Op 4 mei nam Arnon Grunberg ons mee door de hel van de Holocaust, de hel van het ultieme kwaad dat mensen elkaar aan kunnen doen. Hij greep ons bij de keel en liet het ons zien, de onmenselijke wreedheid door mensen begaan.
‘Als we helemaal niet ziek worden van die 20ste eeuw, vrees ik dat er niets herdacht is en al helemaal niets begrepen,’ zei hij.
In de stilte tussen de woorden schreeuwde, zoals bij iedereen op 4 mei, het onverdraaglijke in mijn oren: Hoe kunnen mensen onmenselijke wreedheden begaan aan andere mensen? Hoe dan? Durven we in onszelf te kijken, waar onze eigen lievelings-‘wij’ tegenover een ander ‘zij’ staat; durven we zien wat het in ons is?
Grunberg noemde het ‘geen herdenken zonder dit angstige vermoeden, geen betekenisvol herdenken zonder gegronde vrees dat wij de toekomstige daders en hun helpers zijn.’
Het begint met woorden, en woorden kunnen gif zijn, zei hij: ‘En het is ook logisch dat als er gesproken wordt over bepaalde bevolkingsgroepen op een manier die doet denken aan de meest duistere tijd uit de twintigste eeuw, als dat gewoon is geworden, er vroeg of laat op die manier ook weer over Joden gesproken kan worden. Voor mij was het van begin af aan duidelijk: als ze het over Marokkanen hebben, dan hebben ze het over mij.’
Het is allemaal waar.
Maar het is maar één part van een verschrikkelijke waarheid, en omdat Grunberg alle andere parten onbenoemd liet, kon het door veel van zijn toehoorders gretig worden opgepikt als instant-absolutie. Een aflaat, gratis en het kost ons niets.
Het kwaad, dat zijn namelijk gewoon de anderen. Zijn alleen die mensen dáár, die het over Marokkanen hebben. Het kwaad in onszelf, dat zijn zij.
Een bijtende paradox van Grunberg, die ons het zicht ontnam op al die andere, bittere parten van dezelfde bittere waarheid. Opdat wij niet hoefden verteren dat het ook over ons ging toen ze het over Riffijnen en over Tutsi’s hadden, dat het ook over ons ging toen ze het over Bengalen hadden, en over Rohingya en Oeigoeren, en dat het zéker ook over ons ging toen ze het over Jezidi’s hadden.
Want nog geen zes jaar geleden, vanaf 2014, reisden tientallen Nederlanders naar Syrië om mededaders te worden in een genocidaal systeem. Met welke woorden, welk gif begonnen hun misdaden? Het bleef ongenoemd.
En het ging over ons, toen ze het over Fortuyn en Van Gogh en over cartoonisten hadden; het ging over ons toen ze het over homo’s hadden en over moslims, en het ging over ons toen ze het over joden hadden. Want ja, het gaat ook nog steeds, alweer, ook vandaag, nog altijd over joden.
Wat is het in ons?
Het bleef liggen in de oorverdovende stilte na Grunbergs woorden.