In zijn opiniestuk Het dedain van de kosmopolitische klasse beschrijft Steven van der Jagt op een herkenbare manier het proces waarmee verschillende bevolkingsgroepen elkaars levensstijl en cultuur beschouwen – en hoe zij die binnen de ‘eigen’ groep van een, al of niet onuitgesproken, waardeoordeel voorzien.  

Herkenbaar, zeker. Je voelt je nu eenmaal onderdeel van een groep juist vanwege de gemeenschappelijke kenmerken, denkbeelden of levensstijl die je deelt en waarmee je je als groep onderscheidt van anderen. Dat geldt ongetwijfeld ook voor de ‘kosmopolitische klasse’ waartoe Van der Jagt zichzelf (en voor het gemak ook maar gelijk alle beleidsmakers) rekent. Terecht wijst hij op het fenomeen dat de identiteit van een groep gepaard kan gaan met superioriteitsdenken, en dat dit kan omslaan in dedain. En dat is zeker geen vruchtbare bodem voor goed beleid. Tot zover eens met de analyse. 

Misschien dat leden van de ‘kosmopolitische klasse’ zichzelf in het verdere artikel herkennen. En de waarschuwing ter harte nemen dat zij als heersende klasse óók rekening moeten houden met het ‘volk’, dat nu eenmaal het liefst in volkse wijken bij elkaar woont en niets moet hebben van al die kosmopolitische nieuwlichterij. Dat zij de wereld niet teveel naar hun hand moeten zetten tegen de wens van het volk in. Maar juist dat zou ik dan van dedain vinden getuigen. En ik herken in de beschrijving van de situatie in Utrecht ook niet de superieure kosmopolitische hand die wordt gesuggereerd. 

Van der Jagt schetst een beeld van volkswijken die bewust worden ontmanteld, omdat plaatsgemaakt moet worden voor (dure) koopwoningen, zonder dat aan de oorspronkelijke bewoners een alternatief wordt geboden en zonder dat hun mening wordt gevraagd. Omdat volkswijken niet meer mogen bestaan van de kosmopolieten in het stadsbestuur en de woningcorporaties, vanuit een misplaatst, door dedain ingegeven maakbaarheidsdenken.

Ik stel daar kort een andere werkelijkheid tegenover. In vergelijking met veel andere steden kent Utrecht van oudsher een bijzonder hoge concentratie van sociale huisvesting in slechts een handjevol wijken. Overvecht en Kanaleneiland zijn het meest in het oog springend. Daarbuiten is het corporatiebezit in de goedkoopste sector in slechts een paar andere, oudere buurten geconcentreerd. 

Dat is het gevolg van keuzes uit het verleden (van ver vóórdat de kosmopolitische elite zijn intrede deed). Het is wél de reden waarom de financieel minst draagkrachtige inwoners op dit moment juist vaak in deze ‘concentratiewijken’ terechtkomen; daar zijn eenvoudigweg de meeste (en vaak enige) betaalbare woningen te krijgen. 

Tegelijkertijd neemt de druk op sociale huisvesting toe. Bijvoorbeeld door beleidswijzigingen in de langdurige zorg en GGZ onder de noemer ‘extramuralisering’. Daardoor komen cliënten die voorheen in instellingen woonden steeds meer zelfstandig te wonen in ‘de wijk’. 

Ten tweede neemt de druk op de maatschappelijke opvang toe: het aantal daklozen in Nederland stijgt, en hen willen we het liefst zo veel en zo snel mogelijk toeleiden naar een zelfstandige woning. In de tussentijd worden zij opgevangen in nachtopvang, hostels en voorzieningen voor maatschappelijke opvang, die óók ergens in de stad geplaatst moeten worden. 

Dan zijn er nog jongvolwassen in een kwetsbare positie, statushouders, en andere groepen die om welke reden dan ook aangewezen zijn op goedkope huurwoningen. Uiteraard wordt steeds gekeken naar de woningcorporaties. En, dus, elke keer weer, naar die paar wijken waar de goedkope woningen staan. 

Er zijn zeker wijken waar de saamhorigheid groot is, en waar bewoners het liefst dicht bij elkaar willen wonen met bekenden en familie. Maar dat is slechts één kant van het verhaal. 

Er zijn ook wijken waar bewoners de kwaliteit van wonen onder de maat vinden. Door een te hoge concentratie van bijzondere doelgroepen, lage inkomensgroepen, slechte kwaliteit van woningen en dito onderhoud. Waar steeds minder mensen wonen die daarvoor hebben gekozen, en steeds meer mensen omdat zij er niet weg kunnen. 

Dagelijks worden medewerkers van gemeente, woningcorporaties, zorginstellingen, bewonersgroepen daarmee geconfronteerd en zijn ze met elkaar bezig om de juiste antwoorden te vinden op een veranderende samenleving. Er wordt veel geïnvesteerd in verbeterprojecten, groot onderhoud, leefbaarheidsinitiatieven. Maar er valt wat voor te zeggen om met het oog op de toekomst óók naar andere wijken te kijken. Om stappen te zetten om de balans in de stad terug te krijgen. En dus om de samenstelling van wijken wél te veranderen. 

Dat is een kwestie van visie. En over die visie kun je van mening verschillen. Net als over de uitvoering. Want natuurlijk kan er heel veel beter. En ja, er is terecht veel onvrede bij veel burgers over de absurde afstand tussen beleidsmakers en ‘echte mensen’. Maar laten we het dáár dan over hebben. Laten we het hebben over het onvermogen van beleidsmakers om alle belangen in de samenleving goed te overzien. Over hoe we het gesprek over welke kant we op willen dan wél breed genoeg kunnen voeren. 

Wat mij betreft doen we dat in elk geval door het over de inhoud te blijven hebben. En niet door de discussie te vertroebelen met wij-zij denken. En al helemaal niet door anderen op te roepen terughoudend te zijn om hun eigen visie verder te brengen door die visie bij voorbaat verdacht te maken. Elitair dedain versus Het Volk. Dat is tekentafel-ideologie. 

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.