De vrijescholen groeien en bloeien in Nederland. Het zijn scholen die teruggaan op de antroposofische ideeën van Rudolf Steiner, waarbij de emotionele ontwikkeling van kinderen belangrijker wordt gevonden dan de intellectuele. Zo leren zowel jongens als meisjes daar breien. Het zijn vooral hoogopgeleide witte ouders die hun kinderen naar een vrijeschool sturen. Die hebben kennelijk het idee dat hun kinderen het op school vooral leuk moeten hebben, en dat die kinderen er maatschappelijk toch wel zullen komen.

Vrijescholen zijn daardoor witte scholen, en het is de vraag of je daar blij mee moet zijn. Nieuwsuur vroeg onlangs aan ouders van vrijeschoolkinderen of dat wel past in een multiculturele samenleving. Ze antwoordden enigszins besmuikt dat ze ook graag zouden zien dat de populatie van de school gemengder was, maar ja, het was niet anders. Maar waarom eigenlijk niet? Waarom sturen ouders met een migratieachtergrond hun kinderen niet naar een vrijeschool?

Ik ben een grote fan van het onderzoek van Geert Hofstede. In Allemaal Andersdenkenden beschrijft hij verschillende dimensies waarnaar je culturen kunt onderscheiden. Een daarvan is feminien vs. masculien. Masculien staat voor prestatie- en carrièregerichtheid, feminien voor gerichtheid op samenwerking en zekerheid. Uit enquêtes blijkt dat Nederland behoort tot de meest feminiene landen, samen met landen in Scandinavië, Daar sluiten de waarden van de vrijeschool goed bij aan.

Mensen in landen als Marokko en Turkije, maar ook België en Frankrijk, zijn veel masculiener. Immigranten uit die landen zullen zich dus veel minder herkennen in de waarden van de vrijeschool en hun kinderen naar andere scholen sturen, die daardoor nog ‘zwarter’ worden dan ze al waren.

Is dat nu in strijd met het ideaal van de multiculturele samenleving?

Strikt genomen niet. In een multiculturele samenleving heb je verschillende groepen met een eigen cultuur. Die cultuur kan tot uitdrukking komen in taal, godsdienst, waarden, kleding en eetgewoonten. Dat laatste is het minst problematisch: de multiculinaire samenleving kan met recht als een verrijking worden beschouwd.

Culturele minderheden vormen zich vanuit het beginsel soort zoek soort. Begin jaren tachtig – opa vertelt – probeerde het gemeentebestuur van Rotterdam migranten te spreiden door te bepalen dat er per portiek slechts twee woningen aan migranten mochten worden toegewezen. Daarbij ging men ervan uit, dat naarmate er in een buurt meer migranten woonden, die buurt ook aantrekkelijker zou worden voor andere migranten uit hetzelfde land en minder voor autochtonen.

De Raad van State wees deze maatregel echter af, omdat het discriminerend was. Segregatie was misschien ook wel onwenselijk, maar daar stond niets over in de Grondwet. Daarmee werd echter wel een basis gelegd voor het ontstaan van witte en zwarte wijken, wat het Rotterdamse gemeentebestuur probeerde te voorkomen.

Groepen met een verschillende godsdienst of een verschillend waardenpatroon zullen hun cultuur ook willen overdragen op hun zonen en dochters. Ze willen daarom dat hun kinderen het liefst omgaan met leeftijdsgenootjes uit dezelfde cultuur, ook op school. In Pluche vertelt Femke Halsema over haar bewuste poging om samen met andere witte ouders haar kinderen op een tot dan toe zwarte school te plaatsen. Zij ontmoetten hierbij veel wantrouwen van islamitische ouders, waardoor het experiment uiteindelijk is mislukt (p. 350).

Zo komen de vrijescholen dus goed van pas: die maken dat kinderen vooral omgaan met kinderen uit hun eigen cultuur, en daarmee het van huis uit meegekregen waardenpatroon bevestigen. Dat is dus niet in strijd met het idee van de multiculturele samenleving, het past daar juist bij.

Het bijzonder onderwijs is ontstaan en erkend in de tijd van de verzuiling, om godsdienstige ouders in staat te stellen hun godsdienst en bijbehorende waardenpatroon over te brengen op hun kinderen, en vervult nu die functie voor culturele minderheden. Het botst echter wel met een andere maatschappelijk ideaal dan dat van de multiculturele samenleving: dat van diversiteit. Daarbij is de wens dat maatschappelijke organisaties een afspiegeling van de samenleving zijn, of het nu gaat om geslacht, seksuele voorkeur, huidskleur of godsdienst. Dat zijn witte en zwarte scholen duidelijk niet. Wanneer wordt gevraagd of de vrijescholen passen in een multiculturele samenleving, wordt dus eigenlijk bedoeld of ze passen bij het streven naar diversiteit.

Het streven naar diversiteit en de multiculturele samenleving staan haaks op elkaar. Dat wil niet zeggen dat ze niet te combineren zijn, in die zin dat we op het ene terrein eigenheid van de groep kunnen respecteren en op het andere naar diversiteit streven: kerken en moskeeën behoren toe aan geloofsgemeenschappen, en zijn dus niet divers. In het bedrijfsleven daarentegen is diversiteit de norm. Politieke partijen zijn naar hun aard niet divers als het gaat om politieke oordelen. Die kunnen ook cultuurgebonden zijn, en daardoor zijn er nu ook partijen als DENK en Bij1 met een duidelijk etnisch stempel.

Bij culturele manifestaties is het publiek vaak ook weinig divers en wordt dat soms de makers verweten – althans, wanneer het publiek wit is, niet bij het Kwakoe festival. Maar ieder volgt zijn eigen smaak, en die is nu eenmaal vaak cultuurgebonden.

Het grootste discussiepunt is het onderwijs. Het systeem van bijzonder onderwijs zoals dat in de Grondwet vastligt, sluit in feite aan bij de multiculturele samenleving. Het faciliteert ouders bij het overdragen van hun eigen cultuur. Maar het bevordert ook dat bevolkingsgroepen los van elkaar opgroeien, zoals duidelijk blijkt uit het voorbeeld van de vrijescholen. Daar zijn overigens geen bijzondere scholen voor nodig: het gebeurt ook op zwarte scholen met een openbare of soms zelfs een katholieke of protestantse signatuur. Maar het bijzonder onderwijs en de daarmee samenhangende keuzevrijheid faciliteert het ontstaan van witte en zwarte scholen.

Je kunt van mening verschillen wat het zwaarste moet wegen: de vrijheid van ouders om op hun kinderen hun eigen geloof en waarden over te dragen, of het streven naar diversiteit binnen de scholen. Maar stel dat het systeem van bijzondere scholen niet al bestond, zou er dan veel steun zijn om het nu alsnog in te voeren? Ik denk het niet, want het zou algemeen gezien worden als een stap terug in het streven naar diversiteit.

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.

Vorig artikelEwald Engelen: ‘Arbeidsmigratie is peanuts. De olifant in de kamer is kapitaalmobiliteit’
Volgend artikelLaat je gemeenschap niet je geloof bepalen
Paul Bordewijk (1943) was onder andere wethouder in Leiden voor de PvdA. Hij publiceert regelmatig over politiek en bestuur in verschillende media, op dit moment vooral in Socialisme & Democratie en het digitale magazine De Leunstoel.