Afgelopen week verschenen er twee nieuwsberichten over Nederlandse ministers en Europa: Carola Schouten vroeg de EU om steun voor de sierteelt en Wopke Hoekstra kreeg knallende ruzie met ambtgenoten uit Zuid-Europa over het weigeren van steun aan deze landen en het oprichten van eurobonds, waar Ron Stoop eerder een artikel over schreef.
De discussie over eurobonds bevindt zich niet in een vacuüm. De twee berichten die ik noemde lijken misschien los van elkaar te staan, maar zijn dat niet: de sierteelt is een van de vele sectoren in Nederland die zwaar afhankelijk zijn van export – en een flink deel daarvan komt voor rekening van Zuid-Europa. Het Nederlandse handelsoverschot – hoeveel we meer exporteren dan importeren – lag in 2018 op 81 miljard euro (10 procent van het bbp). Belangrijke oorzaken voor dat overschot: een voor Nederland goedkope euro, vrije toegang tot de Europese interne markt en de collectieve onderhandelingskracht van de EU.
Het handelsoverschot
Het handelsoverschot van Nederland is het handelstekort van andere landen: voornamelijk de Zuid-Europese landen waar Wopke Hoeksta zich zo populair heeft gemaakt. De handel binnen de EU als geheel is redelijk in balans: de EU exporteert ongeveer net zoveel als het importeert. Maar binnen de EU zijn de verschillen groot; landen als Nederland en Duitsland exporteren vooral, lidstaten als Griekenland en Italië importeren. Voor de invoering van de euro konden zuidelijke lidstaten door hun munt te devalueren hun export concurrerender maken, nu kan dat niet meer. Dankzij de euro zitten deze landen met een relatief dure munt en Nederland en Duitsland met een goedkope munt.
Op het eerste gezicht lijkt het alsof Nederland zich in een zeer gunstige situatie bevindt dankzij dat handelsoverschot: in de VS is het handelstekort grote aanleiding voor nervositeit en een minderwaardigheidscomplex waar Trump handig van gebruik heeft kunnen maken. Opeenvolgende kabinetten Rutte hebben dan ook weinig maatregelen genomen om het handelsoverschot te beperken, ondanks oproepen vanuit de EU (als onderdeel van het Europees Semester) en van voorname economen als Joseph Stiglitz in De Euro. Een voorbeeld van zo’n maatregel is het opdrijven van het loonniveau door verhoging van het minimumloon en salarissen in de publieke sector: de Nederlandse export zal duurder worden maar Nederlandse consumenten hebben meer te besteden en de binnenlandse afzetmarkt groeit.
De gunstige situatie in Nederland is bedrieglijk: het maakt ons bij uitstek afhankelijk van internationale handelsketens en ontwikkelingen elders. Bij economische schokken bij onze handelspartners is er maar een beperkte nationale markt om op terug te vallen. Als de economie in Zuid-Europa verder ineenvalt krijgen naast de sierteelt onvermijdelijk andere Nederlandse sectoren en ondernemers problemen. Terwijl Duitsland ook veel exporteert naar landen buiten de EU, fungeert Nederland eerder als tussenpersoon en komt ons handelsoverschot voornamelijk van EU-landen. Italië en Spanje zijn exportland nr. 6 en 7 voor Nederland. En als deze landen omvallen heeft dat ook zeker consequenties voor Duitsland (nr. 1) en Frankrijk (nr. 4).
Recyclen van het handelsoverschot
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog begreep men in Amerika – middels de grote econoom John Maynard Keynes – dat als men de economie in Europa niet aan de praat zou krijgen, dit in niemands belang was. De nieuwe vrede zou in ieder geval niet lang duren. Door middel van de Marshallhulp werd het Amerikaanse handelsoverschot gerecycled: met de opbrengsten over Amerikaanse exporten werden leningen verstrekt en giften gedaan aan Europa. Met een deel van het geld kochten Europeanen Amerikaanse producten, maar met een deel werden ook banen in Europa gecreëerd. Ondertussen werd er ook een verzorgingsstaat opgebouwd. Het handelsoverschot dat Amerika met Europa had daalde. Maar Amerika had wel een stabiele handelspartner die zichzelf kon ondersteunen. Net als tijdens de heropbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog zullen schulden – en giften – in de heropbouw na corona onvermijdelijk zijn. En om de rente beperkt te houden zijn eurobonds daarvoor een uitstekend instrument.
Aan het onderschrijven van schuldinstrumenten als eurobonds is Nederland eventueel geld kwijt, en aan het onvermijdelijk kwijtschelden van schulden nog veel meer. Het is niets vergeleken bij het Nederlands handelsoverschot en de banen die we aan de export danken. De alternatieven naast schulden zijn beperkt: het eerste is geld bijdrukken, bijvoorbeeld door de asset purchase programs van de ECB. In de huidige vorm blijft er teveel geld aan de strijkstok hangen. Een voorstel van o.a. Positive Money is om deze programma’s te hervormen tot helikoptergeld (zoals ook aangehaald door Ron Stoop): het zorgt ervoor dat het geld terechtkomt bij consumenten en dat mensen meer te besteden hebben en schulden kunnen afbetalen. Maar ga je er ook een handelstekort mee oplossen? Bouw je er een binnenlandse industrie mee op en zal de werkgelegenheid toenemen?
Het tweede alternatief zijn belastingen, zoals ook voorgesteld door Ron Stoop. Hogere belastingen moeten zeker onderdeel zijn van het pakket: belastingen op winst, dividend, vormen van inkomen uit kapitaal. Maar opbrengsten van deze belastingen tijdens een crisis zijn beperkt: ze leveren vooral geld op tijdens hoogconjunctuur om schulden af te betalen. De belastingen die Stoop noemt zijn ook notoir qua belastingontwijking en -ontduiking. Zolang bedrijven via Nederland, Luxemburg en Ierland hun belastingen ontwijken zal het Zuid-Europa ook weinig opleveren. Andere belastingverhogingen leggen de belastingdruk bij bedrijven en consumenten die geen PriceWaterhouseCoopers of Intertrust kunnen betalen en zullen de economische groei, nivellering en heropbouw alleen maar verder remmen.
Eurobonds geen panacee
Ik ben het oneens met Ron Stoop waar hij beweert dat Nederland niet kan rekenen op steun bij een private schuldencrisis. Europese noodsteunprogramma’s als het European Financial Stabilisation Mechanism en het European Stability Mechanism hebben dit soort rollen ook eerder volbracht. Ook in Spanje was bijvoorbeeld sprake van een schuldencrisis gedreven door privéschulden, met lage staatsschuld en de hoogste begrotingsoverschotten van Europa. Het EFSM is ook zeer geschikt voor dat soort scenario’s. Let wel: deze steun zal onvermijdelijk verbonden zijn aan voorwaarden als het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Een hervorming waar Brussel al langer op hamert maar waar ‘braafste jongetje van de klas’ Nederland zich altijd weinig van heeft aangetrokken.
Ik ben het met Ron Stoop eens dat we ons niet moeten blindstaren op eurobonds: ze zijn slechts één instrument van een veel bredere en diepere hervorming van de Europese Unie die Zuid-Europese landen minder afhankelijk moeten maken van schulden. Wellicht het grootste risico van dit moment is dat eurobonds worden ingevoerd – met een aantal Stabiliteits- en Groeipactachtige voorwaarden om Duitsland en Nederland gerust te stellen – en dat politieke actoren dan denken dat de klus is geklaard. Een voorbeeld van de Europese Unie ‘failing forward’: de EU doen het minst noodzakelijke en lidstaten geven de EU net genoeg competenties om de vorige crisis op te lossen, maar niet genoeg om de volgende te voorkomen.
Wat de Europese Unie nodig heeft zijn nieuwe automatische stabilisatoren – de rol die de munteenheden ooit vervulden – om zo handelsoverschotten en -tekorten uit te balanceren. Een voorbeeld is een Europees Monetair Fonds gebaseerd op het recyclen van handelsoverschotten: landen met handelsoverschotten (die profiteren van de interne markt) betalen dit EMF, landen met handelstekorten ontvangen investeringen, leningen en giften uit het fonds. Dit was ooit het voorstel van John Maynard Keynes bij Bretton Woods in 1944.
Het eerlijker en stabieler maken van de Europese Unie is niet alleen een kwestie van solidariteit met onze mede-Europeanen, al zou dat ook genoeg moeten zijn en rekenen we op solidariteit voor onze sierteelt en patiënten op overvolle IC’s. Het is ook een kwestie van eigenbelang: onze economie is gebaat bij stabiliteit binnen onze exportpartners en bij een niet al te afhankelijke positie van de export. Als handelsland profiteren we ook niet van geruzie. De zwakheden van de Nederlandse economie gaan ons in de aankomende crisis meer pijn doen. Voor de sierteelt was er geen solidariteit vanuit EU dankzij Hoekstra’s geruzie. Laten we hopen dat Nederland in de toekomst constructief kan gaan werken aan een sterkere EU, en zo genoeg krediet kan opbouwen zodat er voor andere sectoren die gaan lijden onder deze crisis wél steun kan komen.
Foto: Sabine van Erp