Nu het gesprek van de dag dankzij de spreidingswet opnieuw wordt gedomineerd door grootschalige immigratie, valt mij een negatieve tendens op. Hoewel (harde) tegenstellingen geen probleem hoeven te zijn, zie ik geen dialoog, veel negatieve generalisaties en vooral ongegronde beschuldigingen richting degenen die kritisch staan tegenover deze ontwikkeling.
Het debat lijkt geïnfantiliseerd tot het punt dat voorstander zijn van de spreidingswet ook betekent dat iemand voor (asiel)migratie is, en tegen de wet zijn betekent dat iemand tegen (asiel)migratie is. Natuurlijk zijn er veel meer posities en nuances. Denk aan de grote groep die zich zorgen maakt over het afwijken van ons democratisch gedachtegoed, omdat de wet in hun ogen de signaalfunctie, het maatwerk en het lokale draagvlak van gemeentes ondermijnt. Of de grote groep mensen die vindt dat de wet een vorm van symptoombestrijding is. Zij krijgen beiden weinig erkenning.
Wordt iemand dan vervolgens eenmaal beoordeeld als “tegen” (asiel)migratie, of dit nu terecht of onterecht is, dan wordt dat vaak afgedaan als een gebrek aan empathie, een vorm van egocentrisme of zelfs een vermeend superioriteitsgevoel. Terwijl dit als we de discussie breder bekijken enkel een simplificatie van de complexe realiteit waarin mensen dagelijks leven lijkt te zijn.
Bijna iedereen is in staat om een ander in nood te helpen, of het nu gaat om een buurman die hulp nodig heeft bij het tillen van zware boodschappentassen of om een internationale gemeenschap die op zoek is naar een veilige haven. Het feit dat velen kritiek uiten op grootschalige immigratie betekent niet dat zij fundamentele waarden van mededogen en empathie verwerpen. Het betekent eerder dat zij bezorgd zijn over de manier waarop deze immigratie in de praktijk wordt gebracht en welke impact dit heeft op de samenleving.
In Nederland zien we een zorgwekkende trend: de sociale cohesie verslechtert, waardoor we dreigen te veranderen in een ‘low-trust society’. Rijen voor voedselbanken worden langer, de koopkracht neemt af en er is een groeiende angst voor de toekomst. Als inwoners dan zien dat de hulpvraag, maar ook de problemen onder de huidige bevolking toenemen, en aan de andere kant zien dat er nieuwe hulpbehoevenden worden binnengelaten, baart dit ze zorgen. Deze zorgen zijn geen uiting van egoïsme of haat, maar eerder een uiting van bezorgdheid over de maatschappelijke gevolgen van een beleid dat niet voldoende rekening houdt met de impact op de samenleving als geheel.
De meest voorkomende polarisering in de brede discussie is misschien wel de implicatie dat het gevoel van veiligheid van mensen bovengemiddeld wordt aangetast door (asiel)migranten. Waar dit vaak wordt ontvangen als verhuld racisme, een selectieve vorm van kijken of een aanval op de integriteit van individuele immigranten, zoeken de mensen die dit benoemen eerder erkenning voor ervaringen die ze zelf vrij direct hebben meegemaakt en zoeken ze erkenning voor de uitdagingen die ontstaan wanneer nieuwe groepen mensen met verschillende achtergronden samenkomen. Daarbij zijn ze vaak principieel ingesteld als het aankomt op goed gedrag in ruil voor de goodwill van de gemeenschap die Nederland vormt. Het is cruciaal om deze zorgen serieus te nemen en niet af te doen als een gebrek aan empathie.
Het is belangrijk dat het debat over immigratie wordt gevoerd met nuance en begrip voor elkaars standpunten. Het wegzetten van tegenstanders van immigratie als harteloos doet geen recht aan de complexiteit van dit vraagstuk. Erkenning van de legitieme zorgen die mensen hebben, zonder meteen te vervallen in beschuldigingen van gebrek aan empathie, is een essentiële stap naar een constructiever gesprek.
Laten we streven naar een beleid dat recht doet aan zowel de behoeften van degenen die hulp zoeken als aan de belangen van de samenleving die hen verwelkomt. Empathie mag nooit worden ingezet als een wapen om legitieme zorgen de mond te snoeren, maar moet dienen als de basis voor een inclusief en respectvol debat over de toekomst van ons land.