De Nederlandse – of Europese – identiteit staat onder onder druk. Sinds de jaren ‘60 zijn we flink ontkerkelijkt en omdat we de binding met de kerk hebben verloren, zijn we ook een gezamenlijk beleefde religieuze identiteit kwijtgeraakt. Globalisering, immigratie, secularisatie en de komst van de islam in Europa zorgen daarbij voor een gevoel van verlies van de nationale, culturele identiteit. Hierdoor grijpen velen terug op het oude, vertrouwde christendom van hun (voor)ouders. Maar is godsdienst het antwoord op een verdeelde samenleving?
Het cultuurchristendom lijkt een antwoord voor velen die vrezen dat onze nationale identiteit op het spel staat. Cultuurchristenen geloven over het algemeen zelf niet, maar ze spreken – vaak uit politieke en reactionaire overwegingen – waardering uit jegens de christelijke erfenis, waaronder haar normen en waarden. Maar politici en andere valse profeten die deze cultuurchristelijke boodschap en haar ongedefinieerde normen en waarden verkondigen, zaaien meer verdeeldheid dan verbinding. Dus ik vraag, is godsdienst hier het antwoord?
Religie kan heel verbindend werken. Het kan zorgen voor een krachtig vertrouwen tussen twee vreemden. Meer dan bijvoorbeeld nationaliteit of etniciteit… mits die vreemdeling hetzelfde geloof onderschrijft. Wanneer dit niet het geval is wordt religie een onoverbrugbaar instrument van verdeeldheid en polarisatie. Tot die conclusie kwam Robert Pape van de Universiteit van Chicago. Hij onderzocht alle gevallen van zelfmoordterrorisme en concludeerde dat religieuze identiteit – meer dan andere identiteitskenmerken als taal, cultuur, geschiedenis, afkomst of politieke overtuiging – zorgt voor verdeeldheid en wij-zij-denken. En daar waar er al een strijd is losgebarsten, versterkt religie de intensiteit van het bestaande conflict. Velen menen dat het Westen tegenwoordig is verwikkeld in de zogenaamde culture wars. Is het dus verstandig om religiositeit te injecteren in een al verdeelde samenleving?
Een verscheidenheid aan opvattingen – ook religieuze opvattingen – kan enkel gegarandeerd worden door een seculiere samenleving met een godloze Grondwet. Juist daarom hebben de Amerikanen zoveel religieuze pluriformiteit. De meeste founding fathers van de Verenigde Staten waren deïsten, geen theïsten, en zij geloofden niet in een God die invloed uitoefende in de wereld. [Deïsme is een religieus-filosofische opvatting waarbij God weliswaar als mystieke schepper van tijd, ruimte en materie wordt gezien maar zich nooit bemoeit met zijn creatie. God als een soort klokkenmaker.]
De Amerikaanse Grondwet laat daarom alle vermeldingen van God – laat staan Jezus – achterwege. De Jeffersonbijbel vermijdt alle verwijzingen naar de goddelijkheid van Jezus en Jefferson zelf sprak van een ‘wall of separation between Church and State’ in een brief aan de baptisten van Danbury, Connecticut – die Jefferson om bescherming vroegen tegen de aanvallen van de congregationalisten van Danbury, Connecticut. De wortels van de Amerikaanse democratie lijken seculierder dan die van het seculiere Nederland.
Is godsdienst dus het antwoord op een verdeelde samenleving?
Mijn antwoord hierop zou ontkennend zijn. Ik kies liever wanorde en onrust, die in deze onzekere fase van onze geschiedenis met het zoeken naar een nieuw democratisch ethos gepaard gaat, dan braafheid en rust waarop een dominee toeziet.
In een moderne, pluriforme en meerstemmige samenleving kan religie niet het nationale houvast, de publieke moraal of overkoepelende identiteit bieden die het in de geschiedenis heeft gedaan.
Beeld: via Pixabay