De kromme verhouding levert ook absurde situaties voor mannen zoals ik op. Ik moest ooit mijn groot-verlofpas van de Nederlandse militaire dienst laten vertalen naar het Turks. Zo kon ik de Turkse dienstplicht ontlopen. Dat vertalen moest gedaan worden door een door Ankara erkende tolk. Een oude schoolgenoot bleek zo iemand te zijn, dus die afspraak was snel gemaakt. Eenmaal aangekomen bij zijn huis bleek ik te vroeg. Hij was nog niet thuis, en ik kon wachten in de woonkamer. Kort voordat ik daar plaats nam zag ik bij zijn echtgenote lichte paniek. Ze had met onbedekte haren de voordeur geopend voor mij en realiseerde zich toen pas dat ik een man was. Met een snelle handbeweging hulde ze zich alsnog in een zwarte doek. Toen besefte ik dat zij dit voor mij deed. Onbedekt zou zij voor mij een verlokking vormen. Nu was die volkomen onschuldige, eenmalige verstandhouding tussen ons zomaar geseksualiseerd. En mij werd helemaal níks gevraagd, ik was opnieuw die willoze puber. Dat voelde voor mij als een enorme belediging.
Naast de religieuze- en islamistische aspecten kent de bedekking van moslima’s dus ook een diep seksuele dimensie. Je kan je afvragen in hoeverre dat aspect nog inpasbaar is in ons waardensysteem? Vrouwen opzadelen met de volledige verantwoordelijkheid van zedigheid is simpelweg problematisch voor beide geslachten wereldwijd.
De Turkse terugtrekking uit het Verdrag van Istanbul vorige week heeft grote gevolgen voor vrouwen daar die gebukt gaan onder die last. Het is een serieuze sta-in-de-weg voor maatschappelijke gelijkwaardigheid. En het vormt een dijk van een incentive voor blijvende adolescentie bij moslimjongens. Maar het veronderstelt ook bij overige mannen een gebrek aan zelfbeheersing. En dat laatste is ook iets voor niet-moslims om over na te denken. Hoog tijd om deze archaïsche banaliteit eens goed tegen het licht te houden.
Beeld: still uit de uitzending van Op1, 5 april 2021