In de serie De geschiedenis van de machtelozen gaat Vrij Links op zoek naar verhalen van gewone mensen die worden onderdrukt en die strijden voor hun vrijheid, gezondheid en rechten. In een tijd waarin het denken over macht en privilege doorgaans één kant op vloeit, willen wij laten zien dat mensen altijd en overal deze strijd hebben gevoerd, of dat geprobeerd hebben.

Dit is het verhaal van Jan Patočka – de zoon van een leraar en een zangeres uit een boerengezin – die zou uitgroeien tot een van de grondleggers van de mensenrechtenbeweging Charta 77. Iets dat uiteindelijk zijn einde zou betekenen. Hij week niet: “Iedereen draagt een deel van de verantwoordelijkheid voor de heersende omstandigheden.”

Tsjechoslowakije, 1977. Communistisch Tsjechoslowakije kende in theorie de meeste rechten die wij vandaag de dag ook kennen. Veelal bestonden deze echter alleen op papier. Ondanks de ‘vrijheid van meningsuiting’ konden alsnog tienduizenden burgers hun beroep niet vrij uitoefenen, omdat hun overtuigingen niet strookten met de officiële staatsopvattingen. Wie zich uitsprak kon zijn of haar baan verliezen, je kinderen konden een opleiding wel vergeten, of je werd simpelweg veroordeeld als crimineel.

Toch waren er onder deze druk Tsjechen, gewone mannen en vrouwen, die niet konden zwijgen, ook al waren ze zich bewust van de grote persoonlijke risico’s. Een van hen was Jan Patočka, in 1907 geboren in een bescheiden Tsjechisch gezin. Hij ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste Europese filosofen, maar velen kennen hem vooral als een van de grondleggers van het beroemde het manifest van Charta 77, het burgerinitiatief voor mensenrechten waarvan de latere president Václav Havel een van de gezichten was.

Hoewel hij niet van nature activistisch was –zijn filosofie was niet eens bijzonder politiek– was het Patočka die de beweging haar geestelijk fundament gaf. Dit deed hij niet alleen of zelfs primair via zijn denken, dat eerder gekenmerkt wordt door terughoudendheid en twijfel. Het is zijn leven dat meer dan wat dan ook duidelijk maakt waarom Charta 77 nodig was en waardoor hij een symbool voor de beweging kon worden.

Ondergronds onderwijs

Patočka’s vader is docent aan een middelbare school, moeder is zangeres uit een boerengezin. Als kind draagt hij al een notitieboekje bij zich en steelt zelfs papier van zijn vader om zijn bespiegelingen op los te laten. Wanneer hij later in Praag gaat studeren wordt hij vrij snel door de filosofie aangetrokken, tegen de zin van zijn meer praktisch ingestelde vader in. Deze schrijft zelfs aan Patočka’s moeder dat ze er op vakantie voor moet zorgen dat wanneer Patočka in het bos gaat wandelen, hij zijn filosofieboeken niet meeneemt.

Begin jaren ‘30 zet Patočka zijn studie voort in Duitsland, bij enkele van de grootste denkers van de afgelopen eeuw. Daar is hij getuige van de Reichstagsbrand, de machtsgreep van de nazi’s en de groeiende terreur. Hoewel hij dit later beschrijft als het moment dat al zijn denken politiek werd, is daar decennialang nog weinig van te merken.

Teruggekeerd in Praag gaat hij als docent aan de universiteit aan de slag, maar dit wordt al snel onderbroken wanneer de nazi’s ook Praag innemen en de universiteiten sluiten. Het is de eerste van enkele lange periodes waarin Patočka, een bijzonder gepassioneerd docent, zijn onderwijsfunctie moet neerleggen. De andere periodes zijn wanneer de communisten het land na de oorlog overnemen, met decennia van wisselende maten van vrijheid en onderdrukking tot gevolg.

Sommige jaren kan Patočka relatief zonder bemoeienis zijn werk doen: zijn gefilosofeer wordt ongevaarlijk geacht. Maar zelfs in deze ‘goede’ jaren is het totalitarisme merkbaar. Een informant doet zijn beklag bij het regime dat Patočka in zijn lezingen “bourgeois en religieuze interpretaties verspreidt” en “de term Marxisme valt niet een keer!”

Begin jaren ’70, wanneer hij voor de laatste keer weggestuurd wordt van de universiteit, weet Patočka nog door de mazen van de staat te glippen om zijn werk op een Bulgaarse conferentie te presenteren. De door de communisten goedgekeurde delegatie verstoort zijn lezing met geklap en gestamp. Terug in Praag wordt zijn paspoort afgenomen. Vanaf dan staat Patočka permanent onder de aandacht van de geheime politie. Zijn onderwijs vindt alleen nog ‘ondergronds’ plaats: in huiskamers en toneelzalen, overal behalve de collegezaal.

Manifest voor mensenrechten

Eind 1976 is een kantelpunt in Tsjechoslowakije. De leden van de ondergrondse rockband The Plastic People of the Universe worden gearresteerd vanwege ‘georganiseerde verstoring van de vrede’, wat tot brede protesten onder de bevolking leidt. Ook Patočka, toch niet bepaald een fan van hun muziek, steunt de protesten. Uiteindelijk geeft dit de aanzet tot Charta 77 waarvoor hij als een van de woordvoerders gevraagd wordt.

In januari 1977 wordt Charta 77 officieel gelanceerd als een burgerinitiatief dat enkel en alleen vraagt dat het communistisch regime zich houdt aan de eigen wetten waarin de rechten van de mens vastgelegd zijn. Het regime antwoordt door de verspreiding van het manifest te verbieden en de ondertekenaars weg te zetten als verraders of staatsondermijnende losers.

Hoewel zijn gezondheid – hij is inmiddels bijna 70 jaar oud en heeft bronchitis – en voortdurende ondervragingen door de geheime politie, soms tot diep in de nacht, het niet makkelijk maken, zet Patočka door. Volgens Havel filosofeerde hij zelfs nog in de wachtruimtes voor de ondervragingen.

Op 1 maart 1977 krijgt Patočka de kans om Charta 77 internationaal op de kaart te zetten. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken is in het land en er wordt een ontmoeting geregeld. Aan Patočka’s stem in de opname hiervan is te horen dat hij aan het eind van zijn krachten is. Deze ontmoeting valt niet goed bij het regime en hij wordt wederom langdurig ondervraagd, met hartfalen en ziekenhuisopname tot gevolg. Daar blijft hij nog gasten ontvangen en schrijven voor Charta 77 – tot hij op 13 maart overlijdt.

Begrafenis gedwarsboomd en verstoord

Zelfs zijn dood vormt echter geen grens voor de alomvattendheid van het totalitarisme. Zijn begrafenis wordt versneld gehouden, zodat minder mensen kunnen komen. Bloemen zijn in heel Březnov, waar hij begraven wordt, mysterieus niet verkrijgbaar. De krans voor bij zijn graf verdwijnt op het laatste moment. Vlak voor de begrafenis stoppen de trams met rijden, zodat wie er nog bij wil zijn te voet erheen moet snellen. Eenmaal aangekomen houdt de geheime politie bij wie er alsnog aanwezig is. Een laagvliegende helikopter zorgt dat van de begrafenisrede weinig te horen is.

Ondanks alle pogingen van het regime laat Patočka’s spirituele nalatenschap een onuitwisbare indruk achter. Het duurt nog tot 1989 voordat de Fluwelen Revolutie plaatsvindt waarbij het communisme omvergeworpen wordt, Patočka’s metgezel Havel de eerste na-communistische president van Tsjechoslowakije wordt en veel van Patočka’s werk voor het eerst openlijk gepubliceerd kan worden.

Ieder mens draagt verantwoordelijkheid

Waarom neemt een filosoof die tijdens zijn leven nooit expliciet politiek actief was, aan het eind zo’n prominente rol als dissident op zich? Het antwoord is te vinden in het charter zelf:

“Verantwoordelijkheid voor het hoog houden van de rechten in ons land ligt natuurlijk in de eerste plaats bij de politieke en staatsautoriteiten. Maar niet alleen bij hen: iedereen draagt een deel van de verantwoordelijkheid voor de heersende omstandigheden en daarmee ook voor de naleving van wettelijk vastgelegde akkoorden, die afgezien van overheden ook bindend zijn voor alle individuen.”

In een cynische en hopeloze tijd geloofde Patočka alsnog dat er zaken zijn die er wérkelijk toe doen, die een verschil maken. Uiteindelijk was hij niet machteloos, omdat hij ervoor koos zelf een verschil te maken. Zo diende hij, samen met de andere ondertekenaars van Charta 77, als voorbeeld en symbool voor anderen. Enkele dagen voor zijn laatste ondervraging en dood schrijft hij:

“Ons volk is zich weer bewust geworden van het feit dat er zaken zijn waarvoor het waard is te lijden, dat de zaken waarvoor we lijden die zaken zijn die het leven waardevol maken, en dat zonder die zaken al onze kunsten, literatuur, en cultuur slechts lege ambachten zijn die leiden van het bureau naar het betaalkantoor en terug.”

Vorige keer in De Geschiedenis van de Machtelozen: De ‘gevallen moeders’ van Ierland en hun kinderen

Foto: Monument voor de Slachtoffers van het Communisme in Praag, Tsjechië
via Depositphotos

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.