We zien de laatste jaren dat ondanks het opkrabbelen van de economie na de financiële crisis, de burgers hier nog steeds niet zo veel van merken. Opvallend dat een meerderheid van de Tweede Kamer steeds kiest voor maatregelen waarbij de economie groeit maar het besteedbaar inkomen achterblijft. Zo opvallend dat we eens verder kijken naar hoe dergelijke keuzes worden gemaakt door de politiek.
We zien een steeds terugkerend patroon. Er komt een plan of voorstel: losstaand wetsvoorstel, plannen van het kabinet bij Prinsjesdag of een verkiezingsprogramma. Vervolgens wordt het voorstel doorgerekend door het Centraal Plan Bureau (CPB) met als uitkomst een inschatting wat het voorstel voor de economie zal betekenen. Tot slot wordt er gestemd waarbij uiteindelijk, met hier en daar een amendement, gekozen wordt voor die variant die het beste is voor de economie.
De politieke partijen blijken hierbij wel erg gevoelig te zijn voor de uitkomsten van de CPB doorrekeningen. Geen enkele partij wil een standpunt innemen dat volgens de berekeningen zou leiden tot een lagere economische groei.
‘’Bij de verkiezingen laten politieke partijen hun plannen doorrekenen door het CPB. Als de economen van dit instituut stellen dat het programma de economie schade zou berokkenen, kan de partij een positieve uitslag wel vergeten.” (uit: Fantoomgroei, van Sander Heijne en Henk Noten)
Als je kijkt naar het handelen van de politiek lijkt economische groei wel het centrale doel van de partijen te zijn. Zijn er dan geen andere doelen? Klimaat, dierenwelzijn, Nederlandse cultuur, ouderen, welzijn?
Zou juist een democratie niet gericht moeten zijn op het welzijn van mensen? Wat we nu hebben is een planbureaucratie in plaats van een democratie. Om opnieuw Heijne en Noten te citeren: “Wat geeft deze economen [van het CPB, red.] het gezag om te definiëren wat waardevol is voor onze samenleving?”
Soms voorspellen de CPB-doorrekeningen op een ogenschijnlijk economisch neutraal voorstel toch een negatief effect op de economie. Dit is een reden om eens verder te kijken naar de ‘intelligentie’ achter de berekeningen. Het blijkt dat het CPB in het microsimulatiemodel voor de analyse van wijzigingen in de inkomstenbelasting uitgaat van de aanname “Meer werkenden leidt tot een hogere welvaart.’’
Overdenk deze aanname eens: het CPB beoordeelt bijvoorbeeld belastingheffing op gezinnen als gunstig voor de economie. Iedereen die zorgtaken heeft, mantelzorger is of als vrijwilliger bijdraagt aan klimaat, dierenwelzijn of veiligheid wordt eveneens gedwongen om te gaan werken voor loon. Het komt niet tot uiting in de modellen dat al die (zorg)taken dan elders op commerciële wijze ingevuld moeten gaan worden. Dat de zorgkosten exploderen is dan ook een logisch gevolg. Net als de toename van het aantal eenzame ouderen. Dat lijkt mij heel onwenselijk. Deze aanname is daarom eenzijdig en beperkt.
Is de aanname “Meer werkenden leidt tot een hogere welvaart” daarnaast inhoudelijk wel juist? In een periode dat er schaarste is aan arbeidskrachten is dit inderdaad zo. Elke arbeidskracht die dan instroomt op de arbeidsmarkt draagt uiteindelijk bij aan de economie. Een rijkere economie betekent een hogere welvaart.
Toch zijn er twee belangrijke kanttekeningen. De eerste is dat in tijden van economische recessie waarbij er veel ontslagen zijn, de werkloosheid juist toeneemt als er arbeidskrachten op de arbeidsmarkt instromen. Dan heeft het juist een tegengesteld effect en zouden vrijwilligers en mantelzorgers juist de overheidskosten beperken.
De tweede kanttekening is dat we in transitie zijn naar een maatschappij waarbij niet meer de arbeidskrachten de belangrijkste bron zijn van economische winst. Digitalisering en robotisering worden meer en meer de belangrijkste bron van economische winst. Laaggeschoold werk vervalt door robotisering en hooggeschoold werk vervalt door digitalisering waardoor denkkracht steeds meer wordt vervangen door de rekenkracht van computers. Hooggeschoolde arbeid wordt naar verwachting voorlopig nog vervangen door andere arbeid. Laaggeschoolde arbeid is steeds minder nodig.
Daarmee vervalt meer en meer de rol van arbeid en verliest de aanname “Meer werkenden leidt tot een hogere welvaart” haar geldigheid. Als de laaggeschoolde arbeiders geen werk meer kunnen vinden leidt dit tot een splijtzwam in de maatschappij met onvrede en opstand.
Samengevat is de aanname achterhaald, de modellen van het CPB daarmee ouderwets en de uitkomsten van de CPB-doorrekeningen uitermate schadelijk voor de burgers van Nederland. In plaats van deze aanname moeten we gaan sturen op directe economische groei waardoor we juist minder hoeven te werken.
De hang van de politiek naar economisch voordeel als centraal doel, in combinatie met het gebruik van een onjuiste aanname, heeft grote gevolgen. Daardoor worden keer op keer de burgers benadeeld en de bedrijven bevoordeeld. Daardoor is er onvrede en neemt de aanhang van populistische partijen toe. Daardoor hebben gezinnen het financieel zwaar en komt als we niet oppassen bij de verkiezingen, de rekening van de coronapandemie bij de burgers terecht.
Nog veel erger is dat armoede in gezinnen ook leidt tot zorgen in gezinnen. Zorgen die weer direct en indirect leiden tot een groeiende vraag op het gebied van gezondheidszorg en jeugdhulp. Het is ironisch dat we door beleidsmatig te sturen op economische groei, juist de maatschappelijke kosten zien toenemen. We moeten ons meer bewust zijn van de directe en indirecte effecten van armoede!
Wat hebben we aan grote bedrijven in Nederland als de burgers zelf ongelukkig zijn? Laten we weer economie gaan zien als middel om welzijn voor de burgers te bewerkstelligen. En daarnaast de modellen van het CPB aanpassen aan de waarheid zodat niet meer onterecht, op basis van een aanname, burgers worden benadeeld en in hun vrijheden worden beperkt.
Meer lezen
Een uitgebreidere paper over dit onderwerp door Martijn Hofman
Uitleg van de berekeningen van CPB